Home sweet home

column Regiobode 19 december 2006
“Waar kom jij zo vroeg vandaan?”, vroeg ze verbaasd. Ze had zich net een sherry’tje ingeschonken en was voor Onderweg naar Morgen lekker in de hoek van de bank gekropen. Ze was er in de loop der jaren aan gewend geraakt om haar avonden alleen thuis door te brengen. Altijd was hij op pad, had hij hier of daar een of andere vergadering. In het begin was ze zelf aan wat cursussen begonnen om haar avonden door te komen. Maar nu haar huiskamer volstond met fraai geschikte bloemstukken, Tiffanylampjes en de ramen voor en achter behangen waren met glas-in-loodcreaties bleef ze gewoon thuis. Bovendien had ze een hartgrondige hekel gekregen aan het type vrouwen dat ze op haar creatieve escapades bleef tegenkomen. Wat een ongelooflijke tuttebellen. Altijd een beetje uit de hoogte tegen haar doen omdat haar man in hun ogen van de verkeerde partij was. In april van dit jaar overwoog ze even serieus om op yoga te gaan. Nu hij die nieuwe functie had aanvaard, zou ze ze wel eens een poepje laten ruiken. Ze had het toch maar niet gedaan. Haar buikademhaling en gevoel van innerlijke rust ontwikkelden zich ook prima op de bank voor de buis. Daar kwam bij dat ze, sinds hij tot het ambt geroepen was, wel wist waar hij uithing. Het vergadercircuit in de achterafzaaltjes en rokerige huiskamers had hij verruild voor de goed geventileerde Raadzaal en commissiekamers. Het scheelde ook meteen een hoop stomerijkosten, was haar al wel opgevallen. Toch kleefden er niet alleen voordelen aan zijn nieuwe baan. Stukje bij beetje had ze hem zien veranderen. Het waren geen grote karakterologische verschuivingen, maar toch. Ze kende hem beter dan hij zichzelf kende en ze merkte hoe hij het er moeilijk mee had in zijn nieuwe rol. Daar hoefde hij haar niet uitgebreid over te vertellen, dat had ze toch wel in de gaten. Haar Wim was nu eenmaal niet zo’n uitgesproken type als het om emoties en dat soort dingen ging. Ze had zich daar al jaren geleden bij neergelegd en had geleerd dat hij zijn liefde voor haar nu eenmaal anders uitte dan zij zou willen. Daarom was ze nog wel geschrokken van dat interview dat hij een poosje geleden aan De Gelderlander had gegeven. Na die dramatische Raadsvergadering waarin zelfs die valse honden van zijn eigen partij hem dreigden te laten vallen, had hij een nacht lang in zijn bed liggen woelen. Tegen de krant liet hij zich ontvallen dat zij gewoon naast hem had liggen slapen. Typisch Wim. Altijd met de problemen van de hele wereld bezig, maar geen oog voor wat er zich vlak naast hem afspeelt. Natuurlijk had ze net zo min als hij geslapen. Ze had zich slapend gehouden om hem niet te storen in zijn overpeinzingen. Geheel tegen haar aard had ze hem daar die morgen boven de krant waarin dat allemaal stond wel even op aangesproken. Hij was erg geschrokken en had nog aangeboden een rectificatie te eisen, maar daar ging het haar niet om. Ach, mannen. Nu stond hij daar ineens terwijl ze hem nog lang niet had verwacht. Op een of andere manier leek hij opgelucht. Zijn schouders hingen tenminste niet zo laag als altijd en het schaapachtige lachje waarmee hij zo vaak op de foto was gezet de afgelopen maanden had dit keer iets ondeugends. Ja bijna schalks. Waar hij zo vroeg vandaan kwam, had ze aan hem gevraagd. Hij liet zijn zware tas met vergaderstukken uit zijn hand vallen en plofte bij haar op de bank. Zijn schoenen schopte hij uit en hij legde zijn voeten in haar schoot. “Is dat sherry?” vroeg hij. Ze knikte. “Dan lust ik er ook eentje”, zei hij en hij trok zijn stropdas los. Hij liet zich achterover zakken in de kussens en het kwam haar voor dat er een enorme last van hem afgleed. Eindelijk thuis, dacht ze.

Nel Son

Enquête

column Regiobode 12 december 2006
Geachte lezer. In deze krant werd vorige week op de gemeentelijke servicepagina’s van de Gemeente Rheden een enquête afgedrukt. De vragen daarin beogen vast te stellen in hoeverre de nieuwe wijze van vergaderen door de Gemeenteraad een succes te noemen is. De raad heeft vanaf mei dit jaar geëxperimenteerd met een andere manier van vergaderen. In januari moet beslist worden of het zinvol is daarmee door te gaan. Uiteraard wil de politiek graag weten wat de burgers er van vinden. Daarom die enquête. Door een misverstand zijn abusievelijk de verkeerde enquêtevragen afgedrukt. De verantwoordelijk ambtenaar is inmiddels overgeplaatst naar de plantsoenendienst. Hoewel iedereen weet dat ‘de vraag stellen het antwoord kennen’ betekent, hieronder de juiste enquêtevragen waarop wij graag uw reactie vernemen. Op de gemeentelijke website www.rheden.org/enquete1 staan helaas nog de verkeerde vragen. De vergadering waarin moet worden besloten om ook daar de juiste vragen te stellen is nog niet gepland. Maakt u dus a.u.b. gebruik van het enquêteformulier dat wij als rectificatie hieronder voor u afdrukken.

Vraag 1: De Raad van de Gemeente Rheden vergadert helemaal anders. Wat vindt u daarvan?
Antwoord a:
Is mij persoonlijk niks van bekend. Hoezo wordt mij dat niet verteld?
Antwoord b: Het gaat een stuk beter zo. Je merkt het dagelijks op straat.
Antwoord c: Vergaderen is ‘fun’.
Indien u bij deze vraag voor antwoord c kiest hoeft u de enquête niet verder in te vullen. We weten inmiddels hoe er over denkt en gaan de rest van uw antwoorden voor geen meter serieus nemen.

Vraag 2: De nieuwe manier van vergaderen moet de politiek dichter bij de mensen brengen. Heeft u daar iets van gemerkt?
Antwoord a: Als ik heel dicht bij wethouder Brader kom, word ik altijd een beetje bang.
Antwoord b: Als u bedoelt dat ik voortaan de lichaamsgeur van raadsleden kan ruiken, bedank ik hartelijk.
Antwoord c: Bij mij in de straat woont al een raadslid. Wat denkt u dat er met huizenprijzen is gebeurd?

Vraag 3: Vergaderen is nooit leuk, maar wat zou het voor u aantrekkelijker maken?
Antwoord a: Een hapje en een sapje op de publieke tribune.
Antwoord b: Iedere maand een ander thema, zoals Ridders, oude ambachten, science fiction of modelspoorbanen op de agenda zetten.
Antwoord c: Meer black-outs van wethouder Pieper.

Vraag 4: De rol van burgemeester en wethouders is in het dualisme is helemaal anders geworden. Hoe kan dat beter tot uitdrukking komen?
Antwoord a: burgemeester Petra van Wingerden moet een breiwerkje meenemen.
Antwoord b: wethouder van financiën Kock moet iedere keer het actuele banksaldo melden.
Antwoord c: de microfoon van wethouder Wilschut moet vaker uitvallen.

Tot zover de enquêtevragen. Gaat u er a.u.b. niet vanuit dat uw mening er iets toe doet. De Raad zit er tenslotte vier jaar en tegen de komende verkiezingen weet u zich hier toch niets meer van te herinneren. Bovendien geloven we niet dat u als achterlijk stemvee ook maar enig benul heeft hoe moeilijk het is om een vergadering een beetje op tijd te laten eindigen. Wie wil er trouwens weer zo vroeg naar huis?

Nel Son

Comité? Nee!

column Regiobode 5 december 2006
Heeft u al gebeld? Sinds ik een paar weken geleden de oproep voor het eerst las, heb ik diverse keren bij de telefoon gestaan. Zal ik wel of zal ik niet. Ik ben een keer begonnen met het nummer te bellen, maar voor ik het laatste cijfer had ingetoetst, legde ik weer neer. Toch maar niet? Nee, het is mij nog niet gelukt om te bellen. Wat me er precies van tegenhoudt, ik weet het niet. Is het de wat onhandige woordspeling waarvan ze zich bedienen? Ik bedoel, de armoe die spreekt uit het woord ‘treinklungelbak’ doet mij niet vermoeden dat ik in een goed gesprek verzeild raak als ik bel. Om van het kleuterrijmpje ‘Tunnelbak nee, weg ermee’ maar te zwijgen. Dat getuigt ook niet direct van een intellectuele ondergrond die het niveau van drie klassen hedendaags basisonderwijs overstijgt. Op een of andere manier hoor ik blijkbaar niet tot de doelgroep die het Comité Tunnelbak Nee (ook zoiets!) probeert aan te spreken. Anders kan ik het niet verklaren waarom ik - met mijn aangeboren nieuwsgierigheid - niet meteen in de telefoon ben geklommen. Het zou kunnen dat die witte Peugeot 205 met rode belettering bij de invalsweg naar Dieren me er van weerhoudt. Toch een beetje benedenmaats voor een Comité dat het grote infrastructurele project van weg en spoor onder Dieren door wil tegenhouden. Ik denk dat mijn aarzeling veel kleiner zou zijn als er een flesgroene Bentley met gouden letters dwars op de kruising gezet werd. Zo’n peugeootje doet me meteen vermoeden dat het hele Comité niet meer is dan een gescheiden man die bij de boedelscheiding het boodschappenwagentje van zijn ex heeft mogen houden. Geen echte stijl, geen echte klasse. Maar is dat het echt wat me zo doet dralen bij de telefoon? Nee, het is de toevoeging ‘geheimhouding gegarandeerd’ die ik lees bij de aansporing om het telefoonnummer 0313 - 419 213 te bellen. Wat betekent dat? Wordt dit Comité door onze Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst als zo argeloos ingeschaald, dat een telefoontap een onverantwoorde aanslag op het anti-terrorismebudget zou zijn? Hoef ik alleen mijn voornaam te noemen? Wat blijft er dan precies geheim? Dat mevrouw Son gebeld heeft? Voor wie blijft dat dan geheim? Weet de rest van het Comité vervolgens van niks? Stel dat ik een keertje terugbel en ik krijg iemand anders aan de lijn, moet ik dan alles nog een keer vertellen? Da’s niet erg praktisch. Laat staan slagvaardig. Nee, geheimhouding; wie zit daar nu op te wachten. We leven toch niet in een dictatuur? Als je in dit land iets vindt waarvoor het oprichten van een comité de moeite loont, dan kun je daar toch gewoon voor uitkomen? En dan ook nog ‘gegarandeerde geheimhouding’. Krijg ik dat schriftelijk in de vorm van een garantiebewijs? En waar kan ik met klachten over een lek terecht? Nee, het heeft mij allemaal en te hoog jongensboekgehalte in de trant van ‘het genootschap van de zwarte hand’. Bovendien heb ik het niet zo op comité’s die zich verkneukelen bij het uitkomen van de eerste voor beroep vatbare beslissing. Dat zijn in mijn ogen van die beroeps-beroepaantekenaars. Ik dacht dat het met de werkgelegenheid zo goed ging in dit land. Maar er zijn blijkbaar nog mensen genoeg die de hele dag de tijd hebben om Peugeots te beletteren en bij de telefoon geheimzinnig kunnen gaan zitten doen. Om dat soort types een zinvolle dagbesteding te bezorgen zou ìk nou wel eens een comité willen oprichten. Het Comité naar het Arbeidsbureau ermee, bijvoorbeeld. Of het Comité Bij de Raad van State wil ik jou niet horen praten! Misschien moet u toch eens bellen met deze tunnelklungels. Vertel ze meteen maar wat ik er van vind. Scheelt mij een telefoontje.

