column Regiobode 17 juli 2006
Zouden de mannen de uitvinders van het vuur zijn? Volgens mij wel. Ergens in de koude oertijd is het ooit een kerel geweest die op een controleerbare manier met vuur wist om te gaan. Die kennis heeft de mensheid vervolgens nooit meer verlaten en nu zitten we met het fenomeen barbecue. Vooral de afgelopen warme weken slaat de geur van ontstoken houtskool me regelmatig op mijn ogen als het uit belendende percelen komt overwaaien. Binnen de groene omhelzing van mijn eigen achtertuin moet ik regelmatig toestaan dat ook mijn Henk gevolg wenst te geven aan wat de geschiedenis blijkbaar in zijn genen heeft verankerd: hij wil met vuur spelen. De barbecue aansteken, bedoel ik dan. Het roestige kreng dat ik een paar winters geleden in de tuin door weer en wind een natuurlijk dood had willen laten sterven, is door hem onder handen genomen. Het ontsiert nu al geruime tijd het terras door er een semi-permanente plek te claimen. Dat er af en toe een lapje vlees door mijn echtgenoot ter verkoling wordt voorgedragen, is nog tot daar en toe. Hij gaat zich echter, met het voortduren van de zomerse weersomstandigheden, meer en meer met de maaltijdplanning bemoeien. Als hij informeert naar wat ik voor vanavond had bedacht, heeft hij ineens het idee dat dat ook op de barbecue klaargemaakt kan worden. Tot nu toe heb ik hem alleen nog niet horen voorstellen om kippensoep op de barbecue te maken, maar laat ik hem niet op een idee brengen. Elk product van koe, varken, kip of vis is in zijn ogen zoveel beter af als hij het op zijn roostertje boven een houtskoolvuurtje mag koesteren. In de tussentijd worden er bij de boodschappen ook steeds meer handige attributen in het winkelwagentje gelegd. Dat begon met een grote vleesvork, voorzien van een reusachtig houten handvat en een koordje van leer er doorheen. Korte tijd later volgde een vleestang waarmee hij vervaarlijk knippend de vleeslappen om en om draait. Ook als hij even niets te doen heeft, is de vleestang geliefd gereedschap; je kunt er hap- en knipbewegingen mee maken naar alles en iedereen. Want barbecuen is bij uitstek een sociale gebeurtenis. Er gaat de laatste tijd geen weekend voorbij of wij zijn ergens uitgenodigd voor een ‘braai’ of ik heb op initiatief van mijn enthousiaste echtgenoot zelf de tuin weer eens vol zitten met vrienden of familie. In dat kader is er uiteraard ook een grappige barbecueschort door mijn pyromane echtgenoot aangeschaft, want je wilt tijdens je optreden voor de vurige kolen toch ook een beetje goed gekleed gaan. Ik heb het dan nog niet gehad over je immense hoeveelheid flesjes met sauzen die in aangebroken toestand zoveel interieur van mijn koelkast in beslag nemen, dat ik mijn witte wijn amper gekoeld krijg. Als ik al in dubio zou staan of het werkelijk een man is geweest die in de oertijd het vuur uitvond, hoef ik maar vijf tellen goed naar mijn Henk te kijken als de barbecue weer eens aangaat. De kinderlijke pret die ik bij hem bespeur, komt zo diep uit de evolutionaire wortels, dat twijfel ongegrond is. Deze genetische code is bij mannen net zo duidelijk te lezen als de barcode die we op al onze producten tegenkomen. Als het weer gaat regenen verbleekt de code wat, maar onder invloed van aanhoudend zonlicht worden de streepjes goed leesbaar op hun voorhoofd. Als u me niet gelooft, moet u maar eens goed opletten de komende tijd. Vooral met een beetje rode oogjes, veroorzaakt door het houtskoolvuur, is het scannen van de barbecuecode een fluitje van een cent. Ook uw man draagt een deel van de erfenis mee van het uitvinden van het vuur. Het verklaart meteen waarom het wiel door een vrouw uitgevonden moet zijn.
Nel Son
Gewupt
column Regiobode 20 juni 2006
Als je, zoals Henk en ik de afgelopen weken, een tijdje buiten Nederland bent geweest, is het altijd weer even wennen aan je eigen land. Treffend is de netheid en georganiseerdheid van ons eigen land. Je ziet het al uit de lucht als je nog geen voet op vaderlandse bodem hebt gezet. De Nederlandse ruilverkaveling levert een beeld van kaarsrecht afgesneden bos- en landbouwpercelen op, waar je boven buitenlandse delen van je aanvliegroute een grilliger patroon kunt waarnemen. Ook dus zonder dat ‘the captain is speaking’, weet je bij een blik uit het vliegtuigraampje dat je vlucht er bijna op zit. Op de grond merk je ook direct weer dat je in Nederland bent. Onze regels rond ruimtelijke ordening zorgen voor een veel geordender, misschien ook wel saaier, beeld van de openbare ruimte ten opzichte van je vakantieland. Om over het wegennet, dat wij in onze lage landen als rechte lijnen door het landschap kunnen trekken, maar te zwijgen. Dat is in de glooiende heuvels van onze vakantiebestemming een heel ander verhaal. Door even weg te zijn geweest, vallen die dingen je weer eens op, net zo als de eigen huiskamer en keuken, de badkamer en het eigen bed, die allemaal tegelijkertijd nieuw en toch weer heel vertrouwd overkomen. Het genoegen dat alles weer in bezit te nemen, lijkt haaks te staan op het verlangen van een paar weken eerder om op vakantie te gaan. Voor ons is thuiskomen, zeker de eerste dagen, ook nog een beetje vakantie door de verwondering die lijkt op het arriveren op je buitenlandse bestemming. Het acclimatiseren vraagt eventjes. Soms krijgt deze lichte vorm van vervreemding van je eigen land een extra impuls als er ‘grotere’ zaken zijn gewijzigd tijdens je afwezigheid. Zoals de start van een Wereldkampioenschap voetbal. Ik herinner me nog wel vaag dat er drie weken geleden de eerste oranje vlaggetjes in het straatbeeld van sommige wijken verschenen. In de mate waarin de openbare ruimte na thuiskomst er ‘nationaal gekleurd’ bijstaat, is echter even wennen. Er lijkt een soort oranje staatsgreep te hebben plaatsgevonden. Radio en teevee gaan ineens over heel andere dingen dan voor ik vertrok en ook in mijn krant lijkt de sportredactie alle andere redacteuren buiten de deur gewerkt te hebben. Bij nadering van mijn supermarkt slaat de schrik me echter pas goed om het hart. De winkel is rondom beplakt met wat lijken moet op stadionstribunes gevuld met wollige bolletjes in de hoofdkleur oranje. Hier en daar zitten er ook rood, wit en blauwe exemplaren tussen en twee van die bolletjes houden een spandoek omhoog met de tekst ‘Wup Holland Wup’. Simpel als ik ben, denk ik eerst nog met medelijden aan de maker van deze affiches die zijn storende tikfout in druk duizenden malen herhaald ziet. Tot ik doorkrijg dat mijn geboorteland volledig door de oranjekoorts is bevangen. Ineens herinner ik me een mevrouw op het winkelcentrum te zijn gepasseerd die een hoofddeksel droeg dat sprekend lijkt op de wollige oranje bolletjes. Ik vang gesprekken op tussen de supermarktschappen waarin het woord Wuppie steeds terugkeert en bij de kassa krijg ik voor iedere vijftien euro van mijn eerste Nederlandse boodschappen na weken zo’n Wuppie aangeboden. Verbouwereerd en aarzelend weiger ik. Mijn Henk die de boodschappen helpt inpakken vraagt kalm aan de caissi re wat ‘Wup Holland Wup’ eigenlijk betekent. Het lieve meisje lacht beschaamd dat ze het eigenlijk niet weet. Net terug in wat vroeger ook ons land was, voelen we ons ‘gewupt’ tot en met. Ondergedompeld in de oranjemarketing zijn we weer uitermate present in Nederland.
