column Regiobode 24 oktober 2007
De dagen worden korter. De Veluwezoom tooit zich in haar veelkleurige herfstpracht. De akkers met maïs zijn geoogst. We wennen er weer aan om onze jassen dicht te knopen. Ik hoor vriendinnen over zuurkool, boerenkool en erwtensoep praten. Hoe mooi de zon het vallende gebladerte ook uitlicht, het is duidelijk: we zijn aan het laatste stukje van het jaar begonnen. Herfst! Nog even en we gaan ons bedenken wat we met de Kerstdagen doen en bij wie en waar we Oud en Nieuw zullen vieren. Tuurlijk komt kort daarvoor die oude bisschop nog langs. De tijden van het geven en het krijgen staan voor de deur. Verheugende tijden, vol warmte en gezelligheid. Dat typisch Nederlandse verschijnsel dat je in geen enkel buitenland uitputtend kunt uitleggen. Zelfs de directie van deze krant krijgt het in dat warme intermenselijke tijdsgewricht op de heupen. Kun je het hele jaar wat hen betreft de vliegende vinkentering krijgen - als je je stukje maar op tijd inlevert - op het eind van het jaar toont het trio Scrooges plotseling hun menselijke kant. Ik kan me nu al verheugen op het mooi verpakte kistje met wijn dat ze bij me thuis laten bezorgen. In een begeleidend kaartje hebben ze, naast de voorgedrukte beste wensen voor het komende jaar, allemaal met pen hun eigen naam geschreven. Echt waar! Geen inspanning is ze ineens teveel. En dan ook gewoon hun voornaam hè. Niks meneer de directeur of zo; nee, heel menselijk zoals ze door hun moeder naar binnen werden geroepen als de lichten aangingen in de straat waar ze ooit speelden. Toch zal ik er dit jaar niet meer met dezelfde vreugde naar kunnen uitkijken. Jarenlang heb ik ze hun goedkope wijnkeuze vergeven, omdat het nu eenmaal tomeloze bierdrinkers zijn daar op de krant. Bovendien snap ik ook wel dat het nog behoorlijk in de papieren loopt als je iedereen onder de Grand Cru’s bedelft. Voor dit jaar heb ik echter minder mededogen met ze. Ik twijfel nog of ik ze dat kistje met wijn niet door de voorruit van hun dure leasebakken zal smijten. Stelletje hypocriete uitbuiters. Ja, hoor eens, ook ik heb mijn grenzen. Ik sta me nergens op voor. Net als de rest van de slovende redactie doe ik niks anders dan het volschrijven van de achterkanten van advertenties. Ik weet ook wel dat mijn stukjes in deze krant geen eeuwigheidswaarde bezitten. Dat heeft het geschreven woord maar zelden in kranten waar de volgende dag de vis in wordt verpakt. Maar dit keer is het de directie dan toch gelukt me diep op mijn ziel te trappen. Dat ik voor deze zure rekenmeesters niet meer ben dan een kostenpost in het maken van hun wekelijkse kattenbakvulling, akkoord, maar me helemaal niet willen kennen, gaat me te ver. Vorige week dreven ze me over mijn tolerantiegrens met de opening op de voorpagina. Omdat er een hoogbejaarde econoom, wiens schoolboekjes ons allemaal tot wanhoop dreven, ineens in een column op een commercieel teeveestation iets over het Hart van Dieren zegt, gaan ze helemaal los in hun berichtgeving. Wat Arnold Heertje in zijn onmetelijke wijsheid aan de lokale bestuurders toevoegt, heeft mijn volle instemming. Alleen roep ik dat op deze plek met grote regelmaat al jaren en daar heb ik mijn eigen directie nog nooit een openingsartikel aan zien wijden. Niet dat zoiets hoeft, ik heb mijn eigen stukje krant. Maar had bij het hijgerige citeren van een landelijk bekend columnist even het fatsoen gehad om te schrijven dat je eigen kolomniste deze boodschap ook al jaren uitdraagt. Dat Heertje eigenlijk heel laat is met zijn commentaar. Dat jouw eigen krant heel alerte en scherpe lokale commentatoren in dienst heeft. Dat was warm geweest, dat had getuigd van personeelsbeleid. De boodschap is wat mij betreft helder: vrouwelijke kolomnistes moeten hun plaats kennen. Heertjes gaan voor!
Nel Son