Voorjaarsschoonmaak

column Regiobode 23 april 2008
Hoewel mijmeren niet in haar aard lag, had het voorjaar nu eenmaal die uitwerking op haar. Het ontluikende groen bracht haar altijd in een bezonken stemming. Het had iets te maken met wonder dat ze voelde; dat er na alle dorheid en kou toch weer leven en warmte kwam. In de loop van de jaren had ze zichzelf dit moment van zwakte leren toestaan ‘Andere vrouwen gaan aan de schoonmaak. Ik wordt een beetje mijmerig’ vergoelijkte ze haar gemoedstoestand. Eigenlijk kwam het haar ook niet slecht uit op dit moment. Nu was komen vast te staan dat iedereen met het Hart van Dieren had gefaald, konden ze tenminste weer door. Stel je voor dat zij en haar College de ultieme zwarte piet toegespeeld hadden gekregen, dan was er dit voorjaar geen nieuwe lente voor haar geweest. Dat functioneringsgesprek op het Provinciehuis had daar geen twijfel over gelaten. Maar nu kon tenminste niemand de morele superioriteit claimen om een ander de laan uit te sturen. Bij die gedachte rilde ze even. Ze had haar clubje potdorie net weer compleet na het vertrek van die Jan Bart. De hoeveelste kennismaking met een nieuw lid van haar College was dit geweest? Ze was na het oprotten van Wim Pieper gestopt met tellen. Opvallend overigens, dat die nieuwe zo totaal verschilde van Jan Bart. Díe vlegel lapte nog wel eens een regeltje hier en daar aan zijn modieuze instappers. Geheel in de geest van haar eigen liberale gedachtegoed. Deze nieuwe jongen van Kuiper was uit ander hout gesneden. Zeer to the point en niet te beroerd om een gammel project naar de bestuurlijke tekentafel terug te sturen. Dat er binnen zo’n arbeiderspartij van die compleet tegenstrijdige karakters bestonden. Wonderlijk. Tjeetje ja, wat voelde het goed dat het voorjaar - met zijn contemplatieve invloed op haar - voor de deur stond. Als ze terugkeek op het verloop van haar ambtsperiode in het Steegse, kon ze zich nog maar nauwelijks voorstellen waarom ze ooit uit Groenlo wegwilde. Dit openluchtmuseum met zijn boeren inwoners kwam haar van tijd tot tijd voor als een griezelkabinet. Ze had er potdorie de bodes nog moet bijbrengen dat het ‘ja, mevrouw de burgemeester’ of ‘nee, mevrouw de burgemeester’ is. En dan die vele wethouders waarmee ze de achterliggende jaren had moeten aanmodderen. Ze kon het gerust tropenjaren noemen. Iedere keer maar weer naar een afscheidsreceptie en een leuke speech afsteken voor de zoveelste vertrekkende kloothommel. Nee, ze hoopte nu toch echt dat verdere wisselingen van de wacht haar bespaard zouden blijven. Gelukkig had iedereen evenveel boter op het hoofd en was de oppositie te paaien geweest om niet te fel van leer te trekken tegen haar financiële wethouder. Die bezat zelf ook niet het kamikaze-gen waarmee dat jong van een Wilschut zich door de politiek bewoog. Gewoon lekker achterkamertjesafspraken maken en de grootste oppositiepartij dreigen met de openbaarmaking van wat leuke anekdotes over hun gammele wethouder. Daar dacht ze voor de tweede keer gedurende haar mijmeruurtje in het bleke voorjaarszonnetje aan die dorpse man van een Pieper. Nu ja, hij had haar ook wel eens weten te vertederen met zijn uilige lachje. Er welde een onverwachte warme gemoedsgolf door haar heen. ‘Malle meid!’ berispte ze zichzelf. Het voorjaarsgevoel moest potjandorie niet sterker worden dan op dit moment. In geval van nood zat er niets anders op dan toch maar met de voorjaarschoonmaak te beginnen, wist ze heel zeker.
Nel Son