Nel Son
Als je, zoals Henk en ik de afgelopen weken, een tijdje buiten Nederland bent geweest, is het altijd weer even wennen aan je eigen land. Treffend is de netheid en georganiseerdheid van ons eigen land. Je ziet het al uit de lucht als je nog geen voet op vaderlandse bodem hebt gezet. De Nederlandse ruilverkaveling levert een beeld van kaarsrecht afgesneden bos- en landbouwpercelen op, waar je boven buitenlandse delen van je aanvliegroute een grilliger patroon kunt waarnemen. Ook dus zonder dat ‘the captain is speaking’, weet je bij een blik uit het vliegtuigraampje dat je vlucht er bijna op zit. Op de grond merk je ook direct weer dat je in Nederland bent. Onze regels rond ruimtelijke ordening zorgen voor een veel geordender, misschien ook wel saaier, beeld van de openbare ruimte ten opzichte van je vakantieland. Om over het wegennet, dat wij in onze lage landen als rechte lijnen door het landschap kunnen trekken, maar te zwijgen. Dat is in de glooiende heuvels van onze vakantiebestemming een heel ander verhaal. Door even weg te zijn geweest, vallen die dingen je weer eens op, net zo als de eigen huiskamer en keuken, de badkamer en het eigen bed, die allemaal tegelijkertijd nieuw en toch weer heel vertrouwd overkomen. Het genoegen dat alles weer in bezit te nemen, lijkt haaks te staan op het verlangen van een paar weken eerder om op vakantie te gaan. Voor ons is thuiskomen, zeker de eerste dagen, ook nog een beetje vakantie door de verwondering die lijkt op het arriveren op je buitenlandse bestemming. Het acclimatiseren vraagt eventjes. Soms krijgt deze lichte vorm van vervreemding van je eigen land een extra impuls als er ‘grotere’ zaken zijn gewijzigd tijdens je afwezigheid. Zoals de start van een Wereldkampioenschap voetbal. Ik herinner me nog wel vaag dat er drie weken geleden de eerste oranje vlaggetjes in het straatbeeld van sommige wijken verschenen. In de mate waarin de openbare ruimte na thuiskomst er ‘nationaal gekleurd’ bijstaat, is echter even wennen. Er lijkt een soort oranje staatsgreep te hebben plaatsgevonden. Radio en teevee gaan ineens over heel andere dingen dan voor ik vertrok en ook in mijn krant lijkt de sportredactie alle andere redacteuren buiten de deur gewerkt te hebben. Bij nadering van mijn supermarkt slaat de schrik me echter pas goed om het hart. De winkel is rondom beplakt met wat lijken moet op stadionstribunes gevuld met wollige bolletjes in de hoofdkleur oranje. Hier en daar zitten er ook rood, wit en blauwe exemplaren tussen en twee van die bolletjes houden een spandoek omhoog met de tekst ‘Wup Holland Wup’. Simpel als ik ben, denk ik eerst nog met medelijden aan de maker van deze affiches die zijn storende tikfout in druk duizenden malen herhaald ziet. Tot ik doorkrijg dat mijn geboorteland volledig door de oranjekoorts is bevangen. Ineens herinner ik me een mevrouw op het winkelcentrum te zijn gepasseerd die een hoofddeksel droeg dat sprekend lijkt op de wollige oranje bolletjes. Ik vang gesprekken op tussen de supermarktschappen waarin het woord Wuppie steeds terugkeert en bij de kassa krijg ik voor iedere vijftien euro van mijn eerste Nederlandse boodschappen na weken zo’n Wuppie aangeboden. Verbouwereerd en aarzelend weiger ik. Mijn Henk die de boodschappen helpt inpakken vraagt kalm aan de caissi re wat ‘Wup Holland Wup’ eigenlijk betekent. Het lieve meisje lacht beschaamd dat ze het eigenlijk niet weet. Net terug in wat vroeger ook ons land was, voelen we ons ‘gewupt’ tot en met. Ondergedompeld in de oranjemarketing zijn we weer uitermate present in Nederland.
Nel Son
Voetbalfantasieën
column Regiobode 27 juni 2006
Liefde voor je man doet je als vrouw soms in vreemde situaties belanden. Zo bevond ik mij de afgelopen week ettelijke malen naast mijn echtgenoot op de bank voor de buis. Nu hoeft dat niet direct verwondering te wekken; in huize Son wordt een gemiddeld huishouden gevoerd waarin het samen teevee kijken geenszins tot de onmogelijkheden behoort. Wat er aan opviel, was het onderwerp dat mijn Henk en ik bekeken: voetbal. Ik prijs mij gelukkig met een betere helft die zich niet iedere sportuitzending met een bordje op de knieën richting Mart Smeets wendt. Bij toernooien als het WK en de EK hebben de oranjegetinte straten en andere uitingen van volksgekte echter ook op hem een lichte uitwerking. Hij wil dan wel wat wedstrijden bekijken en weet dat op een aanstekelijke wijze op mij uit te stralen. Ik kies derhalve gewillig positie naast hem en we kijken samen. Voor de wedstrijden waarin onze godenzonen niet zelf spelen, spreken we vooraf een favoriet af. Je moet je immers een beetje inleven. De club te moeten kiezen waarvoor we de negentig minuten speeltijd tijdelijk fan zijn, was dit keer niet moeilijk. Het wemelde van de Nederlandse coaches en verder was er altijd wel een favoriet vakantieland aan het spelen dat we graag van onze voorkeur lieten genieten. Het feit dat de wedstrijden bij onze oosterburen en daarmee in dezelfde tijdzone worden gespeeld, zorgde voor een aantrekkelijk avondritme. Na de maaltijd was er altijd nog wat tijd om even wat anders te doen en rond negen uur streken we samen neer op de bank om aan onze wedstrijd van die avond te beginnen. Aan de vermenging van het commentaar van de verslaggever op teevee en de opmerkingen die we zelf bij de verrichtingen van de spelers maakten bleek één ding heel duidelijk. We zijn geen ervaren voetbalkijkers. Als er met deskundige stem melding werd gemaakt van een inzakkende ploeg, meende ik kort daarvoor toch nog een lekker spelend clubje te hebben gezien, dat - zie je nou wel - even later weer fors in de aanval ging. De immense hoeveel camera’s waarmee de Duitsers hun stadions hebben volgezet, zorgde soms voor wat hallucinerende effecten bij mij. Vooral die camera achter het doel kreeg dat voor elkaar. Als bij een doeltrap het beeld mee omhoog kwam en vanachter het net ineens het hele speelveld, in vliegende vaart, mijn woonkamer kwam binnenzweven, had ik altijd het gevoel zelf van de bank te worden opgetild. Ongemerkt dwaalden mijn gedachten soms af naar de bizarre mogelijkheden van het spel. Zo had ik zondagavond bij de match die ‘onze jongens’ tegen Portugal speelden geen oplossing voor de fantasie dat er na verlenging strafschoppen zonder winnaar zouden worden genomen. Doen ze dan op enig moment na 100 keer het licht in het stadion uit en sturen ze iedereen naar huis? Ik bedoel maar; de schoonmakers moeten er toch ook een keertje bij. Bij al die kaarten die er werden verdeeld - Henk had het, gevat als hij kan zijn, over een spelletje kaart in plaats van een spelletje voetbal - ben ik in gedachten al op het punt dat er nog maar twee spelers op het veld staan. De rest is na twee keer geel of ineens rood naar de kleedkamers gestuurd. Zetten ze dan de doelen wat dichter bij elkaar? Daarop voortbordurend bedenkt ik me ineens dat al die kaarten niet helpen en dat ze beter bij een forse overtreding een deel van het supportersvak zouden kunnen ontruimen als straf. Dan speelt de ploeg die het gemeenste voetbalt uiteindelijk zonder aanmoediging. Ik ga er eens een paar telefoontjes met de FIFA aan wagen, want het lijkt me helemaal zo gek nog niet.
