Hallo Jan-Bart

column Regiobode 19 decembeer 2007
Wat fijn dat je meteen naar dit stukje van de krant bent gebladerd. Ik wist gewoon dat je me snel zou opzoeken. Nu je zelf vorige week je uiterste houdbaarheidsdatum hebt bekendgemaakt, wil je natuurlijk weten wat ik daar over schrijf. Ik begrijp je nieuwsgierigheid. Je kunt je maar al te goed herinneren wat ik over collega’s van je schreef die er eerder het bijltje bij neergooiden. Wim Pieper en zijn vrouw schijnen nu iedere avond om acht uur sherry te drinken, sinds ik een innemend stukje aan die gesneuvelde collega van je wijdde. Van langer geleden herinner je je vast nog mijn lieve woordjes over vertrekkend bestuurlijk mastodont Lammers. Die wast zich sindsdien uitsluitend nog met de Koetjeszeep die ik hem in mijn kolom liet gebruiken. Je bent benieuwd welke nieuwe levensstijl ik jou als ambteloos burger toedenk. Ik snap dat, Jan-Bart en geloof me ook voor jou is er niets dan mildheid van mijn kant nu je wijsheid hebt gevonden in je leven. Jezelf in de spiegel aan te kunnen kijken en hardop tegen jezelf te durven zeggen ‘ik ben geen autoverkoper’: respect. Diep respect. Je had mijn allergrootste respect gewonnen als je zover had kunnen gaan door meer specifiek te zeggen ‘ik ben geen tweede-handsauto verkoper’, maar ik wil je niet overvragen. Wat je nu aan manmoedigheid laat zien, overstijgt alles wat je ooit in je leven aan inzicht hebt weten te winnen. Ik vind het om die reden ook zo jammer dat iedereen je maar zo gemakkelijk laat gaan. Het is van alle kanten weer het obligate betreuren van je besluit maar respect hebben voor je beslissing. Dat heb je wat mij betreft niet verdiend. Er zouden er nu toch een paar flink ‘hiep-hiep-hoera’ moeten roepen of minstens ‘opgehoepeld staat netjes’ moeten durven kalken op de spoorwegovergangen in Dieren. Zowel buiten als binnen je eigen partij lopen er genoeg rond die je rode bloed wel kunnen drinken, na al die staaltjes arrogant bestuurderschap. Neem alleen al die brave huisvaders en -moeders die je ettelijke inspraakavonden lang van huis en haard vervreemdde tijdens de knip- en plaksessies van je tunnelplannen en dorpsharttransplantaties. Maar zoals gezegd, ook in je eigen gelederen springen ze zo lekker voorspelbaar schijnheilig met je om. Hou er rekening mee dat je 1 maart niet gaat halen Jan-Bart. De messen zijn geslepen en je opvolgers staan inmiddels te dringen achter je wethoudersstoel. Nu heb je zelf ook wel de veilige weg gekozen door je vertrek aan te kondigen. Stel dat je er nog zit als de gemeenteraad een oordeel over je kan vellen. Wat kunnen ze dan nog doen? Je wegsturen? Klets; je zou toch al vertrekken. Da’s een slimmigheidje dat ik je vergeef omdat je je daarmee niet dapperder toont dan anderen in je beroepsgroep. Voor jou was het geen optie om de quasi tegenstelling politiek en privé uit de kast te trekken. Een tunnel is nu eenmaal geen fietsenkelder. Het zijn de donkere dagen voor Kerstmis, Jan-Bart. Voor jou geen gemakkelijke tijd, verdorie. Ik wens je desondanks toe dat de ruimte die je nu in jezelf hebt gevonden een bron van licht en inspiratie voor de toekomst mag zijn. Ga nooit meer iets doen waarbij je geld van hardwerkende mensen mag besteden en waarbij het vervolgens niks uitmaakt of je daar een miljoentje of veertig van kwijtspeelt. Dat van die autoverkoper vind ik nog zo’n gekke niet van jezelf. Het is een eerzaam beroep, schat ik zo in, waarbij jouw communicatieve vaardigheden prima van pas komen. Kijk je uit met oversteken, beste Jan-Bart?
Nel Son