Nel Son

Kikkerdril

column Regiobode 28 november 2006
Niets zo onvoorspelbaar als het menselijk geheugen. Ineens herinner je je iets. Zomaar uit het niets, lijkt het, komt een stukje van je verleden in het heden terecht. Soms is het nog door goed ‘terug te denken’ te achterhalen wat het was dat de herinnering losmaakte. Meestal reconstrueer je dan een rijtje associaties die je logisch bij de betreffende herinnering laten uitkomen. Oja, denk je dan; zo ben ik hier op gekomen. Maar soms is daar helemaal geen sprake van en sta je plompverloren naar een oud en stoffig stukje verleden te kijken. Ik had dat vandaag met het zinnetje ‘Ril niet van kikkerdril’. Het is de titel van een verhaal in een Zomerboek. Kent u die nog? Die Zomerboeken? In mijn lagere schooljaren kwam er aan het einde van het schooljaar een boek uit dat je door je lange zes weken vakantie ging helpen. Een boek met strips, puzzels, kleurplaten, verhalen en spannende opdrachten. Ik herinner me nog goed de opwinding als op een van de laatste dagen voor de grote vakantie het Zomerboek op school werd uitgedeeld. We hadden daar als kinderen al tijden naar uitgekeken en onze juf er regelmatig naar gevraagd. Steeds was het er nog niet, maar op een mooie dag kon ze ons vertellen dat het gearriveerd was. Ergens in dat immense schoolgebouw, zo wisten we dan, lagen stapels met Zomerboeken. Eentje daarvan was voor mij. Weken eerder had ik moeder met het van school meegekregen bestelformulier bestookt en ik had uiteindelijk het geld meegekregen om het Zomerboek te laten komen. Moeder deed daar goed aan, want de zes weken schoolvakantie in mijn jeugd werden vaak nog in het geheel rondom het huis doorgebracht. Dan was zo’n boek een goede investering voor de regenachtige dagen dat er niet buiten gespeeld kon worden. De teevee die we thuis op enig moment gedurende mijn schooljaren hadden gekregen, zond alleen op woensdagmiddag iets voor kinderen uit. Soms ook op zaterdag en je hoorde dan van vriendjes en vriendinnetjes op straat dat de Dikke en de Dunne ‘erop’ waren of een aflevering van de Comedy Capers, waar we allemaal erg graag naar keken. Toen nog geen Cartoon Netwerk, Nickelodeon of ZappTv. Laat staan dat we over spelcomputers beschikten of de danspassen van onze idolen konden nadoen omdat we die op MTV of TMF hadden gezien. Nee, zo’n Zomerboek was een waardevol bezit waar je als kind naar uitkeek en zeer koesterde als je het bezat. Je probeerde er ook de hele vakantie mee te doen. Iedere keer een beetje, niet alles tegelijk. ‘Ril niet van Kikkerdril’ was een verhaal aan het einde van het boek. Het is me bijgebleven omdat ik de inhoud niet vond kloppen met de titel. Die had ik gelezen als een spannende aankondiging over het leven van een kikker genaamd Ril, die niet was voortgekomen uit kikkerdril. Leek me erg raadselachtig en bijzonder. Dat het verhaal gewoon over kikkerdril ging en dat je dat niet eng moest vinden, viel me daarom enorm tegen. Dat zal de reden zijn waarom het in mijn geheugen is opgeslagen. Waarom nu juist deze herinnering er vandaag ineens weer was? Geen idee, maar het geheugenspoor naar taalverwarrende zaken uit mijn jeugd staat vervolgens wagenwijd open. Op de putdeksels naar het riool die aan de rand van het trottoir lagen, las ik als kind ooit ‘De Globe Tegelen’. Ik interpreteerde het toen als een bovenmenselijke opdracht van een of ander geheim genootschap om de hele aarde met stoeptegels vol te leggen. De ontdekking dat de firma Globe uit Tegelen de puttenfabrikant was, maakte me een kinderfantasie armer. Het menselijk geheugen is een kruiwagen vol met dat soort kikkers.

Nel Son

Woef

column Regiobode 21 november 2006
De honden blaffen, maar de caravaan trekt verder. In dit oude gezegde ligt de les besloten dat je je schouders moet kunnen ophalen over de commotie die je hebt veroorzaakt en stug moet doormarcheren op de ingeslagen weg. Het is een van de eerste dingen die een politicus dient te beheersen, wil hij of zij in zijn vak iets voorstellen. Dus staat Jan-Bart Wilschut, wethouder van de Gemeente Rheden, pontificaal vooraan op een foto in krant met op de achtergrond het stationsgebied in Dieren. Dat stukje dorp gaat over een tijdje op de schop om de plannen voor weg en spoor te realiseren. Het rumoerige inspraaktraject over de precieze variant van deze majeure infrastructurele operatie is formeel afgerond. Ook heeft de Gemeenteraad haar zegje gedaan. Wilschut kan tevreden zijn. Er is precies uitgekomen wat er aan besluitvorming is voorgebakken tijdens de coalitievorming na de Gemeenteraadsverkiezingen. Zelfs de ‘zwarte pieten’ zijn exact daar terechtgekomen waar hij ze had gepland. Wim Pieper van Gemeentebelangen en Rikus Brader van de Socialistiese Partij zijn de gebeten honden. Met ingezonden stukken in de krant worden deze twee nu publiekelijk van kiezersbedrog beschuldigd. Maar goed; gebeten honden blaffen niet, zal Wilschut denken en dus roept hij een volgende generatie inspraakconsumenten op om met hem mee te komen praten. Regeren is immer vooruitzien, dus nog voor er een bouwrijp nieuw hart van Dieren te bekennen is, moet er met de burgers gesproken worden. Waar komen de kantoren? Hoe zetten we de huizen neer? Hoe hoog worden de flats? Komen er flats? Hoeveel bankjes moeten er op het nieuwe dorpsplein? Welke kleur steentjes gebruiken we voor de hangplek voor jongeren? Worden het platanen of kastanjes? Moet het dorpsplein in de vorm van een hart? Heet de nieuwe verbindingsweg de Dotterstraat? Mag iedereen uit ‘noord’ nu zomaar ‘zuid’ binnenlopen zonder het heilzame filter van een paar spoorbomen? Nieuwe ronde, nieuwe kansen voor wie nog niet gedesillusioneerd in de politiek is. De komende tijd wordt er weer goed zaken gedaan door de adviesbureau’s en de uitbaters van vergaderzaaltjes. Wat voor mensen laten zich in die zaaltjes naar binnenlokken vraag ik me af. Wilschuts uitnodiging om lekker te komen knutselen met zijn nieuwe blokkendoos heeft inmiddels de nodige insprekers opgeleverd. Ze laten zich de komende tijd van huis en haard losscheuren om mee te denken over de antwoorden die Wilschut al lang kent. Zo moeten er ruim 120 woningen komen en de nodige vierkante meters kantooroppervlak omdat hij anders zijn OZB-target niet haalt. En dat allemaal op een stukje dorp dat door het openblijven van de tunnelbak toch behoorlijk kleiner zal blijken dan ooit gehoopt. De dromers die nu op Wilschuts praatsessies komen met ideeën over een prachtig en paradijselijk dorpshart zijn de ingezondenbrievenschrijvers van de nabije toekomst. Bovendien vraag ik het me vanuit democratische oogpunt af of het wel zo netjes is om maar met Jan en Iedereen aan de praat te gaan over dit soort belangrijke veranderingen in een dorp. Wie zijn die mensen met wie Wilschut praat? Wat zijn hun (eigen) belangen en hoe toetst Wilschut hun inbreng daarop? Of is het, net als bij de inspraak over de tunnelvarianten de bedoeling, dat de querulanten gepaaid worden met wat exclusieve aandacht van een wethouder en zijn duurbetaalde adviesbureau? De wethouder organiseert toekomstig geblaf is mijn indruk. We weten hoe hij daar dan mee om zal gaan.

Deep Throat

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

K13

column Regiobode 7 november 2006
Mij hadden ze op het verkeerde been. Dat geef ik eerlijk toe. Ik zie mezelf als een vrouw van de wereld die toch redelijk ‘bij’ is qua actuele trends en stromingen. Ook als het gaat over de cultuur van onze jongste jeugd, hoe ver die ook van me afstaat. Ik meende dus helemaal goed te zitten toen ik veronderstelde dat de Belgische meidengroep K3 aan een forse uitbreiding was begonnen. Ineens met tien vrouw meer op het podium! Logisch dat dan ook de naam verandert: K13. Hoe fout kun je zitten. Het ging helemaal niet over het commerciële cultuurconcern van onze zuiderburen maar over een subsidiebehoeftige cultuurinstelling in het Veluwezoomse Velp. K13, was dat vroeger niet gewoon Kunsthuis 13, begon het me te dagen. Ik moet toegeven dat me deze naamswijziging ontgaan is. De reden om het woord kunst uit je naam te halen ontgaat me overigens evenzeer. Het zou hooguit kunnen betekenen dat er een zekere schaamte was opgekomen bij de directie over het highbrow imago van dit centrum dat in haar hoogtijdagen landelijke bekendheid genoot. Ze zitten in Velp immers aan de zuidkant van de spoorlijn. Bij het woord kunst denkt de gemiddelde bewoner van Velp-Zuid toch aan iets anders dan wat zich binnen de muren van deze statige villa afspeelt. Dat blijkt ook wel uit de bezettingscijfers van het toneelzaaltje en de bezoekersaantallen van de exposities. Reden genoeg voor directeur Nicolette van der Wal om een strategisch plan te schrijven waarin ze mikt op meer toeloop naar haar culturele centrum. Het is in haar te prijzen dat ze zelf in staat is een dergelijke visie te verwoorden. Ieder ander centrum had daar een duur adviesbureau voor ingeschakeld. Het is niet uit te sluiten dat Nicolette dat ook had willen doen, maar haar ontbreken de euro’s. Dus flux een cultuurplan van het internet gegoogled en met zoek en vervang overal K13 ingevuld. Da’s geen schande, want zolang de naam van Joop van den Ende er niet in voorkomt, draait ieder cultuurplannetje in Nederland toch om het aanvragen van extra subsidie. Zo dus ook in het werkstuk van Nicolette. Enigszins beschroomd bekent ze aan de Raadsleden, bij wie ze haar bede voor meer geld komt voorleggen, dat het hen wel ‘niet als muziek in de oren zal klinken’. Geen sterke binnenkomer Nicolette en tekenend voor de identiteitscrisis waarin je met je kunststulp verkeert. In je mooie plan heet dat uiteraard dat K13 van zijn elitaire imago afwil, maar jij zou als geen ander moeten weten dat kunst elitair moet zijn. De omslag waarvoor je pleit, en waarvoor je nu de Rhedense belastingbetaler wil aanspreken, is niet meer dan het graven van de volgende bodemloze put. Bovendien denk je toch zeker niet dat die Rhedense Raadsleden helemaal van lotje getikt zijn. Die kunnen met een blik in de subsidieverordeningen van de aflopen decennia zien waarmee het Kunsthuis het verkeerde imago heeft betaald. Inderdaad, met diezelfde Rhedense belastingcenten. Je moet dan ook snel je verzoek intrekken en opnieuw gaan geloven in de kracht van elitaire kunst. Al dat gepopulariseer zoals met die naamsverandering moet je direct ongedaan maken. Dat vraagt om een investering ter waarde van vier plakletters: de U, de N, de S en de T. Die plak je gewoon weer op het bord aan de straat voor je mooie pand. Eventueel betaal ik dat voor je, maar haal je niet de hoon van de Gemeenteraad op de hals met dit obligate geschooi om geld. Je weet zelf ook wel waar je moet zijn voor een extra financiële impuls, zo die al nodig is: bij de elite waarvoor het Kunsthuis al die jaren een gesubsidieerd glas Chablis inschonk als er weer eens een vernissage was.
Nel Son

Zweven

column Regiobode 31 okotber 2006
Weet u al op wie u gaat stemmen deze maand? Voor het eerst in mijn bestaan als lid van het electoraat weet ik het niet zeker. Dat stoort me een beetje. Sinds ik vele jaren geleden stemgerechtigd werd, heb ik geen enkele verkiezing overgeslagen. Ik ben van het historisch doordrenkte type: onze voorouders hebben gestreden voor de democratie waarin we leven. Dan is het een kleine moeite en wat mij betreft tevens een heilige plicht om te zorgen dat we die democratie in onze tijd overeind helpen houden. Wie zijn blik een beetje over de wereld laat waren, ziet genoeg voorbeelden van hoe het er in landen zonder democratie aan toe gaat. Als ik om me heen mensen hoor orakelen dat het niet uitmaakt ‘of je door de hond of door de kat gebeten wordt’ zou ik ze eens willen spreken als ze bij voortduring door èn de kat èn door de hond gebeten werden. Want dat is toch wat in veel landen zonder democratie aan de hand is, laten we wel wezen. Ik ben ook van het type dat vindt dat mensen die niet stemmen vier jaar hun mond moeten houden. Je stem niet laten horen als het kan en dan achteraf gaan lopen zeuren dat het niet gaat zoals je wil, dat gaat er bij mij niet in. En niet dat ik zo zwaar democratisch gelovig ben dat ik aanneem dat mijn stem er toe doet, maar als ik me door dat soort nihilisme zou laten leiden, zou ik ook moeten accepteren dat Alexander en Maxima zich meteen tot absolute monarchen kronen. Hoe lief ik het jonge gezinnetje ook vind, dat gaat me toch te ver. Stemmen moet ik van mezelf en daarom zit het me ook niet lekker dat ik deze keer zo twijfel op wie ik zal gaan stemmen. Ik zie me al in het stemlokaal staan dralen bij de stemcomputer. “U kunt nu uw keuze maken”, zegt het lid van het stembureau voor de vierde keer. Nog even en hij komt achter zijn tafel vandaan om te kijken wat ik daar allemaal sta te doen. De rij bij de ingang van het stembureau groeit en groeit en mensen achter in de rij beginnen te informeren naar wat er aan de hand is. Dichterbij hoor ik gemor van collegakiezers die willen dat ik opschiet. Ze hebben net boodschappen gedaan en hun diepvries vissticks beginnen te ontdooien. Ik sta echter nog steeds als bevroren voor de lijsten met kandidaten en partijen en ik weet het niet. Ja, kijk: dat wil ik dus niet dat er straks met me gebeurt. Er zal daarom niks anders opzitten dan me de komende drie weken te laten onderdompelen in de stortvloed van politici die komen dingen naar mijn kiezersgunst. Vorig weekend is die tsunami losgebarsten en ik heb nu reeds de eerste verschijnselen van een overdosis bij mezelf geconstateerd. De blijheid van JP en het sombere toontje van Wouter, de rap van Rouvoet en het gelispel van Femke verstoren zo nu en dan al mijn nachtrust. Hoe kom ik de komende tijd enigszins gezond door in de wetenschap dat ik de ook nog de Mozartlook van Geert, de be-boplijn van Jan en de volle dos van Marco over me heen gestort zal krijgen. Ik ben er niet gerust op wat de ruitjeshemden van Mark voor uitwerking op me zullen hebben om maar te zwijgen van de oorbellen van Rita. Nee, dit zijn geen gemakkelijke tijden. In de loodzware positie waarin ik mezelf heb gemanoeuvreerd door niet te weten waarop of op wie te stemmen, kan ik natuurlijk alle partijprogramma’s gaan lezen. Of ik kan me door de kieswijzer bij het handje laten nemen. Iets in me verzet zich daartegen. Ik zal toch verdorie eigenstandig een keuze kunnen maken zonder me door het verkiezingsgeweld te laten neerdrukken? Misschien zit er niks anders op dan maar gewoon richting 22 november te zweven. Koop die dag geen diepvries vissticks is mijn enige advies.