Nel Son
Liefde voor je man doet je als vrouw soms in vreemde situaties belanden. Zo bevond ik mij de afgelopen week ettelijke malen naast mijn echtgenoot op de bank voor de buis. Nu hoeft dat niet direct verwondering te wekken; in huize Son wordt een gemiddeld huishouden gevoerd waarin het samen teevee kijken geenszins tot de onmogelijkheden behoort. Wat er aan opviel, was het onderwerp dat mijn Henk en ik bekeken: voetbal. Ik prijs mij gelukkig met een betere helft die zich niet iedere sportuitzending met een bordje op de knieën richting Mart Smeets wendt. Bij toernooien als het WK en de EK hebben de oranjegetinte straten en andere uitingen van volksgekte echter ook op hem een lichte uitwerking. Hij wil dan wel wat wedstrijden bekijken en weet dat op een aanstekelijke wijze op mij uit te stralen. Ik kies derhalve gewillig positie naast hem en we kijken samen. Voor de wedstrijden waarin onze godenzonen niet zelf spelen, spreken we vooraf een favoriet af. Je moet je immers een beetje inleven. De club te moeten kiezen waarvoor we de negentig minuten speeltijd tijdelijk fan zijn, was dit keer niet moeilijk. Het wemelde van de Nederlandse coaches en verder was er altijd wel een favoriet vakantieland aan het spelen dat we graag van onze voorkeur lieten genieten. Het feit dat de wedstrijden bij onze oosterburen en daarmee in dezelfde tijdzone worden gespeeld, zorgde voor een aantrekkelijk avondritme. Na de maaltijd was er altijd nog wat tijd om even wat anders te doen en rond negen uur streken we samen neer op de bank om aan onze wedstrijd van die avond te beginnen. Aan de vermenging van het commentaar van de verslaggever op teevee en de opmerkingen die we zelf bij de verrichtingen van de spelers maakten bleek één ding heel duidelijk. We zijn geen ervaren voetbalkijkers. Als er met deskundige stem melding werd gemaakt van een inzakkende ploeg, meende ik kort daarvoor toch nog een lekker spelend clubje te hebben gezien, dat - zie je nou wel - even later weer fors in de aanval ging. De immense hoeveel camera’s waarmee de Duitsers hun stadions hebben volgezet, zorgde soms voor wat hallucinerende effecten bij mij. Vooral die camera achter het doel kreeg dat voor elkaar. Als bij een doeltrap het beeld mee omhoog kwam en vanachter het net ineens het hele speelveld, in vliegende vaart, mijn woonkamer kwam binnenzweven, had ik altijd het gevoel zelf van de bank te worden opgetild. Ongemerkt dwaalden mijn gedachten soms af naar de bizarre mogelijkheden van het spel. Zo had ik zondagavond bij de match die ‘onze jongens’ tegen Portugal speelden geen oplossing voor de fantasie dat er na verlenging strafschoppen zonder winnaar zouden worden genomen. Doen ze dan op enig moment na 100 keer het licht in het stadion uit en sturen ze iedereen naar huis? Ik bedoel maar; de schoonmakers moeten er toch ook een keertje bij. Bij al die kaarten die er werden verdeeld - Henk had het, gevat als hij kan zijn, over een spelletje kaart in plaats van een spelletje voetbal - ben ik in gedachten al op het punt dat er nog maar twee spelers op het veld staan. De rest is na twee keer geel of ineens rood naar de kleedkamers gestuurd. Zetten ze dan de doelen wat dichter bij elkaar? Daarop voortbordurend bedenkt ik me ineens dat al die kaarten niet helpen en dat ze beter bij een forse overtreding een deel van het supportersvak zouden kunnen ontruimen als straf. Dan speelt de ploeg die het gemeenste voetbalt uiteindelijk zonder aanmoediging. Ik ga er eens een paar telefoontjes met de FIFA aan wagen, want het lijkt me helemaal zo gek nog niet.
Nel Son
Draagvlak
column Regiobode 4 juli 2006
Succes kent vele vaders, zegt een bekend spreekwoord. Projecten waaraan succes te behalen valt, kennen vele zwangerschappen, bedenk ik me, daarop associërend. Het project Hart van Dieren werkt als een sterk afrodisiacum. Het zal mij benieuwen tot hoeveel nieuwe concepten de opwinding rond de plannen voor weg en spoor onder Dieren door nog zal leiden. Binnen het Gemeentehuis in De Steeg moeten ze zich steeds meer als de hoeders der goede bouwzeden gaan voelen, nu er met groeiende geilheid steeds meer varianten opduiken. Hoe dit bandeloze meedenken in te tomen, is de grootste zorg van projectwethouder Pieper, die zich steeds meer als de Paus in Vaticaanstad bezorgd toont over zoveel plandrift onder zijn gelovigen. Hij weet als feilloos aanvoerder van dit heilige project als geen andere dat de weg, de waarheid en de tunnel zich binnen het Acht-minevangelie behoort af te spelen. Iedere afwijking daarvan is ketterij en zou in minder verlichte tijden tot de brandstapel leiden. Maar Pieper weet dat hij in het Gemeentehuis nog geen lamp mag aansteken zonder dat hij daarvoor toestemming heeft van de Raad, laat staan dat hij de aanhoudende stroom bedenkers van alternatieven naar de donkerste kelders van kasteel Middachten zou kunnen verbannen. Nee, Pieper en zijn coalitiegenoten leren snel het spel van de repressieve tolerantie en de tactiek van het snijden van de salami. Roep nooit meer dat een plan, hoe ridicuul ook, nergens op slaat, want je hebt een volksoproep voor dat je er erg in hebt. Blijf beleefd en dankbaar lachen over zoveel inventiviteit, zeg dat je het waardeert en serieus zult bekijken en nodig de bedenkers uit in een werkgroep zitting te nemen. Of beloof ze minimaal dat ze bij een telefonische enqu te gebeld zullen worden. Dat voorkomt een hoop geloop naar de notaris voor een volgende serie proteststichtingen. Ga daarna op de knietjes voor het electoraat zitten en leg ze in Legotaal uit dat de bouwsteentjes waarmee gebouwd mag worden nu eenmaal niet groter zijn. Vervolgens huur je en bureau in om je voor veel geld te laten vertellen wat iedere bode op het Gemeentehuis je ook had kunnen vertellen: het ligt aan het draagvlak. Eigenlijk is er tot nu toe nauwelijks iets gebeurd dat tot enige consternatie of verbazing zou hoeven leiden. De gang van zaken is geheel voorspelbaar verlopen. Het succes van het binnenhalen van de vele tunnelmiljoenen heeft het gebruikelijke verblindende effect gehad op bestuurders, projectontwikkelaars en ambtelijke overleggroepen. Jubelend deed men het volk kond van de glorie en de heilzame effecten op het plaatselijke woongeluk. Een nieuw hart in een dorp dat midden vorige eeuw al zover uit elkaar begon te groeien dat het nooit meer goed kon komen. Het succes kreeg daardoor net iets te veel ouders die zich ook allemaal met de opvoeding begonnen te bemoeien. Toen er vervolgens een korting op de kinderbijslag werd doorgevoerd en de kleine het met een tunnelbak minder moest doen, waren er al teveel mensen betrokken. Daar had men het draagvlak waarover men nu duur advies heeft moeten inwinnen. Draagvlak is dus niet de oplossing voor de problemen van Pieper; het is het probleem zelf. Er zijn veel te veel mensen aangehaakt op de te vroeg juichende bestuurders. Die hadden hun kaarten voor zich moeten houden tot de eerste schop de grond in ging en eventueel zelfs tot de feestelijke opening van de tunnel. Als je de grond in wil moet je het draagvlak een beetje klein houden. Dat graaft een stuk gemakkelijker. Dan had je later ook niemand gehoord als de tunnel bij opening Wim Piepertunnel bleek te heten.