Dank u Sinterklaasje

column Regiobode 12 december 2007
Hoogwaardige excellentie. Sta me toe dat ik, een week na de viering van uw verjaardag een kwestie aan u voorleg. Mag ik beginnen met de hoop uit te spreken dat u en uw gevolg uw thuisbasis in Spanje op een comfortabele manier heeft weten te bereiken. Hoe kort zijn wij toch van aandacht voor uw welbevinden als we eenmaal onze cadeaus hebben uitgepakt. Een snel gemompeld ‘dank u Sinterklaasje’ kan er meestal nog wel af, maar over wat uw terugreis allemaal voor voeten in de aarde moet hebben, hoort u ons nooit. Terwijl ik me toch kan voorstellen dat het terugvaren met zo’n lege boot niet zonder risico’s is. In een grijs verleden, toen ik nog in u geloofde, zou die gedachte aan zo’n leeg schip niet bij me opgekomen zijn. Mijn generatie groeide op in de overtuiging dat er in de plaats van al die mooie presentjes stoute kinderen mee terugreisden. Aangezien thans blijkt dat dit niet (meer?) gebeurt, maak ik me onwillekeurig zorgen over de stabiliteit van uw schip. Daarachter schuilt mijn verwondering over uw veranderde pedagogische inzichten. Daaraan is in de loop der jaren de zak ontvallen. Tuurlijk houdt u ons nog steeds voor dat we er allemaal goed aan doen zoet te zijn in het perspectief van lekkers, maar ik hoor u nooit meer over de roe voor wie stout is. Sterker nog, ik heb u in de dagen voor uw verjaardag op de radio horen spreken over de slechte invloed van dergelijke dreigementen. Dat zou, zo beweert u nu, niet goed zijn voor kinderen. Vanwaar deze beleidswijziging Goedheilige? Ik kan u uit eigen ervaring vertellen dat ik nooit of te nimmer bij enige instelling voor geestelijke gezondheidszorg heb aangeklopt. Niet althans om een verondersteld trauma te verwerken dat u mij zou hebben aangedaan met de dreiging van een zakgeklede decembertrip naar Spanje. Ik herinner me dat ik het evenwicht in uw redenering als kind heel redelijk vond klinken. Het is me bijgebleven als de wijsheid dat gedrag gevolgen heeft. Aangezien u nu nog maar de helft van uw opvoedkundige leerstelling wenst te poneren - wees zoet en krijg lekkers - vraag ik me oprecht waar we nu helemaal mee bezig zijn. Met respect, beste Bisschop van Myra, overziet u naar uw eigen oordeel werkelijk alle gevolgen van het ontbreken van enige dreiging in uw boodschap? Mijn generatie koesterde een groot respect voor uw persoon, uw duidelijke instructies over lief en stout en had ontzag voor uw Pieten aan wie was opgedragen zonder aanziens des kinds in te grijpen. Als ik nu om me heen kijk zie ik dat Pietenpakken worden gedragen door zuigelingen, zij die nog amper eigenstandig kunnen lopen en een overige kinderschare die zich er rap mee uit de voeten weet te maken. Daarmee het gezag van uw Moorse brigade, in mijn ogen althans, ernstig ondermijnend. Volstond ik in mijn jonge onschuld nog met het zelf tekenen van uw afbeelding en die van uw Pietermanknechten, tegenwoordig nemen de kinderen u en uw behulpzame Pieten de identiteit volledig af. Wat blijft er van u over Monseigneur? Ik besef heel goed dat mijn bezorgdheid haaks staat op uw groeiende populariteit, maar is dat niet juist een signaal dat u ernstig zou moeten verontrusten? Is dit niet een aanstormend hedgefonds dat uw eeuwenoude onderneming dreigt over te nemen? Hoop dat u na alle drukte de tijd heeft om mijn zorg weg te nemen. Mijn adres heeft u uiteraard. Wacht met belangstelling uw reactie af. Sluit wortel voor uw paard bij (waarvan ik als kind overigens de naam nooit kende). Hoogachtend,
Nellietje Son

Mar(ke)tin(g)