Nel Son

Het dorp

column Regiobode 24 oktober 2006
Het moet er paradijselijk wonen zijn. Zo met z’n achthonderden lekker weggestopt achter het kanaal. Een dorpsgemeenschap waarin het woord gemeenschap ook nog iets voorstelt. Namelijk dat ze er samen de schouders onder willen zetten. Nu ook weer. Stelt de Gemeente voor om een dorpsplan te maken en dan staan er meteen zo’n zeventig bewoners klaar om mee te denken. Da’s bijna tien procent! Kom je nergens meer tegen. Maar wel in Spankeren. Daar laten ze zich nog graag uitdagen als het over de toekomst van hun mooie woonstek gaat. Is dit het dorp waar Wim Sonneveld over zingt? Met boerenkinderen in de klas en waar je nog zoethout voor een cent kunt kopen? Misschien is die voorstelling van zaken iets te mooi. En te romantisch ook. De boerenkinderen van eertijds zijn inmiddels de Shantals en Jeffreys geworden. Kinderen van ouders die ook alle twee moeten werken om huis en haard afgelost te krijgen. Laat staan dat je er nog zoethout kunt kopen. In Spankeren kun je namelijk helemaal niks meer kopen. Voor alles moeten ze naar Dieren en da’s wel aan de andere kant van het kanaal, mind you. Dat klinkt een beetje dubbel. Aan de ene kant is de Spankerenees er op gespitst dat het in zijn mooie dorp blijft zoals het is. Aan de andere kant wil het ook wel de moderne geneugten proeven. Zoals een winkel, een apotheek of een huisarts. En dus niet steeds naar Dieren hoeven, want dat is zo’n beetje de ‘grote boze buitenwereld’ als je in Spankeren woont. Ze moeten er bovendien hun waterlinie voor oversteken. Iemand uit Spankeren moet altijd over de brug komen en daar word je op den duur een beetje simpel van. Bestuurslid van de belangenvereniging Piet Nicolaï laat zich niet voor niks vorige week op de foto zetten aan de rand van het Apeldoorns-Dierens kanaal. Symbolischer voor de wij - zij mentaliteit van de inwoners van het kleine dorp kan het bijna niet. Gehurkt in de zompige oever kijkt hij vanaf de veilige Spankerense kant in de camera met aan de overkant het benijde Dieren waar ze wel friettenten hebben. Dieren is echter niet alleen de begeerde overzijde; er wonen ook mensen die misschien wel in Spankeren zouden willen wonen. Maar dan moeten er huizen gebouwd worden. En dan wordt het dorp weer te groot, weten ze in Spankeren zeker en is het snel gedaan met het gemeenschapsgevoel. Daar zit wat in, natuurlijk. Luister nog maar eens hoe het afliep met het dorpje van Sonneveld. Een schrikbeeld voor iedere rechtgeaarde inwoner van Spankeren. Die zien de bankstellen en dressoirs met plastic rozen al oprukken in hun prachtige weilanden. Maar ja, dan moet je niet verwachten dat je in je eigen dorp een rol wc-papier kunt kopen. Het is een duivels dilemma voor Spankeren. Een beetje zoals vroeger de jaren van de pré-pubertijd werden omschreven: te groot voor servet en te klein voor tafellaken. Staat Spankeren het hedendaagse equivalent te wachten van de dorpsjeugd in minirok en beatlehaar die samenklit bij de eerstvolgende grote nieuwbouwlocatie in de Gemeente Rheden? Dat het kortgezegd niks uitmaakt of zich tien procent van de inwoners laat ringeloren in een inspraakdoolhof over de toekomst? Wat dat betreft is het veelzeggend dat er in de gemeentegids die onlangs verscheen geen plattegrond van Spankeren was opgenomen. Dat kan betekenen dat de Gemeente er van uitgaat dat iedereen daar de weg wel kent. Het kan ook zijn dat de nieuwbouwwijk al op het kaartje was ingetekend! Daar zou ik bij het maken van een dorpsplan als eerste achter willen komen.

Nel Son

Het kan verkeren

column Regiobode 17 oktober 2006
Op het radionieuws hoor ik het berichtje. De uitgever van de theorieboekjes voor het rijexamen maakt zich zorgen. Wie de inhoud van zijn boekje goed uit het hoofd leert, haalt weliswaar het theorie-examen maar heeft onvoldoende verkeersinzicht. Dat komt omdat er te veel op kennis wordt geëxamineerd. Wie zich in Nederland met de auto of motor in het verkeer wil begeven, moet meer weten dan hoe een voorrangsbord er uitziet. Vindt die uitgever. Misschien heeft de man wel gelijk. Ik ben inmiddels toe aan de zoveelste verlenging van mijn rijbewijs. Een week of anderhalf geleden kreeg ik daar netjes een brief over van drs. J.G. Hakkenberg. Dat is de Algemeen Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, Divisie Registratie en Informatie. Ik ken die meneer niet, (of is het een mevrouw?), maar ik stel het erg op prijs dat ik ervan in kennis wordt gesteld dat mijn rijbewijs dreigt te verlopen. Aan de andere kant maakt de combinatie van beide nieuwtjes me een beetje melancholiek. Ten years come and gone so fast hoor ik Paul Simon in mijn hoofd zingen. Het was de herkenningsmelodie van de Oprah Winfrey show toen die aan zijn tiende seizoen begon. Ook al weer een tijdje geleden inmiddels. Ik bedoel maar: waar blijft de tijd. Ik pak mijn rijbewijs er eens bij en kijk naar mijn pasfoto. Zo zag ik er dus tien jaar geleden uit. Als je iedere dag voor de spiegel staat, kun je nog een hele tijd volhouden dat er niet zo veel verandert aan je uiterlijk. Maar zo’n foto laat je een heel stuk terug in de tijd kijken. Op mijn leeftijd is dat een behoorlijk stuk. Toch mooi twintig procent, reken ik snel uit. Ik weet ineens niet meer zeker of ik zo blij ben met de brief van Hakkenberg. En of ik vind dat die uitgever wel gelijk heeft. Ik herinner me nog goed hoe blij ik was dat ik mijn rijbewijs haalde. Mijn rijschoolhouder mopperde op me omdat ik maar net genoeg punten had gescoord voor mijn theorie-examen. Dat deed je in die tijd nog op dezelfde dag als het praktijkexamen. Zijn gespeelde boosheid maakte geen indruk op me: ik had het fel begeerde papiertje toch maar mooi in één keer gehaald. Een hele prestatie als ik genetisch een beetje op mijn jongste broer moest lijken. Die had er namelijk dertien keer voor nodig gehad. Het theorieboekje uit die tijd staat me maar vaag bij. Ik weet nog dat er van die getekende verkeerssituaties in stonden waarin je dan de volgorde van voorrang moest aangeven. En de verkeersborden uiteraard. Van kennis is bekend dat die niet altijd beklijfd. Je vergeet ook weer een heleboel dingen. Misschien is dat maar goed ook. Wat ik wel heb doorgekregen bij het ouder worden, is dat inzicht groeit op kennis. Die meneer van die examenboekjes kan dan wel willen dat jongeren die een rijbewijs halen meer op inzicht worden getoetst, als dat maar niet betekent dat we daar de kennis van de verkeersregels voor inleveren. Want zo is het wel met meer dingen gegaan in ons land. Tegenwoordig kunnen leerkrachten op de basisschool zich met veel inzicht inleven in de tere kinderzieltjes die aan hun pedagogische zorg zijn toevertrouwd. Maar je hoeft er niet meer op te rekenen dat ze onze kroost kunnen uitleggen hoeveel procent tien van vijftig is. Als we over een poosje een nieuwe generaties met erg veel verkeersinzicht op de weg aantreffen die zich van geen verkeersregel bewust is, weten we waarvan het komt. De komende tien jaar waag ik het nog maar eens op, zal ik Hakkenberg laten weten. Waar ik me wel op verheug, is het creditcardmodel dat mijn verlengde rijbewijs krijgt. De ruimte voor een pasfoto is dan ook kleiner. Kan ik over tien jaar gemakkelijk volhouden dat ik geen spat veranderd ben.

Nel Son

De boom in

column Regiobode 10 oktober 2006
Vraagt u zich ook wel eens af of het allemaal nog wel goed komt ‘met de wereld’. Als ik vorige week uit mijn ooghoek volg wat voormalig vice-president Gore aan onheilsboodschap te brengen heeft, raak ik gemakkelijk in zo’n mijmerende stemming. Nu geef ik direct toe dat ik daar wat aanleg voor heb. Reden waarom ik het nieuws over het smelten van de poolkappen een beetje bij me weg probeer te houden. Dat lukt natuurlijk nooit helemaal, dus na enige tijd ben ik me toch aan het afvragen of de Veluwezoom hoog genoeg ligt om voor ons als reddende terp dienst te doen. Voor ik het weet gaan mijn gedachten met me aan de haal en ben ik in staat het Gemeentehuis in De Steeg te bellen met de vraag of het bestemmingsplan buitengebied niet moet worden aangepast. Ik bedoel maar; we zullen met elkaar toch een stukje hoger moeten gaan wonen als de IJssel almaar meer ruimte nodig heeft. In onze mooie omgeving kom je, de rivier de rug toekerend, al heel snel tussen de bomen uit. Daar mag je nu nog naar hartelust wandelen, maar wie het waagt twee stenen op elkaar te leggen, krijgt te maken met de boswachter van Twickel, de bouwpolitie en het gemeentelijke apparaat dat over de bestemmingsplannen gaat. Nu weten we allemaal dat die laatste instanties niet van het type is dat over één nacht ijs gaat. Met het optreden van Gore nog vers in de meest bange uithoek van mijn geheugen, roept dat bij mij de vraag op of we niet alvast moeten beginnen met het aanvragen van een wijziging bestemmingsplan. Als good-old-Al het niet alleen maar voor de centen doet, is het toch zaak een en ander serieus te nemen, lijkt me zo. Dan komen we er niet onderuit om woningbouw te gaan overwegen op de Carolinaberg en andere ‘huchies’ in onze groene omgeving. Een beetje mooi wonen in het bos is op dit moment maar voor zeer weinigen van ons weggelegd. Toch moeten die mensen er rekening mee houden dat ze binnen niet al te lange tijd buren krijgen. En niet zo’n beetje ook. Ligt hier niet een mooie taak voor een architect om een praktische boomwoning te ontwerpen? Want de discussie gaat straks uiteraard in hoofdzaak over het zoveel mogelijk behouden van bomen. Zo lang het water ons nog niet aan de lippen staat is de factor mens van absoluut ondergeschikt belang. Daar hoeft niemand zich over te verbazen in de aanloop naar een oplossing voor de komende ramp. Ik merk dat ik daarom nu al naar een compromis zoek en waarom zou dat niet een boomwoning kunnen zijn. Ja, ik probeer maar een beetje mee te denken. Kijk, ik snap ook wel dat een reeks torenflats ter hoogte van het huidige zwembad in Dieren momenteel nog onvoorstelbaar is, maar er komt een moment dat we wel zullen moeten. Hetzelfde geldt voor die mooie pannenkoekenboerderij op de Carolinaberg. We kunnen hooguit overwegen het als een dienstencentrum te laten voortbestaan temidden van de nieuwe dorpskern, maar eigenlijk hebben we de fundering nodig voor een wolkenkrabber waarin we uitzicht hebben om de Noordzee. Een beetje durf is hier wel nodig. Gelukkig lees ik dan dat onze planners serieus overwegen om de Emmapyramide te gaan ophogen. De bomen zijn zo ver doorgegroeid dat ze het zicht benemen op de omgeving. Ook hier worden bomen uiteraard met rust gelaten, maar er is wel een visie op een oplossing. Daarop moet ik maar vertrouwen, bedenk ik me ter geruststelling. Geld voor zeven nieuwe dorpen in onze hoger gelegen bossen is er gelukkig genoeg. De tunnels in Dieren hoeven immers niet te worden gegraven! Met het stijgen van de zeespiegel worden dat overbodige aquariumbakken.
Nel Son