Nel Son
Succes kent vele vaders, zegt een bekend spreekwoord. Projecten waaraan succes te behalen valt, kennen vele zwangerschappen, bedenk ik me, daarop associërend. Het project Hart van Dieren werkt als een sterk afrodisiacum. Het zal mij benieuwen tot hoeveel nieuwe concepten de opwinding rond de plannen voor weg en spoor onder Dieren door nog zal leiden. Binnen het Gemeentehuis in De Steeg moeten ze zich steeds meer als de hoeders der goede bouwzeden gaan voelen, nu er met groeiende geilheid steeds meer varianten opduiken. Hoe dit bandeloze meedenken in te tomen, is de grootste zorg van projectwethouder Pieper, die zich steeds meer als de Paus in Vaticaanstad bezorgd toont over zoveel plandrift onder zijn gelovigen. Hij weet als feilloos aanvoerder van dit heilige project als geen andere dat de weg, de waarheid en de tunnel zich binnen het Acht-minevangelie behoort af te spelen. Iedere afwijking daarvan is ketterij en zou in minder verlichte tijden tot de brandstapel leiden. Maar Pieper weet dat hij in het Gemeentehuis nog geen lamp mag aansteken zonder dat hij daarvoor toestemming heeft van de Raad, laat staan dat hij de aanhoudende stroom bedenkers van alternatieven naar de donkerste kelders van kasteel Middachten zou kunnen verbannen. Nee, Pieper en zijn coalitiegenoten leren snel het spel van de repressieve tolerantie en de tactiek van het snijden van de salami. Roep nooit meer dat een plan, hoe ridicuul ook, nergens op slaat, want je hebt een volksoproep voor dat je er erg in hebt. Blijf beleefd en dankbaar lachen over zoveel inventiviteit, zeg dat je het waardeert en serieus zult bekijken en nodig de bedenkers uit in een werkgroep zitting te nemen. Of beloof ze minimaal dat ze bij een telefonische enqu te gebeld zullen worden. Dat voorkomt een hoop geloop naar de notaris voor een volgende serie proteststichtingen. Ga daarna op de knietjes voor het electoraat zitten en leg ze in Legotaal uit dat de bouwsteentjes waarmee gebouwd mag worden nu eenmaal niet groter zijn. Vervolgens huur je en bureau in om je voor veel geld te laten vertellen wat iedere bode op het Gemeentehuis je ook had kunnen vertellen: het ligt aan het draagvlak. Eigenlijk is er tot nu toe nauwelijks iets gebeurd dat tot enige consternatie of verbazing zou hoeven leiden. De gang van zaken is geheel voorspelbaar verlopen. Het succes van het binnenhalen van de vele tunnelmiljoenen heeft het gebruikelijke verblindende effect gehad op bestuurders, projectontwikkelaars en ambtelijke overleggroepen. Jubelend deed men het volk kond van de glorie en de heilzame effecten op het plaatselijke woongeluk. Een nieuw hart in een dorp dat midden vorige eeuw al zover uit elkaar begon te groeien dat het nooit meer goed kon komen. Het succes kreeg daardoor net iets te veel ouders die zich ook allemaal met de opvoeding begonnen te bemoeien. Toen er vervolgens een korting op de kinderbijslag werd doorgevoerd en de kleine het met een tunnelbak minder moest doen, waren er al teveel mensen betrokken. Daar had men het draagvlak waarover men nu duur advies heeft moeten inwinnen. Draagvlak is dus niet de oplossing voor de problemen van Pieper; het is het probleem zelf. Er zijn veel te veel mensen aangehaakt op de te vroeg juichende bestuurders. Die hadden hun kaarten voor zich moeten houden tot de eerste schop de grond in ging en eventueel zelfs tot de feestelijke opening van de tunnel. Als je de grond in wil moet je het draagvlak een beetje klein houden. Dat graaft een stuk gemakkelijker. Dan had je later ook niemand gehoord als de tunnel bij opening Wim Piepertunnel bleek te heten.
Nel Son
Madierodam
column Regiobode 11 juli 2006
Het tekent een beetje goede Gemeente dat ze haar voorzieningenpeil op orde heeft. En dan met name voor de wat meer kwetsbare groepen. Een zorgzame overheid kan het zich immers niet permitteren dat er mensen buiten de boot vallen. Op het gebied van welzijn er zorg zijn er tal van vangnetten opgehangen waarin het zacht landen is na een nare valpartij. De kunst bestaat eruit om de mazen van het net op een juiste maat te houden. Als ze te groot zijn vallen de mensen er doorheen; bij te kleine mazen in het zorgnetwerk, vang je ook mensen op die zichzelf zouden kunnen redden. En dat is uiteraard het laatste dat onze overheid wil: voor de zorg en het welzijn opdraaien van mensen die dat ook prima zelf kunnen. Zoiets zou uitdraaien op de verspilling van het geld van de burgers, een verwijt dat geen enkele overheid zich gemaakt wil weten. In de Gemeente Rheden hadden ze dat tot voor kort heel goed door. Voor het welzijn en de zorg van haar inwoners trok men goedmoedig de buidel en liet het particuliere initiatief doen waarin het op haar beurt goed is; dat geld omzetten in salarissen van haar werknemers en activiteiten voor de gekreukten en gekwetsten. Zo is er in Dieren inmiddels anderhalve generatie opgegroeid met het fenomeen Madierodam. Dat kwam tot een paar jaar geleden vooral neer op het opbouwen en in de fik steken van een prachtig huttendorp, maar de arbowet en allerlei milieuregels hebben daar een einde aan gemaakt. Jammer, want daarmee is de natuurlijke aanwas van kleine timmerbedrijven in Dieren en omstreken tot stilstand gekomen. De Gemeente Rheden ziet desondanks voldoende grond om het subsidie te blijven verstrekken, want het vakmanschap waarmee de dolende arbeiderskinderen in de laatste week van hun zomervakantie uit handen van het vandalismespook worden gehouden, is lovenswaardig. Dan zou je toch verwachten dat diezelfde Gemeente dit soort expertise inschakelde als er een andere kwetsbare doelgroep aan een partijtje knutselen toe was. Ik doel hier op het ongefortuneerde deel van de inwoners van Dieren, Spankeren en Ellecom waarbij zich maar geen draagvlak wil ontwikkelen voor de plannen voor weg en spoor onder Dieren door. Voor deze ‘arme luyden’ vindt de Gemeente Rheden het nodig om de eigen ambtelijke organisatie in de rol van welzijnswerker te laten opdraven. Blijkbaar onder het motto ‘als het goed moet, doen we het zelf wel’ moest projectdirecteur Hans Kettelarij op woensdag 5 juli een soort Madierodam organiseren voor een veertigtal potentiële vandalen. Het betrof hier mensen van diverse organisaties en belangengroepen die zich zodanig zorgwekkend hebben gedragen dat er wel wat extra subsidie in gemeentelijke manuren en koffie gestoken mocht worden. Bij de querulanten van huis uit hadden zich ook vertegenwoordigers van het lokale bedrijfsleven gevoegd, dus het sprak voor zich dat er qua werkvorm die woensdag voor het discussiëren in groepjes werd gekozen. Dat is de meest veilige vorm als je vooraf hebt bedacht dat je geen al te duidelijke resultaten wilt boeken. Net als bij Madierodam vroeger, gaat in die resultaten na een poosje gewoon de fik. Hier duurt het weliswaar nog tot in augustus, maar dan mag de doelgroep nog en keertje terugkomen om getuige te zijn van de brandgevaarlijkheid van de financiële kaders. In september zal iedereen zich neerleggen bij de acht-minvariant en legt de Gemeenteraad het mokkende zwijgen uit als herwonnen draagvlak. In een dorp met een Madierodamtraditie een voorspelbare uitkomst.
