column Regiobode 20 mei 2009
Karin Bloemen, Herman Finkers, Youp van ‘t Hek, André Rieu en uiteraard Tineke Schouten. Ze hadden hem allemaal al gebeld. Hun boodschap was steeds dezelfde. Beste Frank, zeg het maar! Wanneer komt het jou uit in je Dierense theater. Wij passen er ons speelschema wel op aan. Vanaf het blije moment dat het nieuws naar buiten sijpelde dat zijn Sprookjestheater eindelijk subsidie kreeg om een goede programmering te maken, stond de telefoon niet meer stil.Ook de tweede garnituur artiesten zoals Theo Maassen (“In het plat Dierens? Ik ga gelijk oefenen!”), Jan Smit (“Ik zeg er ieder kermisoptreden voor af, Frank!) en Marco Borsato (“Bij jou zijn de stoelen al rood!”) hield de schouwburguitbater lange nachten uit zijn slaap. Het slaapgebrek kostte hem een extra bestelling aan schmink om de planken van zijn eigen theater nog enigszins sprookjesachtig te kunnen bespelen. Geen wonder, als we beseffen wat de geestelijk vader van Kwiebus en Snoezepoes de afgelopen maanden had moeten doorstaan. Eerst die tegenvallende recettes omdat al die ouders hun kinderen liever een middag voor Jettix parkeren dan met ze naar een verantwoorde kindervoorstelling te komen. Tegelijkertijd lieten een paar sponsors weten hun duurverdiende euro’s te willen besteden aan de afvloeiingsregelingen voor hun personeel in plaats van aan een miniscule vermelding op de website van zijn Sprookjestheater. En tot overmaat van ramp raakte hij daarna in het kip-of-ei gevecht met Rhedens wethouder Elsenaar van Cultuur. Die ondernemer-politicus hield hem ijskoud de marktconforme redenering voor dat je eerst moet investeren om geld te kunnen verdienen. Terwijl hij toch heel zijn artistieke leven gewend was om vooraf subsidie te krijgen om er vervolgens geen cent aan over te houden. Oef! Daar had hij wat slapeloze nachten naast zijn Snoezepoes over liggen tobben.Gelukkig had zij hem op een bleke voorjaarsmorgen aan het geweldige idee geholpen om een handtekeningenactie te beginnen. En hoewel het er niet meteen op leek dat Elsenaar er van onder de indruk was, hadden al die steunbetuigingen toch iets in beweging gezet. Ondertussen was zijn huurbaas de enige constante factor geweest in die lastige maanden. Die had gewoon in zijn koele zakelijke stelling volhard dat de huurpenningen voor de schouwburg betaald dienden te worden. De helderheid die hij daarmee voor Serliers toekomst schiep, was een baken van licht geweest in die donkere tijd. Niet betalen? Dan opdonderen! Inmiddels was de huurbaas over rente begonnen over de openstaande rekeningen en was hem de illegale verbouwing die hij voor het Filmhuis had laten uitvoeren ook opgevallen. Natuurlijk was het een argument van niks om tegen zijn huurbaas te zeggen dat het mocht van de wethouder. Die had immers geen donder te vertellen over de schouwburg. De wethouder had maar één machtsmiddel en dat waren de door de inwoners van Rheden opgebrachte subsidiecentjes. Gelukkig leek het er op dat Elsenaar daar nu mee over de brug wilde komen. Jammer dat hij het geld niet aan die sympathieke artiesten kon besteden die hem zo enthousiast opbelden. Ook zonder de rente over zijn achterstallige huurpenningen, kwam hij aan de 25 mille van Elsenaar al weer de nodige pecunia tekort.
Nel Son