Paradise Lost

column Regiobode 3 oktober 2006
Waar zijn de adviseurs van Rhedens wethouder Wim Pieper gebleven? Dat was de eerste vraag die bij me opkwam toen ik vorige week donderdag een interview met Pieper las in De Gelderlander. De plannen voor weg en spoor onder Dieren door bezorgden hem een motie van afkeuring van de oppositie die hij ternauwernood overleefde. Zelfs leden van zijn eigen fractie overwogen hun wethouder te laten vallen. Pieper bekent openhartig aangedaan te zijn en geeft toe dat hij in de vergadering de draad kwijt was; een black-out had. In zijn bedje heeft hij een nacht lang liggen nadenken waar het fout was gegaan. Ontroerend is het detail dat hij daarbij prijsgeeft: zijn vrouw lag te slapen. Die eenzame doorwaakte nacht moet er iets met Wim Pieper gebeurd zijn. Zo veel is duidelijk als hij aan de krant meedeelt tot het besef te zijn gekomen dat hij niet iedereen te vriend kan houden. Hier mis ik zijn adviseurs op twee fronten. Een: ze hadden Wim vooraf duidelijk moeten maken dat je in een politieke functie geen vrienden hebt. Twee: dat je je verbazing daarover nooit aan een journalist vertelt. Want het beeld dat er nu van Wim Pieper op straat ligt is dat van Alice in Wonderland. De sympathieke volksjongen Pieper bracht het tot wethouder vanwege zijn onuitroeibare verlangen het voor anderen op te nemen. Alle belangenverenigingen hadden aan hem een gewillig oor. Hij moet uit een uiterst harmonieus gezin stammen, waarin vader en moeder hem leerden dat je op straat niet moest vechten, maar fijn moest spelen met alle kinderen. Wim heeft goed naar zijn ouders geluisterd. Maar zoals vaker in het leven blijkt, moet je ook zelf keuzen durven maken. Keuzen waarvan je weet dat pappa en mamma hoofdschuddend verzuchten: ‘dat hebben we onze Wim niet geleerd’. Wim begint het nu te leren. Op de harde manier. ‘Vijf maanden wethouderschap hebben me harder gemaakt’ geeft hij toe. Geen nieuws zouden u en ik zeggen, ware het niet dat de hartenpijn die hierin klinkt je door de ziel snijdt. Hier is iemand aan het woord die nooit beseft heeft dat mensen niet de macht hebben, maar dat de macht mensen heeft. Tussen de regels van het interview door hoor je Wims ambtenaren aan het woord. Ze vertellen hem keer op keer dat de belangenverenigingen die hij zo graag binnenboord houdt alleen maar op hun eigen belang uit zijn. En dat Wim het algemene belang voor ogen moet houden. Hun mentale massage begint langzaam vruchten af te werpen, want Wim krijgt het eindelijk uit zijn strot: ‘Als bestuurder houd ik nu meer het proces in de gaten, de grote lijnen’. Was weer niks nieuws als Wims adviseurs hem vooraf een paar eenvoudige regeltjes over macht hadden uitgelegd. Voor Wim zijn het echter openbaringen die hem vanuit een slapeloze nacht worden aangereikt. Hoe onwennig dit besef nog allemaal voor hem is, klinkt ook door in zijn college aan de raadsleden van zijn partij. Die zouden zich beter moeten informeren, zoals hij het deed toen hij nog raadslid was. ‘Dan krijg je meer kennis van zaken’ is zijn wijze les. Het tekent de mens Pieper dat hij anderen iets wil geven op het moment dat hem zelf wat gegeven is. Vanuit de harde leerschool die hij als wethouder nu doorloopt, deelt hij zijn gewonnen inzichten zonder voorbehoud met anderen. Wat het tot een bijna klassiek drama maakt is de verwondering die er uit klinkt. De loutering van Wim Pieper als hoofdpersoon die zijn jongensachtige elan moest inleveren om de macht te mogen dienen. Het paradijselijke Dieren van zijn jeugd keert zich nu tegen hem en dwingt hem om een man te worden. Die Wim gaat het nog ver schoppen. Ook zonder adviseurs.

Nel Son

Niks aan

column Regiobode 27 september 2006
Het leek me zo leuk om een keer een stukje te schrijven dat helemaal nergens over gaat. Maar hoe gaat dat. Je kop zit vol en je loopt over van de onderwerpen. Dingen waar je het per sé over wilt hebben. Zaken die besproken moeten worden en geen week uitstel kunnen verdragen. Ja, ga d’r dan maar eens aanstaan om het allemaal niet aan de orde te stellen. Dan voel je pas goed hoe je hersenen in kronkels door je hoofd liggen. Dat roert en buigt en slingert alle kanten in en het kost grote inspanning om het allemaal in toom te houden. Van de hak op de tak springen, noemen mensen het ook wel eens. Nou, ik kan daar over meepraten. Terwijl je op zoek bent naar de serene rust om het helemaal nergens over te hebben, jakkeren de gedachten door je hoofd. Waarom is het toch zo moeilijk om de dingen die je nog moet doen, waar je nog over na wilt denken of waaraan je al helemaal geen gedachte vuil wilt maken, uit je hoofd te bannen. Dan denk je als mens dat je een superieur wezen bent dat in de schepping met kop en schouders boven alles uitsteekt. Maar om je eigen gedachten eens een paar tellen stil te zetten, daarover laat de gebruiksaanwijzing alleen maar lege bladzijden zien. En het is niet zo dat het me op dit moment even niet lukt. Welnee, dat geraas is al de hele dag bezig. Ja, zult u zeggen, dan ben je zeker te druk. Liggen er nog te veel dingen op de ‘te-doen’ stapel? Nou, dan zit u er niet ver naast. Er ligt nog al wat te doen. Aan de andere kant: er is ook al wel veel gedaan inmiddels. Kan niet zeggen dat ik niet lekker opgeschoten ben vandaag. Maar zo’n dag is toch altijd weer korter dan je hoopte en dan komt dat moment dat je inziet dat je het niet gaat redden. Dat is ook het moment dat je het overzicht dreigt kwijt te raken. Èn het moment dat je het liefst je hele bovenkamer leeg zou willen vegen om eens lekker een stukje te schrijven dat nergens over gaat. Nou vergeet het maar. De meest onbenullige dingen, van het type dat gerust even kan wachten, gaan me daar een partijtje belangrijk lopen doen. Nee, nu moet dit eerst en wil je niet vergeten dat dàt ook nog moet? Lekker belangrijk, zeg! Wie dwingt me ertoe om dat nog allemaal te moeten afwerken vandaag. Hoezo? En waarom? Ja, een mens zit vreemd in elkaar. En dan houden we elkaar regelmatig voor dat we over een vrije geest beschikken. De gedachten zijn vrij. Nou, een beetje te vrij zou ik vandaag willen opmerken. Daar moet nodig eens een gedachten-nanny bij komen. Zo eentje als op teevee die met strakke hand regeert en me uitlegt dat ik wat consequenter met dat spul daarbovenin moet omgaan. Je vraagt je af waarom dat nog niet bestaat en waarom er nog geen publieke of commerciële zendgemachtigde mee begonnen is. Zie je, daar ging er weer een. Zo’n gedachte die zich dreinend en stampvoetend op de voorgrond dringt. Was ik niet duidelijk genoeg dat het dit keer eens nergens over moest gaan? Negeren, zou de nanny zeggen. Alleen de gedachten die je bevallen aandacht geven. Zo simpel moet toch zijn? Als de meest onhandelbare kinderen tot makke schapen kunnen worden geconditioneerd, dan moet mij dat toch ook met mijn beslommeringen lukken. Dan is het toch een fluitje van een cent om het eens nergens over te hebben. Ja, nu ik er zo over nadenk is het allemaal heel erg gemakkelijk. De omvallende stapels gedachten die voor overlast zorgen in mijn hoofd vandaag, krijgen geen moment meer aandacht. Blèr maar door, ik let pas weer op jullie als het een beetje netjes kan. In de tussentijd schrijf ik mijn stukje voor de krant van deze week. Niks aan, hoor!

Nel Son

Even afrekenen

column Regiobode 20 september 2006
Met de veroordeling van een financieel medewerker van een welzijnsstichting uit de gemeente Rheden lijkt een einde gekomen aan een pijnlijke kwestie waarover de afgelopen jaren op vele fronten een angstvallige stilte heerste. De man boekhoudde in twintig jaar tijd zo’n slordige twee miljoen euro op creatieve wijze naar zijn eigen achterzak en ging daarmee aan het gokken. Daar heeft de rechter hem nu tien maanden cel voor gegeven. Rekenkundig onderlegd als de veroordeelde ongetwijfeld is, zal hij zich in detentie troosten met het feit dat hij voor iedere maand die hij straks op staatskosten logeert, twee ton heeft ‘verdiend’. Er is recht gesproken en daar zullen we het mee moeten doen; zoveel weten we allemaal sinds de Rijdende Rechter ons dat op teevee regelmatig voorhoudt. Maar is de kwestie nu ook afgedaan? Zoals collega scribent Maarten Vreugdenhil van het Streekjournaal vorige week terecht opmerkte, blijven er nog wel een paar vragen over. Maarten constateerde fijntjes dat het wel erg stil bleef van de zijde van de gedupeerde stichting èn van de kant van de Gemeente Rheden. Die laatste instantie sluisde immers jarenlang op goed geluk miljoenen euro’s gemeenschapsgeld richting de welzijnsstichting in de hoop dat nooddruftigen er mee gelaafd zouden worden. Met de uitspraak van de rechter in de krant weten we nu allemaal beter. Het welzijn van de mensen in de gemeente Rheden is er twintig jaar lang aan te kort gekomen. Dat is behalve voor de klaverjas-, sjoel- en breiclubjes die de welzijnsstichting ondersteunt, ook zuur voor de politiek. Die meenden toch dat er op hen gestemd werd door de leden van die klaverjas-, sjoel- en breiclubjes òmdat er gesubsidieerde beroepskrachten waren om uit te leggen hoe de koffieautomaat werkt. De subsidie ontvangende stichting op haar beurt moet zich in de achterliggende jaren hebben afgevraagd waarom het koffiegeld zo snel op was. Daar zat die financieel medewerker dan in het casino mee te gokken, weten we nu. Alle gekheid op een stokje, beste Gemeente en beste stichting: de kernvraag blijft waarom jullie het niet hebben gemerkt! Twee organisaties die met gemeenschapsgeld werken hebben bewezen dat ze de meest simpele controle- en verantwoordingsmechanismen niet op orde hebben. Het zal toch niet waar zijn dat geld wat je niet eerst zelf hoeft te verdienen, gemakkelijker wordt uitgegeven? Dat cliché van de overheid en de gesubsidieerde welzijnswereld willen jullie toch niet bevestigen? Ik lees in de krant dat er een nieuwe wet aankomt die Gemeenten het voortouw geeft om welzijn en zorg dicht bij de mensen te organiseren. Wie de beste zorg tegen de beste prijs levert, krijgt een contract. Dat kan een organisatie van buiten de gemeentegrenzen zijn of en heel nieuwe organisatie. Wethouder voor Welzijn Rikus Brader begint binnenkort aan een serie gesprekken met betrokkenen om de nieuwe wet in zijn gemeente goed ingevoerd te krijgen. Brader is nieuw op Welzijn, maar geen onbekende in het veld. Gelukkig. Dat geeft hem een voorsprong die hij hard nodig zal hebben om af te rekenen met de huidige welzijnsstichting. Die heeft de afgelopen tijd slechts een ding bewezen: te weten dat ze stil moet zitten als ze geschoren wordt. Aan die stilte moet Brader nu een eind maken. De welzijnsstichting zal zonder voorbehoud moeten kunnen bewijzen een transparante club te zijn geworden die het wint van concurrenten en dus de nieuwe contracten mag binnenslepen. Anders zal de Gemeenteraad met Brader moeten afrekenen. Ook die opmerking maakte Maarten Vreugendhil vorige week terecht.