Nel Son
Het tekent een beetje goede Gemeente dat ze haar voorzieningenpeil op orde heeft. En dan met name voor de wat meer kwetsbare groepen. Een zorgzame overheid kan het zich immers niet permitteren dat er mensen buiten de boot vallen. Op het gebied van welzijn er zorg zijn er tal van vangnetten opgehangen waarin het zacht landen is na een nare valpartij. De kunst bestaat eruit om de mazen van het net op een juiste maat te houden. Als ze te groot zijn vallen de mensen er doorheen; bij te kleine mazen in het zorgnetwerk, vang je ook mensen op die zichzelf zouden kunnen redden. En dat is uiteraard het laatste dat onze overheid wil: voor de zorg en het welzijn opdraaien van mensen die dat ook prima zelf kunnen. Zoiets zou uitdraaien op de verspilling van het geld van de burgers, een verwijt dat geen enkele overheid zich gemaakt wil weten. In de Gemeente Rheden hadden ze dat tot voor kort heel goed door. Voor het welzijn en de zorg van haar inwoners trok men goedmoedig de buidel en liet het particuliere initiatief doen waarin het op haar beurt goed is; dat geld omzetten in salarissen van haar werknemers en activiteiten voor de gekreukten en gekwetsten. Zo is er in Dieren inmiddels anderhalve generatie opgegroeid met het fenomeen Madierodam. Dat kwam tot een paar jaar geleden vooral neer op het opbouwen en in de fik steken van een prachtig huttendorp, maar de arbowet en allerlei milieuregels hebben daar een einde aan gemaakt. Jammer, want daarmee is de natuurlijke aanwas van kleine timmerbedrijven in Dieren en omstreken tot stilstand gekomen. De Gemeente Rheden ziet desondanks voldoende grond om het subsidie te blijven verstrekken, want het vakmanschap waarmee de dolende arbeiderskinderen in de laatste week van hun zomervakantie uit handen van het vandalismespook worden gehouden, is lovenswaardig. Dan zou je toch verwachten dat diezelfde Gemeente dit soort expertise inschakelde als er een andere kwetsbare doelgroep aan een partijtje knutselen toe was. Ik doel hier op het ongefortuneerde deel van de inwoners van Dieren, Spankeren en Ellecom waarbij zich maar geen draagvlak wil ontwikkelen voor de plannen voor weg en spoor onder Dieren door. Voor deze ‘arme luyden’ vindt de Gemeente Rheden het nodig om de eigen ambtelijke organisatie in de rol van welzijnswerker te laten opdraven. Blijkbaar onder het motto ‘als het goed moet, doen we het zelf wel’ moest projectdirecteur Hans Kettelarij op woensdag 5 juli een soort Madierodam organiseren voor een veertigtal potentiële vandalen. Het betrof hier mensen van diverse organisaties en belangengroepen die zich zodanig zorgwekkend hebben gedragen dat er wel wat extra subsidie in gemeentelijke manuren en koffie gestoken mocht worden. Bij de querulanten van huis uit hadden zich ook vertegenwoordigers van het lokale bedrijfsleven gevoegd, dus het sprak voor zich dat er qua werkvorm die woensdag voor het discussiëren in groepjes werd gekozen. Dat is de meest veilige vorm als je vooraf hebt bedacht dat je geen al te duidelijke resultaten wilt boeken. Net als bij Madierodam vroeger, gaat in die resultaten na een poosje gewoon de fik. Hier duurt het weliswaar nog tot in augustus, maar dan mag de doelgroep nog en keertje terugkomen om getuige te zijn van de brandgevaarlijkheid van de financiële kaders. In september zal iedereen zich neerleggen bij de acht-minvariant en legt de Gemeenteraad het mokkende zwijgen uit als herwonnen draagvlak. In een dorp met een Madierodamtraditie een voorspelbare uitkomst.
