Sprookjes

column Regiobode 28 januari 2009
Er is een tijd in ons leven, dat we in sprookjes geloven. Op enig moment houden we daar mee op. Althans de meesten van ons. Je kunt het betreuren dat we zo massaal het geloof verliezen in mythische figuren, sprekende paddestoelen en de overwinning van het goede over het kwade. Aan de andere kant moet ik er niet aan denken dat ik op werkdagen geplaagd zou worden door types als De Gelaarsde Kat, Assepoester of Vrouw Holle. Of de hedendaagse equivalenten Kwiebus en Snoezepoes die sinds enige tijd hun intrek hebben genomen in de schouwburg in Dieren. Beide bespelen de theaterzaal met voorstellingen voor kinderen en noemen het een Sprookjestheater. Logische naam als je voor kinderen speelt. Ik ken maar weinig dreumesen die je geen plezier doet met een lekker verhaal vol heksen, koningen en toverdrank. Als het dan ook nog allemaal uiteindelijk goed afloopt en de ouders hun uitgaven kunnen verantwoorden vanwege een goede pedagogische ondertoon, lijkt er me geen vuiltje aan de lucht. Toch is het bestaan van Kwiebus en Snoezepoes verre van een sprookje. Hoe kinderrijk de Veluwezoom ook mag zijn, altoos volle zalen trekken hun spannende belevenissen niet bepaald. Voor je het weet, speel je in het dagelijks leven een soort Hans en Grietje die in een donker bos verdwalen. In de steek gelaten door hun wrede moeder en vader, dat ook niet bepaald het meest bemiddelde ouderpaar blijkt te zijn. Dan kun je kruimeltjes brood gaan strooien, maar dat zet in een sprookje en in de werkelijkheid weinig zoden aan de dijk. De alter ego’s van Kwiebus en Snoezepoes moeten bij de bakker ook gewoon betalen voor hun brood. Dan laat je het ruimhartige strooien snel achterwege. De beide uitbaters van het Sprookjestheater zijn - ontdaan van schmink en kostuums - tenslotte ook maar gewone zakenmensen voor wie de schoorsteen van hun (be)knibbel-knabbel-knuisje-schouwburg moet roken. Dan heb je het niet gemakkelijk in sprookjesland. Zeker niet als de toneelverenigingen en andere culturele bespelers van je Sprookjestheater zich de sprookjesachtige huurprijzen van de vorige uitbater herinneren. En al helemaal niet als de gemeentelijke overheid het culturele budget in veel te kleine brokken van 500 euro opknipt waarmee je nog geen toneelknecht uit zijn bed krijgt. Het is daarentegen tekenend voor Kwiebus en Snoezepoes dat ze zich bijzonder verongelijkt gedragen in deze werkelijkheid. Ze geven er blijk van sterk in hun eigen sprookjes te geloven en nemen het iedereen, behalve zichzelf, kwalijk dat er geen happy end voor hen inzit. Zelfbeklag en gebrekkige rekenvaardigheid helpen niet. Want voor alle helderheid: als je zestig dagdelen van 500 euro aanbiedt, moet je niet om 25.000 euro subsidie vragen bij de gemeente. Ik heb vroeger op school geleerd dat je dan 5.000 euro weggeeft. Dat het sprookje zo goed als uit is, blijkt ook wel uit de reactie van die gemeente. ‘Ooit eens in tien jaar vier ton aan het theater uitgegeven en nog geen sluitende exploitatie’, orakelt men daar, opvallend historisch onderlegd. Beide partijen zitten mijlenver van de realiteit. Een theater kost altijd geld, weet iedere gemeente. En Kwiebus en Snoezepoes? Die moeten uitkijken voor een olifant met een lange snuit...
Nel Son