Nel Son

Parasols?

column Regiobode 12 september 2006
Het lijken net vijf hijskranen. Een beetje van het type dat je op kademuren ziet om schepen te lossen. In werkelijkheid zijn ze niet zo groot als hijskranen, maar vanwege hun functie en plaats komen ze toch kolossaal over. Het zijn namelijk de vijf enorme parasolstandaards waarmee hij zijn terras overkapt. Ieder paal zit perfect in de bestrating van het plein verwerkt, alsof ze er gegroeid zijn in plaats van gemonteerd. Dat moet nog een hele kluif geweest zijn om dat voor elkaar te krijgen, gezien de rotsige ondergrond op het hoogste punt van de stad. Zijn terras bereik je namelijk pas na een fikse klim door de smalle middeleeuwse straten. Iedere paal draagt twee enorme vierkante lappen uitgeklapte parasol die zijn drie rijen tafeltjes met stoeltjes in de schaduw houden. Waar de lappen elkaar raken, kunnen ze door middel van ritssluitingen aan elkaar geritst worden. Hij moet op de stoelen van zijn terras klimmen om de ritsdelen in elkaar te steken. De afstand van het te ritsen oppervlak overbrugt hij door, met en stok waaraan een haakje is bevestigd, naar voren te lopen. Dat ziet er gemakkelijk uit. Waarschijnlijk gemakkelijker dan het is. Het zal wel door oefening gebaarde kunst zijn, want zo sierlijk als hij het doet - laverend tussen de tafeltjes en stoeltjes - verdient het deze kwalificatie wel. Maar behalve deze kunstige behendigheid is het vooral de techniek die hem aan zijn vijf parasolpalen bindt. Voorafgegaan door een monsterende blik op de weersinvloeden op het plein, komt hij naar buiten met een grote slinger-achtige sleutel waarmee hij iedere paal afzonderlijk kan stellen. Dat vergt concentratie en op dat moment een bestelling plaatsen is niet verstandig. Het is beter om even te wachten. Als hij er zeker van is dat zijn terrasoverkapping in perfecte balans boven ons hangt, is zijn concentratie weer beschikbaar om onze vraag naar een tweede kopje koffie aandachtig in zich op te nemen. Zijn lange slanke lichaam buigt zich op dat moment iets naar ons toe en zijn innemende glimlach en korte knikje bewijzen dat hij ons verstaan heeft. Aanvullend bewijs klinkt prompt als hij achter ons zijn etablissement binnenloopt en de bestelling als opdracht herhaalt in de richting van degene die de koffiemachine bedient. Het terras en het plein beschikken nog over de rust die bij de pas aangebroken dag hoort. Er zijn nog maar weinig toeriststen. De straatveger komt met zijn motorbezem de hoek om; een soort grote groene overkapte kruiwagen met ronde draaiende borstels die hij voor zich uitduwt. Het overige verkeer bestaat uit kleine bestelwagens die de winkels en restaurants bevoorraden. Een eerste groep Japanners trekt al fotograferend voorbij. Geen tijd voor koffie beginnen ze linksaf voorbij het terras aan de steile afdaling richting stadspoort. Aan de overkant van het plein komen de eerste hotelgasten naar buiten en knipperen onwennig met hun ogen in het felle zonlicht. Ze kiezen voor een plaatsje op het terras bij hun hotel. Ze moeten zich behelpen met de kleine cocacolaparasols die tussen de tafeltjes staan. Nee, dan wij. Aan de schaduwkant van het plein zitten wij onder het meest geavanceerde parasolsysteem dat de stad kent. We kennen inmiddels het geheim van deze investering. Het gaat onze gastheer en niet om ons voor zonnestralen te beschermen die zelfs aan het eind van de middag deze donkere hoek van het plein amper bereiken. Het zorgvuldig aansluitende dek boven ons hoofd is er om te voorkomen dat de alomtegenwoordige duiven ons in de koffie kakken. Daar is ons tweede kopje koffie. We zijn er aan toe. Een beetje rillend omvatten we de dampende kop.

Nel Son

Acht-min krijgt zesenhalf

column Regiobode 5 september 2006
Eigenlijk had ik het deze keer met u over het uitdunnen van het flitspalenbestand in Nederland willen hebben. Dat nieuws lag vorige week ineens op straat, of moet je in dit geval zeggen: op de snelweg. Landelijk verkeersofficier van Justitie Koos Spee kwam er persoonlijk voor uit zijn waterdichte werkomgeving om in een zompige wegberm een eerste paal de nek om te draaien. Het heeft jaren bij me geduurd voor ik doorhad waarom in Amerikaanse misdaadfilms en politieseries een ‘district attorney’ zo vaak in beeld kwam. Het was toen in Nederland nog zo dat onze officieren van justitie gewoon ‘s morgens naar kantoor gingen en daar hun werk deden. Dat konden ze als dienaren van de wet tot aan hun pensioen volhouden en niemand die er ooit eentje in het openbaar zag. In Amerika is een dergelijke werkhouding ‘dodelijk’, want het ambt van officier van justitie is daar een gekozen functie. Het is voor het behalen van een pensioengerechtigde leeftijd dus van groot belang om in het zicht van je kiezers de misdaad te bestrijden. Misschien is dat systeem inmiddels in Nederland ingevoerd, maar dan heb ik dat gemist. Behalve mijn verbazing over zijn poging om als officier van Justitie BN-er te worden, vielen me de oren ook van het hoofd vanwege het argument om 500 flitspalen om te zagen. Dat doet Spee namelijk omdat er zo weinig te hard en door rood gereden wordt. De Nederlandse automobilist is in zijn ogen een brave huisvader geworden en dan heb je minder palen nodig. Het zal wel uit de mode zijn geraakt om de boeren wijsheid aan te hangen dat bij een vergrote kans om betrapt te worden, mensen eerder geneigd zijn braveriken te blijven. Ach, wat zeg ik: uit de mode! Spee is gewoon bezig om lekker populair te worden bij de automobilisten die graag te hard rijden en zich ergeren aan al die flitspalen. Kijk en dat kun je van het Rhedense College van Burgemeester en Wethouders nu niet zeggen. Die laten zich door hun onderdanen ongegeneerd een krappe voldoende geven voor de aanpak van het Hart van Dieren. Want dat was het nieuws dat ik zonet onder ogen kreeg toen ik dit stukje wilde gaan schrijven. De acht-min variant voor weg en spoor onder Dieren door krijgt een zesenhalf van de burger en de verantwoordelijken zijn niks te beroerd om daar voor uit te komen. Dat noem ik bestuurders met ‘ballen’. Na een partijtje creatief knutselen met de harde kern querulanten uit de bevolking en bewonersgroepen lieten ze zich keihard beoordelen middels een enquête. Dit zijn wel de ‘boven ons geplaatsten’ die door een stemming in de Raad nog dezelfde avond ter versterking van de arbeidsreserve kunnen worden voorgedragen. Geen officieren van justitie die zich niet te bekommeren hebben over hun rechtspositie, wil ik maar zeggen. Nee, hier geen populistisch zoeken naar de warme lampen van de televisiecamera’s, maar fluks met de billen bloot en staan voor de uitkomsten van een geldverslindend traject van nutteloze inspraak. De volgende stap is met dit dappere Gemeentebestuur voorspelbaar. Nog voordat de Raad er één woord aan kan wijden, stellen ze collectief hun portefeuilles ter beschikking. Dit is niet de club bestuurders die van een schamel zesenhalfje zal gaan beweren dat het ‘toch een voldoende is’. Ze hebben hoog ingezet op draagvlak van hun onderdanen en weten dat alles wat minder is dan een acht-min absoluut tot aftreden leidt. De uitkomsten van de enquête zijn als een flitspaal. De afscheidsfoto is haarscherp en het tekent de innerlijke beschaving van dit College dat het de eer aan zichzelf houdt nu ze keihard door rood zijn gegaan.

Nel Son

Teeveetwijfel

column Regiobode 29 augustus 2006
Een paar weken geleden zag ik ze voor het eerst. Tussen de reclame voor wasmiddelen en anti-rimpelcrème door waren ze er ineens. Die spotjes om ons attent te maken op de nieuwe televisieprogrammering, bedoel ik. Althans, dat is wat ik er nu van maak. In het begin had ik geen flauw benul waar het over ging. U kent ze wel. In het ene filmpje zie je iemand zich helemaal vastgordelen in zijn teeveestoel en hij zet er een beschermende bril bij op. Dan pakt hij de afstandsbediening en mikt er mee op de televisie die zo’n beetje het enige overige meubelstuk in de kamer is. Afgezien dan van een wandrekje met wat dunne boekjes. In combinatie met de jonge manspersoon die zich daar in die stoel vastbindt, raad ik dat het om studentenhuisvesting gaat. Weinig boeken en een grote teevee; daar haal je tegenwoordig met gemak een academische titel mee. De televisie reageert als een scheepshoorn en toetert de student met stoel en al tegen het boekenrekje. Maar goed dat hij vast zit in zijn stoel, ander had hij voor het eerst in weken weer eens contact gemaakt met zijn collegedictaten. Een tweede spotje volgt meestal in hetzelfde reclameblok. Is het dezelfde jongeman? Ik ben erg slecht in het onthouden van gezichten. Volgens mij is het iemand anders, maar omdat er een soort leereffect wordt gesuggereerd denk ik dat het dezelfde knaap is. Dit keer zie je hem namelijk een geluidsbeschermer opzetten. Zo’n koptelefoon waardoor je niks hoort. Dat suggereert dat hij zich geen tweede keer door die scheepshoorn uit zijn stoel wil laten blazen. Het kan natuurlijk ook zijn dat de ene student het aan die ander vertelt heeft wat hem is overkomen. En dat die tweede dan denkt ‘maar niet met mij!’. Het is mede zo verwarrend voor me omdat het televisietoestel in beide spotjes identiek is. Zo’n zwarte op een designvoet. Misschien heeft studentenhuisvesting geregeld dat er op iedere kamer eenzelfde televisietoestel staat, ik weet het niet. Misschien maken ze wel van elkaars kamer gebruik op het moment dat de ander eens een keer een hoorcollege volgt. Als het tenminste niet tòch dezelfde studenten zijn. Ik weet dat dus niet, maar al deze gedachten rennen wel door mijn hoofd als ik zit te kijken. Ik weet ook niet of het de bedoeling van de makers van deze spotjes is dat ik dat allemaal denk. Maar ik denk het wel. Net als in het eerste spotje wordt er ook nu een afstandsbediening op de televisie gericht. Een beeldbuisbrede straal water spuit de kijker met stoel en al ondersteboven. Kort maar krachtig. Mooi gemaakt, schiet er door me heen. Hoe krijgen ze het voor elkaar een kraan zo kort maar krachtig open te zetten. Omdat hij alleen maar gehoorbescherming droeg en niet vast zat in zijn stoel kan de student in dit spotje verbouwereerd opstaan en zeiknat naar de televisie lopen. Behoedzaam uiteraard en soppend op het goedkope studentenkamertapijtje. Kortgeleden heb ik nog een andere serie van twee van dit soort spotjes gezien. Precies hetzelfde qua logica. Maar nu komen er boomtakken naar binnengekronkelt via de teevee. In de daaropvolgende spot is de kijker dan voorbereid door een motorzaag op schoot te nemen. Helaas voor hem zijn het dan plotseling joekels van tentakels die hem door de beeldbuis verslinden met een slurpend geluid. Die student zien we niet meer terug. Wel ‘boert’ de teevee een seconde of wat later de motorzaag weer uit. Dat ik vanaf volgende week weer meer tijd in mijn teeveegids zit te lezen dan ik teevee kijk, is me al wel duidelijk. Alles gaat, getrouw de Nederlandse mediamores, weer eens op de schop. Of ik er überhaupt goed aan doe televisie te blijven kijken na 4 september is iets waaraan ik nog twijfel.