Nel Son
Hittegolf
column Regiobode 25 juli 2006
Terwijl ik dit schrijf, beleven we de tiende dag van de tweede hittegolf van 2006. Als u dit leest is het inmiddels de elfde of twaalfde dag; die voorspelling durf ik gerust aan. Uiteraard is de correctheid van deze bewering afhankelijk van de bezorger van deze krant. Daar moeten we, gezien de warmte, misschien een slag om de arm houden. Wat overeind blijft is dat de Veluwezoom zucht onder de gesel van een prachtige julimaand. Een maand die met gemak een nieuw warmterecord gaat vestigen. Wat een heerlijke tijd, roep ik uit. De hemel, die blauwe, zij geloofd en geprezen voor deze hittegolf. Zo midden in de komkommertijd danken de media de weergoden op hun blote bezwete knieën, want we hebben tenminste iets om over te schrijven en uit te zenden. Nu mis ik veel van wat de radio en teevee erover te melden hebben, want ik heb de gewoonte niet om in mijn tuin dit soort apparaten aan te zetten. De krant daarentegen laat zich, op enig geritsel na, geluidloos lezen en daarom kan ik meepraten over de vele invalshoeken die er aan deze warme tijden zijn te onderscheiden. Zo weet ik inmiddels dat onze senioren het ook warm hebben. Er is menig verzorgende ge nterviewd over de impact van het weer op de bejaarde medemens. De overlevingsrecepten zijn eenvoudig doch doeltreffend: veel drinken en af en toe een kopje bouillon. Je gelooft het niet, maar de firma Cup-of–Soup doet het net zo goed als de gemiddelde ijsfabrikant in deze dagen. De reclameslogan is aangepast en luidt nu: ‘Kwart-over-tien: Cup-A-Soup! Dat zouden meer bejaarden moeten doen.’ De verslaggeving uit de diverse woonvormen voor ouderen laat ook ruimte voor menig citaat van de getroffen groep zelf. Zo konden we kennis nemen van de aanpak van mevrouw van Soest uit Bennekom die er voor kiest om stil op bed te blijven liggen met een nat washandje op haar hoofd. In dezelfde reportage was echter ook te vernemen dat het rummicuppende koppel Nel Arends en Ali van Vliet absoluut geen last hebben van de warmte. Als we de media toch eens niet hadden, concludeer ik dan simpel. Dan wisten we evenmin dat de dieren het eveneens warm hebben. Tijdens een verfrissende douche op zondagmorgen, kwam ik via de radio op de badkamer te weten dat koeien het lekker vinden om onder een boom te staan of te liggen. ‘Stop de persen’ riep ik terwijl ik naar de shampoo greep. Het verslag ging verder met openbaring dat er een stichting in het leven was geroepen die voor ieder koe in Nederland een boom wil planten. Geloof het of niet - het is immers komkommertijd - maar er zijn al zestigduizend bomen aangeschaft door koeminnende natuurliefhebbers. Er werd ook nog eventjes voorgerekend dat we met onze koeienpopulatie tien miljoen bomen nodig gaan hebben. Als dit soort oververhit nieuws aanslaat zien we binnenkort door de bomen de koeien niet meer en gaat ons land op een tropisch regenwoud lijken. Wat dan weer wonderwel aansluit bij de berichtgeving dat het klimaat in onze contreien zal veranderen. Voor de predikers van het klimatologische onheil dat ons te wachten staat, is de huidige nieuwsluwte een schitterende tijd. Ook in dit soort dagen neem ik daar altijd wat onderkoeld kennis van. Voor zover mij uit mijn schooltijd is bijgebleven, is het klimaat op aarde nooit erg veel langer dan een paar millennia hetzelfde gebleven. Waarom zou het daar in ons tijdsgewricht nu ineens mee ophouden, werp ik altoos tegen als ik dit soort berichten hoor. Bovendien wordt het hier een soort Middellands Zeeklimaat en dat scheelt weer een heleboel vakantiekilometers. Een gelukkig mens kan niet zonder zorgen. Eigen hittegolf eerst.
Nel Son
Terwijl ik dit schrijf, beleven we de tiende dag van de tweede hittegolf van 2006. Als u dit leest is het inmiddels de elfde of twaalfde dag; die voorspelling durf ik gerust aan. Uiteraard is de correctheid van deze bewering afhankelijk van de bezorger van deze krant. Daar moeten we, gezien de warmte, misschien een slag om de arm houden. Wat overeind blijft is dat de Veluwezoom zucht onder de gesel van een prachtige julimaand. Een maand die met gemak een nieuw warmterecord gaat vestigen. Wat een heerlijke tijd, roep ik uit. De hemel, die blauwe, zij geloofd en geprezen voor deze hittegolf. Zo midden in de komkommertijd danken de media de weergoden op hun blote bezwete knieën, want we hebben tenminste iets om over te schrijven en uit te zenden. Nu mis ik veel van wat de radio en teevee erover te melden hebben, want ik heb de gewoonte niet om in mijn tuin dit soort apparaten aan te zetten. De krant daarentegen laat zich, op enig geritsel na, geluidloos lezen en daarom kan ik meepraten over de vele invalshoeken die er aan deze warme tijden zijn te onderscheiden. Zo weet ik inmiddels dat onze senioren het ook warm hebben. Er is menig verzorgende ge nterviewd over de impact van het weer op de bejaarde medemens. De overlevingsrecepten zijn eenvoudig doch doeltreffend: veel drinken en af en toe een kopje bouillon. Je gelooft het niet, maar de firma Cup-of–Soup doet het net zo goed als de gemiddelde ijsfabrikant in deze dagen. De reclameslogan is aangepast en luidt nu: ‘Kwart-over-tien: Cup-A-Soup! Dat zouden meer bejaarden moeten doen.’ De verslaggeving uit de diverse woonvormen voor ouderen laat ook ruimte voor menig citaat van de getroffen groep zelf. Zo konden we kennis nemen van de aanpak van mevrouw van Soest uit Bennekom die er voor kiest om stil op bed te blijven liggen met een nat washandje op haar hoofd. In dezelfde reportage was echter ook te vernemen dat het rummicuppende koppel Nel Arends en Ali van Vliet absoluut geen last hebben van de warmte. Als we de media toch eens niet hadden, concludeer ik dan simpel. Dan wisten we evenmin dat de dieren het eveneens warm hebben. Tijdens een verfrissende douche op zondagmorgen, kwam ik via de radio op de badkamer te weten dat koeien het lekker vinden om onder een boom te staan of te liggen. ‘Stop de persen’ riep ik terwijl ik naar de shampoo greep. Het verslag ging verder met openbaring dat er een stichting in het leven was geroepen die voor ieder koe in Nederland een boom wil planten. Geloof het of niet - het is immers komkommertijd - maar er zijn al zestigduizend bomen aangeschaft door koeminnende natuurliefhebbers. Er werd ook nog eventjes voorgerekend dat we met onze koeienpopulatie tien miljoen bomen nodig gaan hebben. Als dit soort oververhit nieuws aanslaat zien we binnenkort door de bomen de koeien niet meer en gaat ons land op een tropisch regenwoud lijken. Wat dan weer wonderwel aansluit bij de berichtgeving dat het klimaat in onze contreien zal veranderen. Voor de predikers van het klimatologische onheil dat ons te wachten staat, is de huidige nieuwsluwte een schitterende tijd. Ook in dit soort dagen neem ik daar altijd wat onderkoeld kennis van. Voor zover mij uit mijn schooltijd is bijgebleven, is het klimaat op aarde nooit erg veel langer dan een paar millennia hetzelfde gebleven. Waarom zou het daar in ons tijdsgewricht nu ineens mee ophouden, werp ik altoos tegen als ik dit soort berichten hoor. Bovendien wordt het hier een soort Middellands Zeeklimaat en dat scheelt weer een heleboel vakantiekilometers. Een gelukkig mens kan niet zonder zorgen. Eigen hittegolf eerst.
