column Regiobode 1 juli 2009
‘Jong geleerd, oud gedaan. Wees beleefd door voor ouderen op te staan’. Die tekst stond in mijn jeugd achter op de buskaartjes. Het was een overzichtelijke tijd. De buschauffeur was een man met autoriteit die van zijn baas nog de tijd kreeg om zelf kaartjes te verkopen. De strippenkaart en de OV-chipknip waren nog niet bedacht. In een houder op het smalle plateautje naast de bestuurdersplaats, waar je recht op afstapte als je zijn bus binnenkwam, zaten blokjes met kaartjes geklemd. Ze hadden verschillende kleurtjes om herkenbaar te maken dat je een enkeltje, een retourtje of een overstapje had gekocht. De bushalte waar we als gezin vandaan vertrokken was een eindpunt en bevond zich meteen om de hoek van onze straat. Vanuit het keukenraam kon mijn moeder het dak van de bus bij de halte zien arriveren. “Jassen aan! De bus is er.” Wat achter op het buskaartje stond, deden we uit onszelf. Of, als we iets te lang aarzelden om onze zitplaats af te staan aan een volwassene, aangespoord door ons ouders. Wat de busmaatschappij voor ogen stond, werd bereikt door de combinatie van die twee factoren. Een stichtelijke tekst op het buskaartje en ouders die je op die fatsoenregels wezen, als dat nodig was. Sinds begin dit jaar draait de SIRE-campagne over onbewust asociaal gedrag. Vanaf het moment dat de spotjes met bellende mensen bij de kassa en boodschappentassen die zitplaatsen in de bus bezet houden, begonnen te lopen, heb ik me afgevraagd wat er niet klopte. De conclusie van ieder spotje op radio en teevee luidt ongeveer: ‘zonder dat we het merken, worden we steeds asocialer’. Daar zat aanvankelijk de kern van mijn twijfel. Volgens mij zijn we niet zo onbewust asociaal. Het is wel lief van de campagnemakers om te veronderstellen dat we niet in de gaten hebben hoe honds we ons gedragen. Dat maakt het voor de ontvanger van de boodschap wat gemakkelijker om zich er voor open te stellen. Iemand meteen voor de voeten gooien dat het een ongelukte beer is omdat ie zijn hond in de zandbak laat schijten, schept niet meteen alle ruimte voor een goed gesprek. Dat snap ik wel, maar ik geloof eerder in het oude spreekwoord ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’. Toch zit hier niet de kern van wat er mis is met de SIRE-boodschappen, naar mijn oordeel. Om na deze spotjes allemaal weer modelburgers te worden, ontbreekt er iets heel belangrijks. De boodschap achter op de buskaartjes in mijn jeugd, werkte omdat mijn ouders er ook achter stonden. Inmiddels zijn er te veel generaties met lak aan alles opgegroeid, dat er nauwelijks nog corrigerende opvoerders bestaan. SIRE weet het zelf ook wel. Ze citeren uit onderzoek dat zegt: 95 procent van de Nederlanders gedraagt zich weleens ‘onbewust asociaal’. Maar datzelfde onderzoek openbaart ook dat slechts een minderheid (18%) weleens door anderen wordt aangesproken op zijn of haar onbewust asociale gedrag. Dat bewijst hoe nutteloos het is om terug te verlangen naar ‘betere’ tijden, waarin we als mensen ‘socialer’ met elkaar omgingen. Die tekst op de buskaartjes van mijn jeugd, heeft er ooit ook niet op gestaan, realiseer ik me. Waarmee ik maar wil zeggen dat er indertijd reden was om te bedenken dat het maar eens afgelopen moest zijn met dat vlerkerige gedrag van de jeugd. Dat slagzinnen en reclamecampagnes om gedag te veranderen maar moeilijk aanslaan en beklijven, wordt met de campagne van SIRE pijnlijk duidelijk.
Nel Son
Geen opmerkingen:
Een reactie posten