Wip in Nijmegen

column Regiobode 19 november 2008
Er was en tijd dat alle kroegbazen Willem heetten. Deze ook en hij baatte de van Perzische tafelkleedjes voorziene buurtkroeg uit waar mijn nieuwe vriendje Henk en zijn kornuiten in de weekenden neerstreken. Willem leek volgens hen het meest op zijn rottweiler die hij in de keuken hield. Het beest, door zijn hondenras al niet bepaald slank uitgevallen, kon de kwalificatie moddervet gemakkelijk aan. Voor de rottweiler gold dat hij zo vet was omdat hij de afgewerkte frituurolie te drinken kreeg. Een hardnekkige roddel die het onder de kroegbezoekers altijd goed deed. Voor Willems omvang was de verklaring minder vergezocht. Die was gewoon een hele goede klant van zichzelf. Het cafĂ© lag aan de rand van een modern winkelcentrum in Henks geboortestad. Daar waar de tochtige winkelpromenades hun windaanvoer vandaan haalden, was tegenover de blinde muren met stalen deuren van de magazijnen Willems kroeg gevestigd. Een ongezelliger plek hadden de planologen niet kunnen bedenken. In onze tijden van alcoholmatigingsbeleid, zou je Willems vestigingsplaats een toonbeeld van ontmoediging noemen. Voor toen was het gewoon een kroeg waar de vrienden heen gingen als ze geen zin hadden om naar het centrum van de stad te fietsen. Het nummer dat Willem tegen sluitingstijd draaide om de laatste ronde aan te kondigen was van Rudi Carell. Daarin ging het om het uitlaten van een hond met in de tekst de zinsnede ‘Wie laat wie nu uit?’ Willem kreeg dan steevast de aanmoediging om de steekwagen klaar te zetten om aanstonds met zijn rottweiler een rondje door het verlaten winkelcentrum te gaan rijden. Een kroeg met zo zijn vaste grappen en tradities. Mijn Henk en zijn twee vrienden hadden de bijnaam ‘de drie musketiers verworven. Ze dronken hun biertjes aan een van de tafeltjes en voerden hun gesprekken met elkaar en niet met de andere vaste gasten aan de bar. Om de beurt liepen ze naar de toog om de glazen nog eens vol te laten doen. In combinatie met hun - in die jaren - nogal studentikoze uiterlijk, vormden ze een afwijkend maar geaccepteerd trio in het vaste klantenbestand van Willem. Zo nu en dan probeerde hij een gesprekje aan te knopen en op de hoogte te komen van hun persoonlijke wel en wee. Toen Henk en ik elkaar leerden kennen, bleef dat dan ook niet verborgen voor Willem. Niet geheel geografisch meer vast ter been, vatte hij het gegeven naar mijn Henk kortweg samen met de stelling: "Zo, dus jij hebt een wip in Nijmegen." Een uiterst onkiese samenvatting van de ontluikende liefde tussen mij en Henk, maar Willem was het type kroegbaas van wie je dergelijke kwalificaties al als hoogstaand accepteerde. Een kleine correctie volgde overigens enkele weken later. Henk had me van mijn ‘geuzentitel’ verteld en toen ik op een warme zomeravond voor het eerst met hem op Willems terras zat, zag hij zijn kans schoon voor een publieke bestraffing. Willem bracht onze bestelling naar buiten en Henk stelde hem aan me voor. "En dit, Willem, is nu mijn wip uit Nijmegen," voegde hij er aan toe. Willem schoot in een verontschuldigende kramp, maar verloor zijn kans om alles te ontkennen direct door er "Ooh, heb je dat doorverteld?!" uit te flappen. Ons honend gelach deed hem inzien dat excuses geen ander oordeel over hem tot stand zou brengen. Willem deed het enige wat kroegbazen in die tijd konden doen. We hebben het drankje op zijn kosten mogen nuttigen. De vele uren die ik later nog met mijn Henk in Willems kroeg heb doorgebracht, bleven we steevast een blik van ontzag van hem ontvangen. Hij zag een stel dat sterk bij elkaar hoorde en een dame waarmee niet te spotten viel. Dat had Willem dan toch maar goed gezien. Een man zijn naam waardig.
Nel Son