Nel Son
Survival
column Regiobode 1 augustus 2006
De zorg die we voor elkaars welzijn opbrengen, karakteriseert de mate van beschaving waarin we leven. Vanaf het moment dat we niet dagelijks hoefden te knokken voor het rauwe voortbestaan, hielden we tijd over om aardig te worden voor elkaar. Was het niet Berthold Brecht die daarover zo mooi schreef ‘Zuerst komt das Fressen und dann die Moral’. Een beetje negatief geformuleerd van deze oosterbuur, maar hij had dan ook geen gemakkelijke jeugd. Het typeert de menselijke soort dat ze in tijden dat het goed gaat, hogere doelen wil nastreven. De vooruitgang heeft soms nare bijverschijnselen en zij die daar het meest onder lijden, moeten kunnen rekenen op onze steun. Die steun kan soms paradoxale vormen aannemen. Zo wil jongerenwerker Dennis de Zoete uit Dieren op survival, lees ik vorige week in deze krant. Dennis bekommert zich vanuit zijn professie om jongeren die het niet al te gemakkelijk hebben. Dan zou je verwachten dat hij er alles aan doet om deze arme knullen en meiden in de watten te leggen. Het overleven van de nieuwe generatie lijkt me al voldoende bedreigd; om ze dan ook nog eens gaan afknijpen tijdens een survivalweek?! Wat ik ooit van survivelen heb gezien leek me geen pretje. Alles wat je mee wilt nemen moet in een rugzak die je vervolgens zelf moet dragen. Dan is ook nog de meest simpele vorm van openbaar vervoer taboe voor je; kortom je moet lopen. Geen erg zorgzame aanpak voor jongeren die vanaf de eerste klas van de basisschool door hun ouders per auto bij het schoolhek zijn afgeleverd. Verder is eten niet inbegrepen en moet je als survivalist maar zien dat je ergens een kip de strot kunt afbijten. Nare zaken als je je tanden nooit in iets anders hebt gezet dan een witte boterham met pindakaas. Ik geloof ook niet dat Dennis van plan is literpakken fristi toe te laten tot de standaardbepakking van de jongeren die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Plus dat ik hem in staat zie iedereen voor vertrek te fouilleren op flessen apfelkorn en andere geestverruimende middelen. Survival zou survival niet zijn, zonder op zijn minst een dropping. Dus organiseert Dennis en passant ook de meest bedreigende situatie waarin je een toch al zoekende leeftijdsgroep kunt brengen: hij laat ze achter in een donker bos! Daarbij zal hij, geheel volgens de regels der dropping geen aanknopingspunten geven welke richting je aan moet houden. Zoiets kun je redelijk veilig met een spelletje Ezeltje Prik doen, maar onze huidige jongeren hieraan bloot te stellen is de hulpverlenersparadox ten top. Want zo zal ik het wel moeten begrijpen: als een schijnbare tegenstelling. Door de jongeren het erg moeilijk te maken, komen ze sterker van de survivaltocht terug en die winst is dan weer groter dan de ontberingen. Ja, het vak van Dennis heeft een bijzondere diepgang. Tot zover was ik met mijn zorgelijke bespiegelingen gekomen toen ik verder las in het stukje in deze krant. Ik haalde opgelucht adem. De survival waarvoor Dennis jongeren probeerde te ronselen, behelsde een lekkere barbecue en een wandeltocht met GPS-apparatuur. Geen honger dus voor onze welvaartskinderen en hooguit verdwalen als Dennis vergeet de batterijen te verversen in de tom-tommetjes. Het stond er niet met zoveel woorden, maar volgens mij ging Dennis eerst zelf de comfortabele tenten opzetten en alle luchtbedden opblazen. Gelukkig beschikt Dennis over zoveel beroepsethiek dat hij zijn doelgroep toch lekker in de watten legt. Het begrip survival is natuurlijk symbolisch gekozen en heeft hooguit een serieuze connotatie als het over het voortbestaan van zijn eigen baantje gaat.
Nel Son
De zorg die we voor elkaars welzijn opbrengen, karakteriseert de mate van beschaving waarin we leven. Vanaf het moment dat we niet dagelijks hoefden te knokken voor het rauwe voortbestaan, hielden we tijd over om aardig te worden voor elkaar. Was het niet Berthold Brecht die daarover zo mooi schreef ‘Zuerst komt das Fressen und dann die Moral’. Een beetje negatief geformuleerd van deze oosterbuur, maar hij had dan ook geen gemakkelijke jeugd. Het typeert de menselijke soort dat ze in tijden dat het goed gaat, hogere doelen wil nastreven. De vooruitgang heeft soms nare bijverschijnselen en zij die daar het meest onder lijden, moeten kunnen rekenen op onze steun. Die steun kan soms paradoxale vormen aannemen. Zo wil jongerenwerker Dennis de Zoete uit Dieren op survival, lees ik vorige week in deze krant. Dennis bekommert zich vanuit zijn professie om jongeren die het niet al te gemakkelijk hebben. Dan zou je verwachten dat hij er alles aan doet om deze arme knullen en meiden in de watten te leggen. Het overleven van de nieuwe generatie lijkt me al voldoende bedreigd; om ze dan ook nog eens gaan afknijpen tijdens een survivalweek?! Wat ik ooit van survivelen heb gezien leek me geen pretje. Alles wat je mee wilt nemen moet in een rugzak die je vervolgens zelf moet dragen. Dan is ook nog de meest simpele vorm van openbaar vervoer taboe voor je; kortom je moet lopen. Geen erg zorgzame aanpak voor jongeren die vanaf de eerste klas van de basisschool door hun ouders per auto bij het schoolhek zijn afgeleverd. Verder is eten niet inbegrepen en moet je als survivalist maar zien dat je ergens een kip de strot kunt afbijten. Nare zaken als je je tanden nooit in iets anders hebt gezet dan een witte boterham met pindakaas. Ik geloof ook niet dat Dennis van plan is literpakken fristi toe te laten tot de standaardbepakking van de jongeren die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Plus dat ik hem in staat zie iedereen voor vertrek te fouilleren op flessen apfelkorn en andere geestverruimende middelen. Survival zou survival niet zijn, zonder op zijn minst een dropping. Dus organiseert Dennis en passant ook de meest bedreigende situatie waarin je een toch al zoekende leeftijdsgroep kunt brengen: hij laat ze achter in een donker bos! Daarbij zal hij, geheel volgens de regels der dropping geen aanknopingspunten geven welke richting je aan moet houden. Zoiets kun je redelijk veilig met een spelletje Ezeltje Prik doen, maar onze huidige jongeren hieraan bloot te stellen is de hulpverlenersparadox ten top. Want zo zal ik het wel moeten begrijpen: als een schijnbare tegenstelling. Door de jongeren het erg moeilijk te maken, komen ze sterker van de survivaltocht terug en die winst is dan weer groter dan de ontberingen. Ja, het vak van Dennis heeft een bijzondere diepgang. Tot zover was ik met mijn zorgelijke bespiegelingen gekomen toen ik verder las in het stukje in deze krant. Ik haalde opgelucht adem. De survival waarvoor Dennis jongeren probeerde te ronselen, behelsde een lekkere barbecue en een wandeltocht met GPS-apparatuur. Geen honger dus voor onze welvaartskinderen en hooguit verdwalen als Dennis vergeet de batterijen te verversen in de tom-tommetjes. Het stond er niet met zoveel woorden, maar volgens mij ging Dennis eerst zelf de comfortabele tenten opzetten en alle luchtbedden opblazen. Gelukkig beschikt Dennis over zoveel beroepsethiek dat hij zijn doelgroep toch lekker in de watten legt. Het begrip survival is natuurlijk symbolisch gekozen en heeft hooguit een serieuze connotatie als het over het voortbestaan van zijn eigen baantje gaat.
