column Regiobode 8 augustus 2007
Dat u en ik in een prachtige omgeving wonen, wisten we natuurlijk al lang. Maar dat ook onze voormoederen er zo over dachten, lees ik vorige week maandag in De Gelderlander. "Het gebied in de zuidelijke Veluwezoom werd in de negentiende eeuw Gelders Arcadië genoemd," schrijft Eddy van der Beek in mijn ochtendkrant. Eddy schuwt de deskresearch niet en citeert de Italiaanse schrijver Jacopo Sannazzaro. In 1490 schreef die in zijn boek Arcadia: 'Bossen en heuvels van een adembenemende schoonheid, vol dichtgebladerde bomen en duizenden soorten bloemen. Een kudde schapen loopt grazend in het groene veld. De schaapsherders scheren wol of melken het vee. Sommigen spelen op een fluit, anderen zingen daarbij. Achter een eik verscholen kijken naakte nimfen lachend naar een ram die rare capriolen uithaalt. Op dat moment verschijnen vier saters, met geitenpoten en hoorns op hun hoofd. Zachtjes sluipen zij door het struikgewas om de nimfen te verrassen.' Vult lekker zo’n citaat; een kunstje dat ik graag van Eddy afkijk. Tegelijkertijd zal ik nooit meer rustig door de Veluwezoomse bossen stappen, besef ik me, aangezien ik voortaan achter iedere eik een naakte nimf verwacht. En bedankt Eddy! Ook het schaapscheerdersfeest in Rheden kan ik niet meer met dezelfde ogen bekijken, nu ik Sannazzaro’s typering van schaapherders ken. En over die rare capriolen van Jacopo’s ram wil me een vreemde fantasie maar niet uit het hoofd. De werkweek kan raar beginnen na zo’n informatief stukje krant bij het ontbijt. Eddy laat mijn hoofd tollen in een artikel dat ingaat op plannen van het Gelders Genootschap. Die willen de versnippering van het landschap tussen Wageningen en Rheden tegengaan. Goed plan, bedenk ik me in eerste instantie en ook lekker voor die nimfen. Als je levenstaak eruit bestaat naakt van eik tot eik te gaan, dan kunnen er maar beter genoeg eiken staan, redeneer ik gemakkelijk met het Gelders Genootschap mee. Je koopt niks voor een Arcadië waarin je hele stukken in je nakie te kijk loopt voor de eerste de beste sater. Van verrassen, zoals de Italiaanse schrijver dat op het oog heeft, is dan weinig sprake meer, lijkt me. Bij een tweede kopje koffie schiet me een stukje krant van een paar maanden geleden te binnen. Dat ging over het idee om de afrit Velp van de A348 op te heffen. Met het verdwijnen van het talud waarop deze verbindingsweg naar de dorpenroute ligt, zouden diverse landschappen weer op een natuurlijke manier op elkaar aansluiten. Een ander argument om met de sloop van deze infrastructuur te beginnen, was dat de herten dan gemakkelijker de uiterwaarden van de IJssel zouden kunnen bezoeken. Het verlangen dat bij sommigen leeft om een hert met natte poten te zien, verontrust me in niet geringe mate. Het beeld is blijkbaar net zo sterk als de Arcadiaanse taferelen waarnaar het Gelders Genootschap streeft. Als deze ideeën zich vinden ontstaat een zorgelijke situatie, waarin we onze prachtige omgeving overhoop gaan halen om herten en nimfen, saters, rammen en schapen de vrije loop te geven. Om over fluitspelende en zingende schaapherders maar te zwijgen. Ik heb nog niemand horen vragen waar wij als bewoners van deze mooie streek dan dienen te blijven. Een volgende stap voor de natuurnymfomanen is namelijk het herstellen van stoffige landwegen, het in rustieke tooi optuigen van de rest van de leefomgeving en de terugkeer naar de economische omstandigheden van de vijftiende eeuw. Tuurlijk hebben de landheren van het Gelders Genootschap dan inmiddels hun intrek genomen in de fraaie buitenplaatsen die gemakkelijk met paard en wagen te bereiken zijn. Het blijft uiteraard uitkijken voor herten en saters. Van links hebben die voorrang.
Nel Son