Nel Son

Re(a)geren is vooruitzien

column Regiobode 22 augustus 2006
Akkoord, hield ze zichzelf voor, ze was toe geweest aan een nieuwe uitdaging en in Groenlo was geen spoorlijn te bekennen. Maar dat gedoe met die tunnels in Dieren begon haar nu toch een beetje de keel uit te hangen. De mindere broeders waarmee ze na de verkiezingen opgescheept was geraakt, maakte haar burgemeestersbenoeming in Rheden er niet vrolijker op. Ze plukte het dikke dossier Hart van Dieren uit de stapel op haar bureau en beende naar de vergaderzaal. Het hoorde er allemaal bij; wat moet, dat moet, en dus vooruit dan maar. In de Collegekamer zaten Jan-Bart en Wim al op haar te wachten. Ijverige baasjes, dacht ze bij zichzelf. Altijd in de weer met draagvlakken en zweefvarianten. Zoals ze wel verwachtte zat Jan-Bart weer met de microfoon te spelen en was Wim doende zijn stapel paperassen te rangschikken. Iets waar hij de hele vergadering mee door zou gaan, wist ze. Ze zou beginnen met te laten notuleren dat er verheugd was kennisgenomen van de uitkomsten van de bouwstenenanalyse. Dat tijd- en geldverslindende traject om een volksoproer te voorkomen zat er gelukkig op. Het gepeupel had gesproken en nu was het aan hen om het gehalte raaskallerij uit de eindvoorstellen weg te filteren. Het was even doorpakken met die twee hier aan tafel, maar ze zou verdikkeme laten merken dat er toch nog een VVD-ster in het Gemeentebestuur zat. Over het openhouden van de Doesburgsedijk konden ze kort zijn. Daarvoor moesten de regenten van Twickel toestemming geven en dus kon je hooguit zeggen dat je daarover wilde gaan praten. Wilden ze uiteindelijk niet toegeven omdat ze zonodig het uitzicht op de uiterwaarden vanuit een niet bewoond landschapspark wilden herstellen, dan was dat niet hun schuld. Wim keek er even vanachter zijn steeds rommeliger wordende stapel van op. Dat was een lesje politiek manoeuvreren waar hij, zo leek het, iets van opstak. Dan het punt dat er voor wat betreft de deelnemers aan de bouwstenenanalyse geen ecoduct hoefde te komen. Geen ecoduct is geen geld van Landbouw en Milieubeheer en dus kom je dan geld tekort. Redenering omdraaien en het grauw laten weten dat schrappen van het ecoduct geen financiële opbrengsten genereert. Vervolgens de betonnen rand van de tunnelbak. Die mag niet van beton zijn. Mijn hemel, dacht ze, dan zetten we daar de uitgebloeide geraniums en Afrikaantjes uit mijn tuin langs. Dit soort geneuzel berokkende haar altijd het meeste maagzuur en op die momenten liet ze Jan-Barts microfoon met opzet even heel hard piepen. Dat hielp. Dan het doortrekken van de Noorder Parallelweg. Je kon wel merken dat de omzetten op het Callunaplein terugliepen, want dit was door wat winkeliers aldaar bedacht. Ze hoopte maar dat de economie ook in Dieren binnenkort aantrok, dan hadden die middenstanders het te druk aan de kassa en lieten ze het bedenken van dit soort heilloos geleuter wel uit hun hoofd. Maar een onderzoekje naar laten doen stelde ze gedachteloos voor en Wim en Jan-Bart vonden het best. Tot slot wat gedoe over de Kanaalweg en landbouwverkeer in de tunnel. Daar bleven mensen maar over bezig terwijl ze dan toch echt bij Marijke van Haaren van de Provincie moesten zijn. "We zeggen dat we die zorg delen en gaan dat bij de wegbeheerder neerleggen", bitste ze kort. Vanachter zijn stapel hoorde ze Wims stem heel helder klinken. "En als de Provincie er niks aan doet is het lekker niet onze schuld." Ze glimlachte inwendig. Dat zo’n volkse man dan toch in staat was iets van haar te leren. Misschien liet ze hem haar auto binnenkort eens nakijken als blijk van waardering.
Nel Son

Puzzeluur

column Regiobode 15 augustus 2006
Als ik in de Dieren, Spankeren of Ellecom woonde, ging ik na woensdag 16 augustus niet meer van huis. Ik zorgde voor voldoende koffie en broodjes en bleef als een living statue naast mijn telefoon zitten. Het zou mij niet gebeuren dat ik de telefonische enqu te misloop die de Gemeente Rheden gaat houden over de plannen voor weg en spoor onder Dieren door. Bij de eerste rinkel heb ik het toestel vast in mijn hand om naar eer en geweten te antwoorden. Het heeft iets van een historisch moment. Zo’n moment als de eerste mens op de maan, de val van De Muur, de warmste julimaand sinds 1754 en de deelname van Gemeentebelangen en de Sosialistiese Partij in het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rheden. Nu ben ik over het algemeen niet zo erg gevoelig voor dit soort wereldschokkende gebeurtenissen. Het dunkt me dat we de laatste jaren bij voortduring ‘historische momenten’ beleven. Maar om mee te kunnen werken aan het herstel van draagvlak voor de tunnelplannen in Dieren, daar heb ik enige kluizenaarsdagen naast de telefoon voor over. Het lastige is wel dat je je op geen enkele manier kunt voorbereiden op de vragen die ze je willen stellen. Voorafgaand aan de enqu te is er namelijk nog een tweede bijeenkomst gepland met belangengroepen en ondernemers. Dat is het vervolg op een eerste knutselsessie die een week of zes geleden plaatsvond. De deelnemers mochten daar legoën met de bouwstenen van de acht-minvariant. Dat is de variant waarvan de Partij van de Arbeid moeilijk afscheid kon nemen omdat ze zich er voor de verkiezingen in een coalitie met CDA en VVD aan had vastgeklonken. Bezorgd om zijn eigen geloofwaardigheid onderhandelde rode wethouder Wilschut net zo lang met zijn nieuwe coalitiegenoten Pieper en Brader tot ook deze bereid waren mee te puzzelen aan de onoplosbare sudoko die het tunnelplan inmiddels was geworden. Woensdag volgt er dus een tweede werksessie waar nog wat gefröbeld mag worden met tracé’s en tunnelbakken. Hopelijk is het tevens de laatste bijeenkomst, want ingewijden melden dat iedere week uitstel inmiddels tachtigduizend euro kost. Daar hadden ze in Dieren een leuk setje betonijzer voor kunnen sparen om toch een dak op de spoortunnel te leggen. Maar zo gaan de dingen niet als je politieke moed niet verder reikt dan bekommernis om draagvlak. U en ik zouden er woensdag wel bij willen zijn om ons voor te bereiden op de enqu tevragen, maar dat is helaas niet mogelijk. Het is al wel zo dat de beslotenheid van de werksessie enigszins wordt opengebroken. Vertegenwoordigers van de pers en per raadsfractie één gemeenteraadslid mogen op afstand getuige zijn van het creatieve samenspel dat er met de overgebleven bouwstenen gaat plaatsgrijpen. Het daadwerkelijke samenstellen van één eindbeeld vindt w l in beslotenheid plaats. Blijkbaar geldt het Steegse gezegde ‘een broedende kip mag je niet storen’ hier nog steeds. Nu moet u vooral niet in termen van achterkamertjes gaan denken, want de bijeenkomst vindt vanaf 18.00 uur plaats in Avegoor. Toch bepaald geen achteraflocatie! Gezien het tijdstip dat het puzzeluur begint, trakteert de Gemeente uiteraard eerst op koffie en broodjes. Het is immers lastig knutselen op een lege maag. Als er broodjes en koffie overblijven, zou het de Gemeente sieren als ze die komt afleveren bij de mensen die ze gaan bellen voor de enqu te. Die kunnen tenslotte de komende weken hun huis niet meer uit. Eerste enqu tevraag zou kunnen luiden: had u kaas of ham op uw broodje?
Nel Son

Bar(BQ)Code

column Regiobode 17 juli 2006
Zouden de mannen de uitvinders van het vuur zijn? Volgens mij wel. Ergens in de koude oertijd is het ooit een kerel geweest die op een controleerbare manier met vuur wist om te gaan. Die kennis heeft de mensheid vervolgens nooit meer verlaten en nu zitten we met het fenomeen barbecue. Vooral de afgelopen warme weken slaat de geur van ontstoken houtskool me regelmatig op mijn ogen als het uit belendende percelen komt overwaaien. Binnen de groene omhelzing van mijn eigen achtertuin moet ik regelmatig toestaan dat ook mijn Henk gevolg wenst te geven aan wat de geschiedenis blijkbaar in zijn genen heeft verankerd: hij wil met vuur spelen. De barbecue aansteken, bedoel ik dan. Het roestige kreng dat ik een paar winters geleden in de tuin door weer en wind een natuurlijk dood had willen laten sterven, is door hem onder handen genomen. Het ontsiert nu al geruime tijd het terras door er een semi-permanente plek te claimen. Dat er af en toe een lapje vlees door mijn echtgenoot ter verkoling wordt voorgedragen, is nog tot daar en toe. Hij gaat zich echter, met het voortduren van de zomerse weersomstandigheden, meer en meer met de maaltijdplanning bemoeien. Als hij informeert naar wat ik voor vanavond had bedacht, heeft hij ineens het idee dat dat ook op de barbecue klaargemaakt kan worden. Tot nu toe heb ik hem alleen nog niet horen voorstellen om kippensoep op de barbecue te maken, maar laat ik hem niet op een idee brengen. Elk product van koe, varken, kip of vis is in zijn ogen zoveel beter af als hij het op zijn roostertje boven een houtskoolvuurtje mag koesteren. In de tussentijd worden er bij de boodschappen ook steeds meer handige attributen in het winkelwagentje gelegd. Dat begon met een grote vleesvork, voorzien van een reusachtig houten handvat en een koordje van leer er doorheen. Korte tijd later volgde een vleestang waarmee hij vervaarlijk knippend de vleeslappen om en om draait. Ook als hij even niets te doen heeft, is de vleestang geliefd gereedschap; je kunt er hap- en knipbewegingen mee maken naar alles en iedereen. Want barbecuen is bij uitstek een sociale gebeurtenis. Er gaat de laatste tijd geen weekend voorbij of wij zijn ergens uitgenodigd voor een ‘braai’ of ik heb op initiatief van mijn enthousiaste echtgenoot zelf de tuin weer eens vol zitten met vrienden of familie. In dat kader is er uiteraard ook een grappige barbecueschort door mijn pyromane echtgenoot aangeschaft, want je wilt tijdens je optreden voor de vurige kolen toch ook een beetje goed gekleed gaan. Ik heb het dan nog niet gehad over je immense hoeveelheid flesjes met sauzen die in aangebroken toestand zoveel interieur van mijn koelkast in beslag nemen, dat ik mijn witte wijn amper gekoeld krijg. Als ik al in dubio zou staan of het werkelijk een man is geweest die in de oertijd het vuur uitvond, hoef ik maar vijf tellen goed naar mijn Henk te kijken als de barbecue weer eens aangaat. De kinderlijke pret die ik bij hem bespeur, komt zo diep uit de evolutionaire wortels, dat twijfel ongegrond is. Deze genetische code is bij mannen net zo duidelijk te lezen als de barcode die we op al onze producten tegenkomen. Als het weer gaat regenen verbleekt de code wat, maar onder invloed van aanhoudend zonlicht worden de streepjes goed leesbaar op hun voorhoofd. Als u me niet gelooft, moet u maar eens goed opletten de komende tijd. Vooral met een beetje rode oogjes, veroorzaakt door het houtskoolvuur, is het scannen van de barbecuecode een fluitje van een cent. Ook uw man draagt een deel van de erfenis mee van het uitvinden van het vuur. Het verklaart meteen waarom het wiel door een vrouw uitgevonden moet zijn.
Nel Son