Nel Son
Komkommerblog
column Regiobode 8 augustus 2006
U zou eens in de achtertuin van huize Son moeten komen kijken. De komkommers groeien tegen de klippen op. ‘Wat wil je’, hoor ik u zeggen. ‘Het is komkommertijd’. Hoogseizoen komkommertijd, zou ik daar van willen maken. Wegens gebrek aan actualiteit zijn de kranten allemaal (deze Regiobode incluis) een stuk dunner. Mijn echtgenoot klaagt iedere morgen steen en been als hij zijn ochtendkrantje van de deurmat opraapt. ‘Betaal ik daarvoor mijn dure abonnement’ hoor ik steevast al hij de paar bedrukte vellen op de keukentafel laat dwarrelen. ‘Er staat helemaal niks in’. Nu ken ik zijn aanleg tot theatraliteit, maar wat waar is, is waar: er wordt nu eenmaal minder nieuws gemaakt als iedereen op vakantie is. Niet dat er, naar mijn idee, in werkelijkheid minder nieuws is, maar tussen al die vakantiegangers zitten natuurlijk ook de journalisten die het nieuws gewoonlijk opschrijven. Ik probeer mijn Henk regelmatig van de redelijkheid van dit gegeven te overtuigen, maar met een dun krantje in zijn hand op de vroege morgen is hij nauwelijks gevoelig voor mijn argument. ‘Ik wil in de zomertijd minder voor mijn krant betalen, want ik krijg ook minder krant’, roept hij - calculerende burger als hij is - dan terug. Dat zijn krant buiten de zes weken komkommertijd vol staat met nieuws en hij voor die periode misschien dan een hogere abonnementsprijs verschuldigd zou zijn, vindt hij van een redeloze onzin die geen verandering brengt in zijn ochtendhumeur. Voor de problemen die ik ondervind om tijdens zijn vervloekte komkommertijd onderwerpen voor mijn wekelijkse stukjes in deze krant te bedenken, hoor ik hem geen compassie uitspreken. ‘Voor jou zouden zelfs mijn geruite pantoffels onderwerp kunnen zijn’, roept hij met een mengeling van geringschatting en overmoed uit. Er zit iets uitdagends in. Alsof hij me probeert te verlokken het over zijn huiselijke dracht te hebben in deze krant. Ik kijk echter wel uit. Als is de komkommer nog zo groot, ik zal het u als lezer nooit aandoen te beschrijven hoe mijn geliefde echtgenoot er ooit op zijn informeelst bijloopt. Dat zijn bijverschijnselen van een langdurig huwelijk waarvan je als vrouw intu tief aanvoelt dat die thuis horen in de categorie ‘meest intieme geheimen van een relatie’. Ik zeg hier alleen maar ‘slobberbroek’ en laat de rest over aan uw fantasie. Je slaat er gemakkelijk over aan het mijmeren hoe hij zich ooit met smaak wist te kleden toen wel elkaar nog maar kort kenden. Was dat een veroveringsstrategie waarmee hij mijn gevoel voor smaak erkende? Moet ik het nu zien als een teken van door de jaren gegroeide vertrouwdheid aan elkaar dat hij zich nu zo aan me durft te vertonen? Mannen zijn misschien wel op hun mysterieust tijdens de komkommertijd. Bij gebrek aan betere onderwerpen, val je gemakkelijk terug op wat je in nieuwsgullere tijden aan je aandacht ontsnapt. Op een soortgelijke manier klik je tijdens een sessie op het internet opeens op een knopje waardoor je even later een eigen weblog hebt aangemaakt. Dat zou ik op ieder ander moment in het jaar wel uit je hoofd laten. Tijdens de komkommertijd doe je echter soms vreemde dingen. Met als gevolg dat het grote nieuws van deze week eruit bestaat dat u mijn schrijfsels voortaan direct kunt lezen en van uw commentaar kunt voorzien op het weblog Nel Son, te bereiken via http://nelsonregiobode.blogspot.com. Volgens mijn echtgenoot werkt het allemaal niet. Dat zou best kunnen en ik beloof hierbij dat ik zal proberen het een en ander goed aan het werken te krijgen. Voorwaarde is wel dat de komkommertijd nog even aanhoudt. Tips en trucs voor een goed werkend weblog voorlopig nog maar even naar mijn gewone e-mailadres.
Nel Son
U zou eens in de achtertuin van huize Son moeten komen kijken. De komkommers groeien tegen de klippen op. ‘Wat wil je’, hoor ik u zeggen. ‘Het is komkommertijd’. Hoogseizoen komkommertijd, zou ik daar van willen maken. Wegens gebrek aan actualiteit zijn de kranten allemaal (deze Regiobode incluis) een stuk dunner. Mijn echtgenoot klaagt iedere morgen steen en been als hij zijn ochtendkrantje van de deurmat opraapt. ‘Betaal ik daarvoor mijn dure abonnement’ hoor ik steevast al hij de paar bedrukte vellen op de keukentafel laat dwarrelen. ‘Er staat helemaal niks in’. Nu ken ik zijn aanleg tot theatraliteit, maar wat waar is, is waar: er wordt nu eenmaal minder nieuws gemaakt als iedereen op vakantie is. Niet dat er, naar mijn idee, in werkelijkheid minder nieuws is, maar tussen al die vakantiegangers zitten natuurlijk ook de journalisten die het nieuws gewoonlijk opschrijven. Ik probeer mijn Henk regelmatig van de redelijkheid van dit gegeven te overtuigen, maar met een dun krantje in zijn hand op de vroege morgen is hij nauwelijks gevoelig voor mijn argument. ‘Ik wil in de zomertijd minder voor mijn krant betalen, want ik krijg ook minder krant’, roept hij - calculerende burger als hij is - dan terug. Dat zijn krant buiten de zes weken komkommertijd vol staat met nieuws en hij voor die periode misschien dan een hogere abonnementsprijs verschuldigd zou zijn, vindt hij van een redeloze onzin die geen verandering brengt in zijn ochtendhumeur. Voor de problemen die ik ondervind om tijdens zijn vervloekte komkommertijd onderwerpen voor mijn wekelijkse stukjes in deze krant te bedenken, hoor ik hem geen compassie uitspreken. ‘Voor jou zouden zelfs mijn geruite pantoffels onderwerp kunnen zijn’, roept hij met een mengeling van geringschatting en overmoed uit. Er zit iets uitdagends in. Alsof hij me probeert te verlokken het over zijn huiselijke dracht te hebben in deze krant. Ik kijk echter wel uit. Als is de komkommer nog zo groot, ik zal het u als lezer nooit aandoen te beschrijven hoe mijn geliefde echtgenoot er ooit op zijn informeelst bijloopt. Dat zijn bijverschijnselen van een langdurig huwelijk waarvan je als vrouw intu tief aanvoelt dat die thuis horen in de categorie ‘meest intieme geheimen van een relatie’. Ik zeg hier alleen maar ‘slobberbroek’ en laat de rest over aan uw fantasie. Je slaat er gemakkelijk over aan het mijmeren hoe hij zich ooit met smaak wist te kleden toen wel elkaar nog maar kort kenden. Was dat een veroveringsstrategie waarmee hij mijn gevoel voor smaak erkende? Moet ik het nu zien als een teken van door de jaren gegroeide vertrouwdheid aan elkaar dat hij zich nu zo aan me durft te vertonen? Mannen zijn misschien wel op hun mysterieust tijdens de komkommertijd. Bij gebrek aan betere onderwerpen, val je gemakkelijk terug op wat je in nieuwsgullere tijden aan je aandacht ontsnapt. Op een soortgelijke manier klik je tijdens een sessie op het internet opeens op een knopje waardoor je even later een eigen weblog hebt aangemaakt. Dat zou ik op ieder ander moment in het jaar wel uit je hoofd laten. Tijdens de komkommertijd doe je echter soms vreemde dingen. Met als gevolg dat het grote nieuws van deze week eruit bestaat dat u mijn schrijfsels voortaan direct kunt lezen en van uw commentaar kunt voorzien op het weblog Nel Son, te bereiken via http://nelsonregiobode.blogspot.com. Volgens mijn echtgenoot werkt het allemaal niet. Dat zou best kunnen en ik beloof hierbij dat ik zal proberen het een en ander goed aan het werken te krijgen. Voorwaarde is wel dat de komkommertijd nog even aanhoudt. Tips en trucs voor een goed werkend weblog voorlopig nog maar even naar mijn gewone e-mailadres.
Nel Son
Abonneren op:
Posts (Atom)