column Regiobode 5 december 2007
Over Martin Ros, de uitgever, boekenverslinder en boekenrecencent van het zaterdagse Radio 1-programma De TROS Nieuwsshow, vernam ik afgelopen weekend via de kranten enige commotie. De heerlijk bevlogen commentator van het gedrukte woord is wat de TROS betreft op zijn uiterste houdbaarheidsdatum aangeland. Wie zich wel eens een zaterdagmorgen veroorlooft de wekker op half elf te zetten, begint het weekend met de spraakwaterval van Martin Ros. In een niet te stuiten diaree van woorden bespreekt
hij de boeken die hij die week heeft geselecteerd en gelezen. Zonder uitzondering kan elke uitgave die hij onder ogen krijgt rekenen op een gepassioneerd oordeel, of dit nu ten faveure van de schrijver is of juist ter aanmoediging van het vak tegelzetten, dat betreffende auteur beter kan gaan uitoefenen. Martin spreekt hoorbaar met consumptie en eenmaal aan het woord is het moeilijk tot hem door te dringen. Regelmatig proberen de presentatoren Peter de Bie en Mieke van der Wey van De Nieuwsshow hem te bereiken. Veelal tevergeefs en vooral bij Mieke merk je al jaren de irritatie over haar geringe controle over Martin. Martin daarentegen trekt zijn studiogenoten regelmatig bij de les door ze per persoon aan te spreken. "Dat is toch ongehoord, Mieieke!!!", hoor je Martin steevast enkele keren per uitzending roepen. Het is radio, dus wij zien als luisteraars niet wat zich daar afspeelt, maar ik heb er wel een beeld bij. Mieke zit er hoogt geïrriteerd bij met een blik in de ogen die alles zegt over haar verlangen dat dit rubriekje maar weer snel voorbij mag zijn. Ik herinner me haar ook als degene die Martin altoos aanspoort om af te ronden. Geen overbodig advies voor een man als Martin die zich gewoontegetrouw verliest in prachtige volzinnen over literatuur of wat daarvoor moet doorgaan. Peter de Bie voelt die spanning ook en schikt zich vaak in een soort bemiddelende rol, een beetje sussend. Doel van zijn interventies is om een explosie bij Mieke te voorkomen èn om Martin toch enigszins binnen het draaiboek te laten eindigen. Wat mij betreft is Martin de ideale maniak die je een kwartier per week helemaal vrij moet laten. Maar dat is niet langer de mening van de TROS. Martin heeft zijn tijd wel gehad, is inmiddels stokoud geworden en dat is in Hilversum doodzonde nummer één. Wègwezen is dus de boodschap, maar die is aan Martin niet besteed. Hij begint een rechtszaak tegen zijn beoogde vertrek uit de TROS Nieuwsshow. Een achterhoedegevecht, zoveel kan ik Martin nu al wel vertellen, maar daar gaat het me hier niet om. Wat ik me afvraag is wat de TROS bezielt. Hun Radio 1-programmering op de zaterdagmorgen heeft een
dermate hoog keuvelgehalte dat een en ander nog net uit te houden is in afwachting van Martin Ros om half elf. Er is overigens ook niks mis met keuvelradio op de zaterdagmorgen als je maar wilt accepteren dat je je programma niet maakt voor het jonge publiek. Die denken hooguit dat hun zender 3FM zo heet omdat de eerste twee mislukt zijn. Noem mij de burgerservicenummers van drie jongeren die naar Radio 1 luisteren! Waarom moet een presentator als Martin Ros ineens wijken met het argument dat hij te oud zou zijn. Ik snap de marketingstrategie van onze omroepen steeds minder. We vergrijzen dat het een lieve lust is, maar er is nog maar één focusgroep en dat zijn de jongeren. Je merkt dit overal en nu weer eens heel duidelijk rond het beoogde vertrek van Ros. Wanneer wordt deze onevenredige aandacht voor het jonge publiek eens in balans gebracht met het getal en de draagkracht van de oudere generaties. Er zijn er geen marketinggoeroes meer in Hilversum. Is Martin daar niet voor te boeken?