Gewupt

column Regiobode 20 juni 2006
Als je, zoals Henk en ik de afgelopen weken, een tijdje buiten Nederland bent geweest, is het altijd weer even wennen aan je eigen land. Treffend is de netheid en georganiseerdheid van ons eigen land. Je ziet het al uit de lucht als je nog geen voet op vaderlandse bodem hebt gezet. De Nederlandse ruilverkaveling levert een beeld van kaarsrecht afgesneden bos- en landbouwpercelen op, waar je boven buitenlandse delen van je aanvliegroute een grilliger patroon kunt waarnemen. Ook dus zonder dat ‘the captain is speaking’, weet je bij een blik uit het vliegtuigraampje dat je vlucht er bijna op zit. Op de grond merk je ook direct weer dat je in Nederland bent. Onze regels rond ruimtelijke ordening zorgen voor een veel geordender, misschien ook wel saaier, beeld van de openbare ruimte ten opzichte van je vakantieland. Om over het wegennet, dat wij in onze lage landen als rechte lijnen door het landschap kunnen trekken, maar te zwijgen. Dat is in de glooiende heuvels van onze vakantiebestemming een heel ander verhaal. Door even weg te zijn geweest, vallen die dingen je weer eens op, net zo als de eigen huiskamer en keuken, de badkamer en het eigen bed, die allemaal tegelijkertijd nieuw en toch weer heel vertrouwd overkomen. Het genoegen dat alles weer in bezit te nemen, lijkt haaks te staan op het verlangen van een paar weken eerder om op vakantie te gaan. Voor ons is thuiskomen, zeker de eerste dagen, ook nog een beetje vakantie door de verwondering die lijkt op het arriveren op je buitenlandse bestemming. Het acclimatiseren vraagt eventjes. Soms krijgt deze lichte vorm van vervreemding van je eigen land een extra impuls als er ‘grotere’ zaken zijn gewijzigd tijdens je afwezigheid. Zoals de start van een Wereldkampioenschap voetbal. Ik herinner me nog wel vaag dat er drie weken geleden de eerste oranje vlaggetjes in het straatbeeld van sommige wijken verschenen. In de mate waarin de openbare ruimte na thuiskomst er ‘nationaal gekleurd’ bijstaat, is echter even wennen. Er lijkt een soort oranje staatsgreep te hebben plaatsgevonden. Radio en teevee gaan ineens over heel andere dingen dan voor ik vertrok en ook in mijn krant lijkt de sportredactie alle andere redacteuren buiten de deur gewerkt te hebben. Bij nadering van mijn supermarkt slaat de schrik me echter pas goed om het hart. De winkel is rondom beplakt met wat lijken moet op stadionstribunes gevuld met wollige bolletjes in de hoofdkleur oranje. Hier en daar zitten er ook rood, wit en blauwe exemplaren tussen en twee van die bolletjes houden een spandoek omhoog met de tekst ‘Wup Holland Wup’. Simpel als ik ben, denk ik eerst nog met medelijden aan de maker van deze affiches die zijn storende tikfout in druk duizenden malen herhaald ziet. Tot ik doorkrijg dat mijn geboorteland volledig door de oranjekoorts is bevangen. Ineens herinner ik me een mevrouw op het winkelcentrum te zijn gepasseerd die een hoofddeksel droeg dat sprekend lijkt op de wollige oranje bolletjes. Ik vang gesprekken op tussen de supermarktschappen waarin het woord Wuppie steeds terugkeert en bij de kassa krijg ik voor iedere vijftien euro van mijn eerste Nederlandse boodschappen na weken zo’n Wuppie aangeboden. Verbouwereerd en aarzelend weiger ik. Mijn Henk die de boodschappen helpt inpakken vraagt kalm aan de caissi re wat ‘Wup Holland Wup’ eigenlijk betekent. Het lieve meisje lacht beschaamd dat ze het eigenlijk niet weet. Net terug in wat vroeger ook ons land was, voelen we ons ‘gewupt’ tot en met. Ondergedompeld in de oranjemarketing zijn we weer uitermate present in Nederland.
Nel Son

Voetbalfantasieën

column Regiobode 27 juni 2006
Liefde voor je man doet je als vrouw soms in vreemde situaties belanden. Zo bevond ik mij de afgelopen week ettelijke malen naast mijn echtgenoot op de bank voor de buis. Nu hoeft dat niet direct verwondering te wekken; in huize Son wordt een gemiddeld huishouden gevoerd waarin het samen teevee kijken geenszins tot de onmogelijkheden behoort. Wat er aan opviel, was het onderwerp dat mijn Henk en ik bekeken: voetbal. Ik prijs mij gelukkig met een betere helft die zich niet iedere sportuitzending met een bordje op de knieën richting Mart Smeets wendt. Bij toernooien als het WK en de EK hebben de oranjegetinte straten en andere uitingen van volksgekte echter ook op hem een lichte uitwerking. Hij wil dan wel wat wedstrijden bekijken en weet dat op een aanstekelijke wijze op mij uit te stralen. Ik kies derhalve gewillig positie naast hem en we kijken samen. Voor de wedstrijden waarin onze godenzonen niet zelf spelen, spreken we vooraf een favoriet af. Je moet je immers een beetje inleven. De club te moeten kiezen waarvoor we de negentig minuten speeltijd tijdelijk fan zijn, was dit keer niet moeilijk. Het wemelde van de Nederlandse coaches en verder was er altijd wel een favoriet vakantieland aan het spelen dat we graag van onze voorkeur lieten genieten. Het feit dat de wedstrijden bij onze oosterburen en daarmee in dezelfde tijdzone worden gespeeld, zorgde voor een aantrekkelijk avondritme. Na de maaltijd was er altijd nog wat tijd om even wat anders te doen en rond negen uur streken we samen neer op de bank om aan onze wedstrijd van die avond te beginnen. Aan de vermenging van het commentaar van de verslaggever op teevee en de opmerkingen die we zelf bij de verrichtingen van de spelers maakten bleek één ding heel duidelijk. We zijn geen ervaren voetbalkijkers. Als er met deskundige stem melding werd gemaakt van een inzakkende ploeg, meende ik kort daarvoor toch nog een lekker spelend clubje te hebben gezien, dat - zie je nou wel - even later weer fors in de aanval ging. De immense hoeveel camera’s waarmee de Duitsers hun stadions hebben volgezet, zorgde soms voor wat hallucinerende effecten bij mij. Vooral die camera achter het doel kreeg dat voor elkaar. Als bij een doeltrap het beeld mee omhoog kwam en vanachter het net ineens het hele speelveld, in vliegende vaart, mijn woonkamer kwam binnenzweven, had ik altijd het gevoel zelf van de bank te worden opgetild. Ongemerkt dwaalden mijn gedachten soms af naar de bizarre mogelijkheden van het spel. Zo had ik zondagavond bij de match die ‘onze jongens’ tegen Portugal speelden geen oplossing voor de fantasie dat er na verlenging strafschoppen zonder winnaar zouden worden genomen. Doen ze dan op enig moment na 100 keer het licht in het stadion uit en sturen ze iedereen naar huis? Ik bedoel maar; de schoonmakers moeten er toch ook een keertje bij. Bij al die kaarten die er werden verdeeld - Henk had het, gevat als hij kan zijn, over een spelletje kaart in plaats van een spelletje voetbal - ben ik in gedachten al op het punt dat er nog maar twee spelers op het veld staan. De rest is na twee keer geel of ineens rood naar de kleedkamers gestuurd. Zetten ze dan de doelen wat dichter bij elkaar? Daarop voortbordurend bedenkt ik me ineens dat al die kaarten niet helpen en dat ze beter bij een forse overtreding een deel van het supportersvak zouden kunnen ontruimen als straf. Dan speelt de ploeg die het gemeenste voetbalt uiteindelijk zonder aanmoediging. Ik ga er eens een paar telefoontjes met de FIFA aan wagen, want het lijkt me helemaal zo gek nog niet.
Nel Son

Draagvlak

column Regiobode 4 juli 2006
Succes kent vele vaders, zegt een bekend spreekwoord. Projecten waaraan succes te behalen valt, kennen vele zwangerschappen, bedenk ik me, daarop associërend. Het project Hart van Dieren werkt als een sterk afrodisiacum. Het zal mij benieuwen tot hoeveel nieuwe concepten de opwinding rond de plannen voor weg en spoor onder Dieren door nog zal leiden. Binnen het Gemeentehuis in De Steeg moeten ze zich steeds meer als de hoeders der goede bouwzeden gaan voelen, nu er met groeiende geilheid steeds meer varianten opduiken. Hoe dit bandeloze meedenken in te tomen, is de grootste zorg van projectwethouder Pieper, die zich steeds meer als de Paus in Vaticaanstad bezorgd toont over zoveel plandrift onder zijn gelovigen. Hij weet als feilloos aanvoerder van dit heilige project als geen andere dat de weg, de waarheid en de tunnel zich binnen het Acht-minevangelie behoort af te spelen. Iedere afwijking daarvan is ketterij en zou in minder verlichte tijden tot de brandstapel leiden. Maar Pieper weet dat hij in het Gemeentehuis nog geen lamp mag aansteken zonder dat hij daarvoor toestemming heeft van de Raad, laat staan dat hij de aanhoudende stroom bedenkers van alternatieven naar de donkerste kelders van kasteel Middachten zou kunnen verbannen. Nee, Pieper en zijn coalitiegenoten leren snel het spel van de repressieve tolerantie en de tactiek van het snijden van de salami. Roep nooit meer dat een plan, hoe ridicuul ook, nergens op slaat, want je hebt een volksoproep voor dat je er erg in hebt. Blijf beleefd en dankbaar lachen over zoveel inventiviteit, zeg dat je het waardeert en serieus zult bekijken en nodig de bedenkers uit in een werkgroep zitting te nemen. Of beloof ze minimaal dat ze bij een telefonische enqu te gebeld zullen worden. Dat voorkomt een hoop geloop naar de notaris voor een volgende serie proteststichtingen. Ga daarna op de knietjes voor het electoraat zitten en leg ze in Legotaal uit dat de bouwsteentjes waarmee gebouwd mag worden nu eenmaal niet groter zijn. Vervolgens huur je en bureau in om je voor veel geld te laten vertellen wat iedere bode op het Gemeentehuis je ook had kunnen vertellen: het ligt aan het draagvlak. Eigenlijk is er tot nu toe nauwelijks iets gebeurd dat tot enige consternatie of verbazing zou hoeven leiden. De gang van zaken is geheel voorspelbaar verlopen. Het succes van het binnenhalen van de vele tunnelmiljoenen heeft het gebruikelijke verblindende effect gehad op bestuurders, projectontwikkelaars en ambtelijke overleggroepen. Jubelend deed men het volk kond van de glorie en de heilzame effecten op het plaatselijke woongeluk. Een nieuw hart in een dorp dat midden vorige eeuw al zover uit elkaar begon te groeien dat het nooit meer goed kon komen. Het succes kreeg daardoor net iets te veel ouders die zich ook allemaal met de opvoeding begonnen te bemoeien. Toen er vervolgens een korting op de kinderbijslag werd doorgevoerd en de kleine het met een tunnelbak minder moest doen, waren er al teveel mensen betrokken. Daar had men het draagvlak waarover men nu duur advies heeft moeten inwinnen. Draagvlak is dus niet de oplossing voor de problemen van Pieper; het is het probleem zelf. Er zijn veel te veel mensen aangehaakt op de te vroeg juichende bestuurders. Die hadden hun kaarten voor zich moeten houden tot de eerste schop de grond in ging en eventueel zelfs tot de feestelijke opening van de tunnel. Als je de grond in wil moet je het draagvlak een beetje klein houden. Dat graaft een stuk gemakkelijker. Dan had je later ook niemand gehoord als de tunnel bij opening Wim Piepertunnel bleek te heten.
Nel Son

Madierodam

column Regiobode 11 juli 2006
Het tekent een beetje goede Gemeente dat ze haar voorzieningenpeil op orde heeft. En dan met name voor de wat meer kwetsbare groepen. Een zorgzame overheid kan het zich immers niet permitteren dat er mensen buiten de boot vallen. Op het gebied van welzijn er zorg zijn er tal van vangnetten opgehangen waarin het zacht landen is na een nare valpartij. De kunst bestaat eruit om de mazen van het net op een juiste maat te houden. Als ze te groot zijn vallen de mensen er doorheen; bij te kleine mazen in het zorgnetwerk, vang je ook mensen op die zichzelf zouden kunnen redden. En dat is uiteraard het laatste dat onze overheid wil: voor de zorg en het welzijn opdraaien van mensen die dat ook prima zelf kunnen. Zoiets zou uitdraaien op de verspilling van het geld van de burgers, een verwijt dat geen enkele overheid zich gemaakt wil weten. In de Gemeente Rheden hadden ze dat tot voor kort heel goed door. Voor het welzijn en de zorg van haar inwoners trok men goedmoedig de buidel en liet het particuliere initiatief doen waarin het op haar beurt goed is; dat geld omzetten in salarissen van haar werknemers en activiteiten voor de gekreukten en gekwetsten. Zo is er in Dieren inmiddels anderhalve generatie opgegroeid met het fenomeen Madierodam. Dat kwam tot een paar jaar geleden vooral neer op het opbouwen en in de fik steken van een prachtig huttendorp, maar de arbowet en allerlei milieuregels hebben daar een einde aan gemaakt. Jammer, want daarmee is de natuurlijke aanwas van kleine timmerbedrijven in Dieren en omstreken tot stilstand gekomen. De Gemeente Rheden ziet desondanks voldoende grond om het subsidie te blijven verstrekken, want het vakmanschap waarmee de dolende arbeiderskinderen in de laatste week van hun zomervakantie uit handen van het vandalismespook worden gehouden, is lovenswaardig. Dan zou je toch verwachten dat diezelfde Gemeente dit soort expertise inschakelde als er een andere kwetsbare doelgroep aan een partijtje knutselen toe was. Ik doel hier op het ongefortuneerde deel van de inwoners van Dieren, Spankeren en Ellecom waarbij zich maar geen draagvlak wil ontwikkelen voor de plannen voor weg en spoor onder Dieren door. Voor deze ‘arme luyden’ vindt de Gemeente Rheden het nodig om de eigen ambtelijke organisatie in de rol van welzijnswerker te laten opdraven. Blijkbaar onder het motto ‘als het goed moet, doen we het zelf wel’ moest projectdirecteur Hans Kettelarij op woensdag 5 juli een soort Madierodam organiseren voor een veertigtal potentiële vandalen. Het betrof hier mensen van diverse organisaties en belangengroepen die zich zodanig zorgwekkend hebben gedragen dat er wel wat extra subsidie in gemeentelijke manuren en koffie gestoken mocht worden. Bij de querulanten van huis uit hadden zich ook vertegenwoordigers van het lokale bedrijfsleven gevoegd, dus het sprak voor zich dat er qua werkvorm die woensdag voor het discussiëren in groepjes werd gekozen. Dat is de meest veilige vorm als je vooraf hebt bedacht dat je geen al te duidelijke resultaten wilt boeken. Net als bij Madierodam vroeger, gaat in die resultaten na een poosje gewoon de fik. Hier duurt het weliswaar nog tot in augustus, maar dan mag de doelgroep nog en keertje terugkomen om getuige te zijn van de brandgevaarlijkheid van de financiële kaders. In september zal iedereen zich neerleggen bij de acht-minvariant en legt de Gemeenteraad het mokkende zwijgen uit als herwonnen draagvlak. In een dorp met een Madierodamtraditie een voorspelbare uitkomst.
Nel Son

