column Regiobode 23 januari 2008
Misschien heeft u die ervaring ook. Dat je vanaf een bepaalde leeftijd met steeds grotere regelmaat met afscheid nemen te maken krijgt. Als ik er heel nuchter over denk, snap ik het wel. Naarmate je ouder wordt, worden de mensen in je omgeving dat ook. De eindigheid van het leven, een besef dat we jarenlang op afstand kunnen houden, laat zich steeds moeilijker ontkennen. In een patroon zoals we ons dat het liefst voorstellen, leven we een lang en volleefd leven en gaan vervolgens op hoge leeftijd op een niet al te smartelijke manier dood. Dat wensen we onszelf en de dierbaren om ons heen. En lange tijd gebeurt er niets dat die voorstelling van zaken doorkruist. Tot het moment dat het leven zich in al zijn onredelijkheid toont en we voluit op onze kop krijgen voor het wishfull thinking dat we deden. Want redelijk is het leven allerminst. Het lot dat ons wacht is grillig en geluk is een broos bezit. Wat een stabiel bestaan lijkt kan in een oogwenk verworden tot een drama. Ziekte, verlies van vitaliteit en de dood; het staat ergens om een hoekje op ons te wachten, maar we kennen het steegje of de brede avenue niet waar de ontmoeting zal plaatsgrijpen. En op enig moment is die ontmoeting een feit voor onszelf of horen we hoe bij mensen die we kennen de vaart uit het leven gehaald wordt. Het leven laat ons struikelen en hoewel het soms lukt om weer op te krabbelen zijn er ook valpartijen waarvan we niet meer overeind komen. De laatste wedstrijd verlies je altijd, hoorde ik laatst iemand zeggen. Soms weet je niet dat je die onwinbare strijd aan het strijden bent, soms klinkt de bel voor de laatste ronde ijzingwekkend hard in iemands leven. In het denken over hoe een leven zou dienen te eindigen, over de wensen die mensen daarover voor zichzelf formuleren, hoor ik vaak twee varianten. De ene is die van de plotselinge dood. In je slaap overlijden, gewoon omvallen zonder kennelijk iets te lijden te hebben gehad, de pats-boem-over variant, zeg maar. Sommige mensen lijkt dat een prima manier om van het leven afscheid te nemen. Veel gehoorde bijkomende klacht van de achterblijvers is dat de kans ontbrak voor een laatste woord. Niemand weet of dit de weg zal zijn die hem of haar te wachten staat, maar de wetenschap dat het zo kan gebeuren, zou je er toe kunnen brengen alles wat van belang is tegen elkaar te zeggen op het moment dat het zich voordoet. Dan liggen er niet nog lijsten met te bespreken onderwerpen die niet meer afgewerkt kunnen worden als de beoogd gesprekspartner ineens wegvalt. De andere variant is die van het aangekondigde vertrek. Het einde wordt een voorstelbare positie in de tijd en wat nog gedaan of gezegd zou moeten worden, kan worden aangepakt en aangekaart. Persoonlijk heb ik voorkeur voor deze variant, hoewel ik probeer de dingen gezegd te hebben die er toe doen tegen de mensen die er voor me toe doen. Het moet je echter maar gegeven zijn het perspectief van je einde zo onder ogen te kunnen houden. Ik kan me ook voorstellen dat er mensen zijn die in zo’n fase bevriezen van angst en er een nare stille tijd aanbreekt waarin ze onbereikbaar worden voor hun omgeving. Het meest democratische aan de dood is dat het ons allemaal te wachten staat en we geen van allen weten wanneer en hoe. Wie op weg naar het einde autonomie mag houden, een beetje dictator van het eigen leven mag zijn, lijkt me een gelukkig mens. Maar misschien moet je heel je leven wel naar alleenheerschappij streven. Inclusief het laatste deel.
Nel Son
Geen opmerkingen:
Een reactie posten