Maria del Monte

column Regiobode 11 april 2007
Tuurlijk. ‘t Leven begint bij veertig. Tegen de tijd dat je je eerste tien ‘levensjaren’ er op hebt zitten, gebeurt er echter iets ingrijpends: je wordt vijftig! ‘Verdorie’, hoor je jezelf denken, waar bleef dat gouden decennium nu ineens. In je omgeving vang je ongewild het woord Sara net iets te vaak op. Je wordt soms midden in de nacht wakker uit een nare droom, waarin je gezin, bijgestaan door al die fijne vriendinnen en vrienden van je een grote pop in bloemetjesjurk bij je voordeur hebben geparkeerd. Het spandoek aan de gevel ontbreekt uiteraard niet: Marion 50! Toeter voor Sara! Het angstaanjagendste is dat je er het huis voor hebt: flinke portiek voor die rotpop en een balkon aan de voorkant voor dat spandoek. Ze zullen het toch wel uit hun hoofd laten, hoop je moedig. Maar het feit dat je er van droomt, leg je uit als betekenisvol. Uiteraard ontgaat het gesmiespel tussen je man en je dochters je niet en ook die onverklaarbare ‘verkeerd verbonden-telefoontjes’ van de laatste tijd zeggen je genoeg. Er wordt een feest voor je georganiseerd, zeggen ze ter geruststelling en daar moet je het dan maar mee doen. Op zich heb je er wel zin in; dat feestje. Alleen de aanleiding... wat moet je er mee. Vijftig worden terwijl je zieleleeftijd nog zoveel lager ligt. Maar goed, kijk eens om je heen, vertel je jezelf. Die man van je is inmiddels aan zijn tweede fitnessapparaat toe en kuurt voor de zoveelste keer een modieus dieet om de jaarringen om zijn middel te laten slinken. Toen jullie elkaar leerden kennen was hij de veelbelovende academicus al moest hij zijn studie nog wel afmaken om die belofte in te lossen. Bij je huwelijk haalde je baas dat even fijntjes aan. Jij had een baan en kon je een Fiatje Panda veroorloven. Daar zat je zelf al snel niet meer in omdat de jonge onderzoeker het land doortrok, op zoek naar de wetenschap. Guillôme du Rechèrche noemde hij je kersverse man, schertsend: Giel de onderzoeker. Jij was in zijn montere felicitatietoespraak Maria del Monte, de gemotoriseerde muze die nu op de fiets naar het werk kwam. Je meisjesnaam van den Berg hield je aan. Dat paste bij je verlangen naar autonomie ook al had je je auto ingeleverd. Nu hadden jullie ieder een auto; bewijs dat er carrières gemaakt waren. En er jaren verstreken waren. Dat kon je ook goed aan je beide dochters zien. De oudste zat nu volop in de aanloop naar haar VWO-examen. Je twijfelde geen moment of dat zou helemaal goed komen. Je vurigste wens was dat zij daar zelf wat minder twijfel over zou hebben. Iets meer zelfvertrouwen, iets minder ‘zwaar’ in het leven staan: dat gunde je haar. Maar kijk eens naar jezelf, hield je je dan voor. Wat lijken we op elkaar in onze aarzeling of het leven wel voldoende voor ons in petto heeft. ‘Leuke gedachte zo rond je vijftigste’, schamperde je die gedachte, niet zonder zelfspot, aan de kant. Hoe anders was je jongste. Als baby al een ‘lachebek’ en eigenlijk nooit anders geworden. Die keek naar het leven als een glas dat half vol was al moest ze gezien het tijdsgewricht nu ook de ogenschijnlijk onaangedane lijzige puber lijken. Maar zoveel onbezorgder en gemakkelijker levend. Een voorbeeld voor jezelf, hield je je wel eens voor. Nu was dat stel dus bezig een feestje voor je te organiseren. Benieuwd wat dat ging worden, was je intussen wel. Het valt mee, beste Maria del Monte. Je vrienden zijn gevraagd een bijdrage te storten voor een mooie cd-speler voor op je werkkamer. En of we dan ook een nummer willen noemen voor op jouw 50-plus-cd, die ze voor je branden. Mij schoot meteen ‘Het lied van de werkende jeugd’ van BOTS te binnen. Als herinnering aan onze linkse jeugd waarin we elkaar leerden kennen. Oja, en of we ook een stukje met wat herinneringen aan jou wilden schrijven, dat bij dat liedje paste, vroegen man en kroost. Nou, Maria: bij deze. En heel veel felicitaties.
Nel Son