Nel Son

Old Friends

column Regiobode 28 november 2007
Het had niets met oppervlakkige beleefdheid te maken. We meenden het oprecht. Het had ook niets met valse bescheidenheid te maken. Dat we het direct van elkaar geloofden; dat het gewoonweg zo was! Wat waren we nou ook anders geworden in die bijna dertig jaar dat we elkaar kenden. Hooguit ouder, maar wat zegt dat? "In de kern zijn we niet veranderd," bleef Sandrina op toepasselijke momenten die avond beweren. Hoewel de herhaling van haar stelling op een ‘running gag’ begon te lijken, wisten we dat ze gelijk had. De jaren hadden geen vat op ons gehad. In ieder geval niet op onze vriendschap, hoe onderbroken die door afstanden, levensfasen en gewoon druk, druk, druk zijn met je eigen dingen ook was geraakt. Dus zaten we die avond bij elkaar alsof we elkaar gisteren nog spraken. Met een vanzelfsprekende nabijheid en vertrouwdheid die echte vriendschap kenmerkt. En met een openheid en defensieloze luisterbereidheid die ons elkaars gezelschap had leren waarderen. De tomeloze lach van Jantien die zo moeiteloos kon overgaan in haar oprechte verontwaardiging had nu hooguit een bron die ze dertig jaar geleden nog niet in haar leven had gevonden. Maar was ze daar een andere vrouw door geworden? Geen sprake van. Het bedachtzame formuleren, bewijs voor haar oorspronkelijke manier van denken, maakte Wilhelmina tot een sprankelend middelpunt. Maar was ze dat niet altijd al geweest. Absoluut! De wijze waarop Sandrina haar passies naleefde, zo kalm en vastberaden en vasthoudend. Deed ze dat nu zoveel anders dan drie decennia geleden? Akkoord, haar vuur verzengde nu poëtischer horizonten, maar was ze daarmee onherkenbaar geworden? No way; dit was ze te voeten uit zoals we haar al die tijd al kenden. En Liam dan; de enige man in onze vriendencirkel daar aan die goed gevulde dis. Had zijn aarzelende houding naar het leven hem ooit meer houvast in zichzelf doen vinden? Ongetwijfeld, maar hoe kwetsbaar en vragend om bevestiging schreed hij niet nog van tijd tot tijd door zijn bestaan? Typisch Liam, de goede mens zoals we die al zo lang kenden. En ik, met mijn bij tijd en wijle op cynisme lijkende vermogen tot relativeren en mijn territoriale wateren voor mijn gevoelskusten. Was ik wezenlijk een ander mens geworden? Nee, ook ik moest Sandrina’s stelling van die avond onderschrijven: in de kern was ik net als mijn tafelgenoten wie ik was toen we elkaars vriendschap vonden. Hooguit waren het de groeven in onze zielen die de voortgang van de jaren verraadden. Krassen van vreugde en verdriet. Veroorzaakt door het vinden van geliefden, de geboorte van kinderen, het bereiken van maatschappelijke status. Aangebracht door onmacht, dwaling, verlies van ouders en innig geliefden. O jawel, we hadden er geen moeite mee te erkennen dat het leven zijn tekening op ons begon achter te laten. Niets van het goede en het slechte was ons bespaard gebleven. De engelen en de duivels hadden ons weten te vinden en we werden het er moeiteloos over eens dat we ze niet altijd in de correcte gedaante hadden herkend. We schonken onze glazen nog eens vol en brachten ze voor de zoveelste keer die avond in een klinkende ontmoeting bij elkaar. Een toast op het leven, de vriendschap en zij die onze kring vroegtijdig had verlaten. Een mooier eerbetoon aan het leven en de mensen die we daarin horen te koesteren en te herinneren was op dat moment niet denkbaar. Old friends; altijd oorsprong.
Nel Son

Besloten

column Regiobode 21 november 2007
Even vooraf: dit moet wel onder ons blijven. Als u het gaat doorvertellen ben ik er gloeiend bij. Doe me dat dus niet aan. Het was al een hele toer om een Rhedens raadslid aan het lekken te krijgen. Hemeltje lief wat zijn die gasten integer daar in De Steeg. Of bang, dat kan natuurlijk ook. Ik merk het verschil nooit zo als het om dorpspolitici gaat. Maar afijn, na al mijn charmes in de strijd te hebben geworpen ging er dus toch eentje door de bocht. Om ontmaskering te voorkomen is het rapport ergens buiten het gemeentehuis voor me gekopieerd op muziekpapier. Om nu te zeggen dat de leesbaarheid van het geheime businessplan over het Hart van Dieren er door al die notenbalken op vooruit gaat, is overdreven. Het laat wel duidelijk zien waar nu allemaal een streep doorheen is gegaan en waarom er geen muziek meer zit in de plannen voor weg en spoor onder Dieren door. Bovendien gaat het om het businessplan van 2005 dat nu met veel geheimzinnigheid aan onze volksvertegenwoordigers wordt uitgedeeld. U en ik denken dan gemakkelijk: oud nieuws. Zeker in het licht van het gegeven dat er ook al een businessplan 2007 bestaat. Maar misschien is het een kwestie van twee jaar inflatie en de kosten van de door Jan Bart Wilschut georganiseerde inspraakavonden doorrekenen om een actueel beeld van de plannenmalaise te krijgen. In dat geval kan ik dat stiekeme gedoe wel begrijpen. Eind deze maand moet de nu zo spannend geïnformeerde Gemeenteraad beslissen of het rapport ècht geheim moet blijven. Dat gaan ze doen, voorspel ik u. Niet zozeer vanwege de inhoud, want daar lees ik betrekkelijk weinig opzienbarends. Eigenlijk alles wat u en ik op onze klompen hebben aangevoeld de afgelopen jaren. Nee, de Raad gaat die geheimhouding op het verouderde businessplan er niet afhalen vanwege een heel andere reden. Ze zijn nog nooit zo serieus genomen als nu! Het moet voelen als een tandeloze tijger die een kunstgebitje krijgt. Door de status van de twee jaar oude gegevens met die poeha van geheimhouding op te tuigen, voelt de Gemeenteraad zich plotseling heel erg belangrijk. Dat hebben ze toch maar mooi afgedwongen, is het algemene gevoelen. Niemand heeft in de gaten dat ze met twee volksvertegenwoordigende voeten in de grote spindocterstruuk trappen die ProRail en Marijke van Haaren van de Provincie Gelderland hebben bedacht. Tuurlijk gaan Gemeentebelangen en de Socialistiese Partij proberen de plannen openbaar te krijgen, maar dat is oppositierolbevestigend gedrag. Spel voor de bühne, meer niet. Ook bij die partijen lopen ze zich nu de flinke bink te voelen met informatie van het kaliber ‘for your eyes only’. Stelletje pseudo James Bondjes! Het hele businessplan 2005 hoort wat mij betreft thuis in de categorie ‘lekker belangrijk’ en verdient noch de titel plan, noch de aanduiding business. Het is het verslag van de gebruikelijke blunders en flaters die bij dit soort grote infrastructurele plannen van onze overheden optreden als er ego’s en carrières op het spel staan. Eigenlijk bevat het plan maar één onthulling die het geheimhouden echt waard is. Het bewijs dat de nu gevonden tekorten al lang geleden waren ingepland om eindelijk van al dat inspraakgedoe af te komen. Dat de plannenmakers gewoon de handen vrij wilden hebben om te doen waar ze zelf zin in hadden zonder te hoeven luisteren naar al die actie- en belangengroepen. Dat zal leiden tot het vertrek van Wilschut en van Haaren, maar of dat nu nog een geheim genoemd mag worden.
Nel Son