Hittegolf

column Regiobode 25 juli 2006
Terwijl ik dit schrijf, beleven we de tiende dag van de tweede hittegolf van 2006. Als u dit leest is het inmiddels de elfde of twaalfde dag; die voorspelling durf ik gerust aan. Uiteraard is de correctheid van deze bewering afhankelijk van de bezorger van deze krant. Daar moeten we, gezien de warmte, misschien een slag om de arm houden. Wat overeind blijft is dat de Veluwezoom zucht onder de gesel van een prachtige julimaand. Een maand die met gemak een nieuw warmterecord gaat vestigen. Wat een heerlijke tijd, roep ik uit. De hemel, die blauwe, zij geloofd en geprezen voor deze hittegolf. Zo midden in de komkommertijd danken de media de weergoden op hun blote bezwete knieën, want we hebben tenminste iets om over te schrijven en uit te zenden. Nu mis ik veel van wat de radio en teevee erover te melden hebben, want ik heb de gewoonte niet om in mijn tuin dit soort apparaten aan te zetten. De krant daarentegen laat zich, op enig geritsel na, geluidloos lezen en daarom kan ik meepraten over de vele invalshoeken die er aan deze warme tijden zijn te onderscheiden. Zo weet ik inmiddels dat onze senioren het ook warm hebben. Er is menig verzorgende ge nterviewd over de impact van het weer op de bejaarde medemens. De overlevingsrecepten zijn eenvoudig doch doeltreffend: veel drinken en af en toe een kopje bouillon. Je gelooft het niet, maar de firma Cup-of–Soup doet het net zo goed als de gemiddelde ijsfabrikant in deze dagen. De reclameslogan is aangepast en luidt nu: ‘Kwart-over-tien: Cup-A-Soup! Dat zouden meer bejaarden moeten doen.’ De verslaggeving uit de diverse woonvormen voor ouderen laat ook ruimte voor menig citaat van de getroffen groep zelf. Zo konden we kennis nemen van de aanpak van mevrouw van Soest uit Bennekom die er voor kiest om stil op bed te blijven liggen met een nat washandje op haar hoofd. In dezelfde reportage was echter ook te vernemen dat het rummicuppende koppel Nel Arends en Ali van Vliet absoluut geen last hebben van de warmte. Als we de media toch eens niet hadden, concludeer ik dan simpel. Dan wisten we evenmin dat de dieren het eveneens warm hebben. Tijdens een verfrissende douche op zondagmorgen, kwam ik via de radio op de badkamer te weten dat koeien het lekker vinden om onder een boom te staan of te liggen. ‘Stop de persen’ riep ik terwijl ik naar de shampoo greep. Het verslag ging verder met openbaring dat er een stichting in het leven was geroepen die voor ieder koe in Nederland een boom wil planten. Geloof het of niet - het is immers komkommertijd - maar er zijn al zestigduizend bomen aangeschaft door koeminnende natuurliefhebbers. Er werd ook nog eventjes voorgerekend dat we met onze koeienpopulatie tien miljoen bomen nodig gaan hebben. Als dit soort oververhit nieuws aanslaat zien we binnenkort door de bomen de koeien niet meer en gaat ons land op een tropisch regenwoud lijken. Wat dan weer wonderwel aansluit bij de berichtgeving dat het klimaat in onze contreien zal veranderen. Voor de predikers van het klimatologische onheil dat ons te wachten staat, is de huidige nieuwsluwte een schitterende tijd. Ook in dit soort dagen neem ik daar altijd wat onderkoeld kennis van. Voor zover mij uit mijn schooltijd is bijgebleven, is het klimaat op aarde nooit erg veel langer dan een paar millennia hetzelfde gebleven. Waarom zou het daar in ons tijdsgewricht nu ineens mee ophouden, werp ik altoos tegen als ik dit soort berichten hoor. Bovendien wordt het hier een soort Middellands Zeeklimaat en dat scheelt weer een heleboel vakantiekilometers. Een gelukkig mens kan niet zonder zorgen. Eigen hittegolf eerst.
Nel Son

Survival

column Regiobode 1 augustus 2006
De zorg die we voor elkaars welzijn opbrengen, karakteriseert de mate van beschaving waarin we leven. Vanaf het moment dat we niet dagelijks hoefden te knokken voor het rauwe voortbestaan, hielden we tijd over om aardig te worden voor elkaar. Was het niet Berthold Brecht die daarover zo mooi schreef ‘Zuerst komt das Fressen und dann die Moral’. Een beetje negatief geformuleerd van deze oosterbuur, maar hij had dan ook geen gemakkelijke jeugd. Het typeert de menselijke soort dat ze in tijden dat het goed gaat, hogere doelen wil nastreven. De vooruitgang heeft soms nare bijverschijnselen en zij die daar het meest onder lijden, moeten kunnen rekenen op onze steun. Die steun kan soms paradoxale vormen aannemen. Zo wil jongerenwerker Dennis de Zoete uit Dieren op survival, lees ik vorige week in deze krant. Dennis bekommert zich vanuit zijn professie om jongeren die het niet al te gemakkelijk hebben. Dan zou je verwachten dat hij er alles aan doet om deze arme knullen en meiden in de watten te leggen. Het overleven van de nieuwe generatie lijkt me al voldoende bedreigd; om ze dan ook nog eens gaan afknijpen tijdens een survivalweek?! Wat ik ooit van survivelen heb gezien leek me geen pretje. Alles wat je mee wilt nemen moet in een rugzak die je vervolgens zelf moet dragen. Dan is ook nog de meest simpele vorm van openbaar vervoer taboe voor je; kortom je moet lopen. Geen erg zorgzame aanpak voor jongeren die vanaf de eerste klas van de basisschool door hun ouders per auto bij het schoolhek zijn afgeleverd. Verder is eten niet inbegrepen en moet je als survivalist maar zien dat je ergens een kip de strot kunt afbijten. Nare zaken als je je tanden nooit in iets anders hebt gezet dan een witte boterham met pindakaas. Ik geloof ook niet dat Dennis van plan is literpakken fristi toe te laten tot de standaardbepakking van de jongeren die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Plus dat ik hem in staat zie iedereen voor vertrek te fouilleren op flessen apfelkorn en andere geestverruimende middelen. Survival zou survival niet zijn, zonder op zijn minst een dropping. Dus organiseert Dennis en passant ook de meest bedreigende situatie waarin je een toch al zoekende leeftijdsgroep kunt brengen: hij laat ze achter in een donker bos! Daarbij zal hij, geheel volgens de regels der dropping geen aanknopingspunten geven welke richting je aan moet houden. Zoiets kun je redelijk veilig met een spelletje Ezeltje Prik doen, maar onze huidige jongeren hieraan bloot te stellen is de hulpverlenersparadox ten top. Want zo zal ik het wel moeten begrijpen: als een schijnbare tegenstelling. Door de jongeren het erg moeilijk te maken, komen ze sterker van de survivaltocht terug en die winst is dan weer groter dan de ontberingen. Ja, het vak van Dennis heeft een bijzondere diepgang. Tot zover was ik met mijn zorgelijke bespiegelingen gekomen toen ik verder las in het stukje in deze krant. Ik haalde opgelucht adem. De survival waarvoor Dennis jongeren probeerde te ronselen, behelsde een lekkere barbecue en een wandeltocht met GPS-apparatuur. Geen honger dus voor onze welvaartskinderen en hooguit verdwalen als Dennis vergeet de batterijen te verversen in de tom-tommetjes. Het stond er niet met zoveel woorden, maar volgens mij ging Dennis eerst zelf de comfortabele tenten opzetten en alle luchtbedden opblazen. Gelukkig beschikt Dennis over zoveel beroepsethiek dat hij zijn doelgroep toch lekker in de watten legt. Het begrip survival is natuurlijk symbolisch gekozen en heeft hooguit een serieuze connotatie als het over het voortbestaan van zijn eigen baantje gaat.
Nel Son

Komkommerblog

column Regiobode 8 augustus 2006
U zou eens in de achtertuin van huize Son moeten komen kijken. De komkommers groeien tegen de klippen op. ‘Wat wil je’, hoor ik u zeggen. ‘Het is komkommertijd’. Hoogseizoen komkommertijd, zou ik daar van willen maken. Wegens gebrek aan actualiteit zijn de kranten allemaal (deze Regiobode incluis) een stuk dunner. Mijn echtgenoot klaagt iedere morgen steen en been als hij zijn ochtendkrantje van de deurmat opraapt. ‘Betaal ik daarvoor mijn dure abonnement’ hoor ik steevast al hij de paar bedrukte vellen op de keukentafel laat dwarrelen. ‘Er staat helemaal niks in’. Nu ken ik zijn aanleg tot theatraliteit, maar wat waar is, is waar: er wordt nu eenmaal minder nieuws gemaakt als iedereen op vakantie is. Niet dat er, naar mijn idee, in werkelijkheid minder nieuws is, maar tussen al die vakantiegangers zitten natuurlijk ook de journalisten die het nieuws gewoonlijk opschrijven. Ik probeer mijn Henk regelmatig van de redelijkheid van dit gegeven te overtuigen, maar met een dun krantje in zijn hand op de vroege morgen is hij nauwelijks gevoelig voor mijn argument. ‘Ik wil in de zomertijd minder voor mijn krant betalen, want ik krijg ook minder krant’, roept hij - calculerende burger als hij is - dan terug. Dat zijn krant buiten de zes weken komkommertijd vol staat met nieuws en hij voor die periode misschien dan een hogere abonnementsprijs verschuldigd zou zijn, vindt hij van een redeloze onzin die geen verandering brengt in zijn ochtendhumeur. Voor de problemen die ik ondervind om tijdens zijn vervloekte komkommertijd onderwerpen voor mijn wekelijkse stukjes in deze krant te bedenken, hoor ik hem geen compassie uitspreken. ‘Voor jou zouden zelfs mijn geruite pantoffels onderwerp kunnen zijn’, roept hij met een mengeling van geringschatting en overmoed uit. Er zit iets uitdagends in. Alsof hij me probeert te verlokken het over zijn huiselijke dracht te hebben in deze krant. Ik kijk echter wel uit. Als is de komkommer nog zo groot, ik zal het u als lezer nooit aandoen te beschrijven hoe mijn geliefde echtgenoot er ooit op zijn informeelst bijloopt. Dat zijn bijverschijnselen van een langdurig huwelijk waarvan je als vrouw intu tief aanvoelt dat die thuis horen in de categorie ‘meest intieme geheimen van een relatie’. Ik zeg hier alleen maar ‘slobberbroek’ en laat de rest over aan uw fantasie. Je slaat er gemakkelijk over aan het mijmeren hoe hij zich ooit met smaak wist te kleden toen wel elkaar nog maar kort kenden. Was dat een veroveringsstrategie waarmee hij mijn gevoel voor smaak erkende? Moet ik het nu zien als een teken van door de jaren gegroeide vertrouwdheid aan elkaar dat hij zich nu zo aan me durft te vertonen? Mannen zijn misschien wel op hun mysterieust tijdens de komkommertijd. Bij gebrek aan betere onderwerpen, val je gemakkelijk terug op wat je in nieuwsgullere tijden aan je aandacht ontsnapt. Op een soortgelijke manier klik je tijdens een sessie op het internet opeens op een knopje waardoor je even later een eigen weblog hebt aangemaakt. Dat zou ik op ieder ander moment in het jaar wel uit je hoofd laten. Tijdens de komkommertijd doe je echter soms vreemde dingen. Met als gevolg dat het grote nieuws van deze week eruit bestaat dat u mijn schrijfsels voortaan direct kunt lezen en van uw commentaar kunt voorzien op het weblog Nel Son, te bereiken via http://nelsonregiobode.blogspot.com. Volgens mijn echtgenoot werkt het allemaal niet. Dat zou best kunnen en ik beloof hierbij dat ik zal proberen het een en ander goed aan het werken te krijgen. Voorwaarde is wel dat de komkommertijd nog even aanhoudt. Tips en trucs voor een goed werkend weblog voorlopig nog maar even naar mijn gewone e-mailadres.
Nel Son