Koperpoets

column Regiobode 9 september 2009
Vandaag leest u mijn laatste stukje voor deze krant. Vorige week moest u me al even missen. Dat had te maken met het schrijfsel dat ik het hoofd-pennelikker had aangeleverd. In de twaalf jaar dat ik van hem de vrijheid had, om te schrijven wat ik wil, maakte hij voor het eerst gebruik van zìjn vrijheid om het niet af te drukken. Da’s een mooie score. Het zegt iets over de ruimhartige opvattingen van dit blad aangaande het vrije woord en de rol die een kolomniste daarin kan vervullen. Het zegt ook iets over mijn maatgevoel om me zo’n lange tijd in dat redactionele niemandsland te hebben kunnen handhaven. Met deze onbescheiden ‘veer in eigen bips’ zal lang niet iedere lezer het eens zijn. Ik kom er nog op terug. Sinds ik in augustus 1997 begon met het vullen van deze krantenkolom, heeft menig publiek persoon, maatschappelijk fenomeen, instantie of openbaar voornemen mijn mening moeten verdragen. Dat ging niet altijd in stilte, maar om nu te zeggen dat ik tot volksoproer heb geleid, is overdreven. Daar lag ook nooit mijn intentie. Een beetje ergernis opwekken bij hen die dat in mijn ogen verdienden, een glimlach of een sprankje ontoering waren me genoeg. Twaalf jaar stukjes schrijven: het raakte verweven met mijn weekritme. Weken waarin de actualiteit me vaak op het spoor zette van een onderwerp. Dingen die dichtbij of veraf gebeurden. Ooit waren het eigen waarnemingen, herinneringen, bedenksels. Wat het leven me op plezierige en verdrietige wijze leerde, heb ik in die twaalf jaar soms ook opgeschreven. De allermeeste weken stuurde ik mijn stukje voldaan naar deze krant. Soms was ik minder tevreden en alleen maar blij dat het ‘af’ was. Het is leuk om je mening publiek te mogen maken en zoiets went. Dat er mensen zijn die er iets van vinden, raakt echter snel op de achtergrond. Dat blijft niet twaalf jaar een belangrijke drijfveer. Af en toe iets ‘terug te horen’ door middel van een ingezonden brief, een borreltafelgesprek of via iemand anders, is vermakelijk, maar ook niet meer dan dat. Een paar reacties koester ik, omdat ze kwamen op verhalen waarin ik werkelijk had opgeschreven wat dicht bij me ligt. De boze, teleurgestelde en beledigde mensen die ooit onderwerp van mijn schrijfsels waren, zouden zich kunnen afvragen waarom ik ze heb kunnen raken. Als het publieke personen zijn, zoals de leden van ruim drie colleges van Burgemeester en Wethouders, moet ik hartelijk lachen om hun ijdelheid. Hoe vaak legde ik hier niet uit dat zij slechts de macht dienen en niet bezitten. For the record: mijn bronnen waren altijd openbaar en als ik ooit iets bedacht dat de waarheid bleek te (kunnen) zijn, is hij of zij die zich betrapt voelde degene die zich moet schamen. Dat de vrijheid om te mogen schrijven wat ik wilde, mij af en toe liet uitglijden, is echter ook aan de orde. Twaalf jaar stukjes schrijven, leerde me dat mijn maatgevoel goed, maar niet feilloos is. Er zijn in mij gekwetste delen, die me kille en cynische woorden laten gebruiken. Het is nooit te laat om daar meer aandacht aan te besteden. Soms blijkt de hulp van anderen nodig om zo’n stap te zetten. Het besluit van mijn hoofdredacteur, om deze plek in de krant vrij te maken voor ander drukwerk, was daar eigenlijk een welkome aanvulling op. Ik dank hem en al mijn lezers voor de ruimte die ik twaalf jaren hier kreeg. Net voor mijn koperen kolomnistenjubileum zeg ik u allen een welgemeend vaarwel. De koperpoets kan in de kast blijven.
Nel Son