What's in a name

column Regiobode 14 november 2007
Het is welbeschouwd een wereldwijd probleem. Hoog tijd om er iets aan te doen. De materiële en immateriële schade loopt maar op en als we nu niet snel ingrijpen, is het wachten op een regelrechte ramp. Zoals wel vaker met dit soort uiterst netelige kwesties is er geen eenvoudige oplossing. Nee, was het maar waar; dan was het allemaal zó uit de wereld geholpen. Het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben voordat we het paradijs een stapje dichterbij brengen. Maar evengoed: actie is geboden. De kat moet de bel worden aangebonden. Alle andere prioriteiten moeten wachten. Dit moet nu eerst. Want hoe denkt u dat de inwoners van het Duitse Duisburg het vinden in Nederland de stad Doesburg te hebben liggen. Verwarring alom. Duisburgers die op straat door toeristen worden aangesproken met de vraag waar het mosterdmuseum is. Pijnlijk, kwetsend en moordend voor de stadse identiteit van de Duisburgers. Die willen ook niks liever dan dat de naam van hun stad iets unieks uitstraalt. Een sterk merk vertegenwoordigd, zeg maar. Het is natuurlijk ook een ongelijke strijd als jouw stadsnaam op de millimeter lijkt op die van een Hanzestad! En wat te denken van de bevolking van Spitsbergen. Die lopen massaal bij de psychiater vanwege de voortdurende verhaspeling van hun plaatsnaam met Beekbergen. Een klein verschil, zegt u? Daar moet u de Spitsbergers maar eens over horen. Helemaal g k worden ze van de aanhoudende misverstanden over waar de aansluiting met de A50 precies ligt. Minder grootschalig, maar daarom niet minder schrijnend zijn de problemen in een buitenwijk van Moskou waar iedereen vanwege een lokaal dialect vermoedt in Brummen te zijn gearriveerd. Dan kun je nog eens een blokje omrijden, zal ik u vertellen. Nee, het is werkelijk visionair van de Rhedense VVD-fractie om een einde te willen maken aan de onmogelijke tenaamstelling van hun gemeente. Rheden: wat zegt dat nou. Iemand in Spankeren noemt zich toch zeker geen Reeënaar? Om van een Velper te vermoeden dat die op een verjaardagsfeestje zou willen toegeven dat ie voor een uittreksel uit zijn geboorteregister naar De Steeg (of all places!) moet? No way, José! En denkt u werkelijk dat de inwoners van Dieren, met zo’n machtig mooi winkelcentrum als Calluna, het gevoel hebben bij Rheden (sic!) te horen. Die hebben alles bij de hand om eigenstandig in de grote Bosatlas te komen. Dat gevoel van de gewone mensen in de straat oppikken en op de politieke agenda plaatsen is een typisch kenmerk van de VVD. Ze hebben er ook lekker de handen voor vrij nu er na het verlagen van de onroerend zaakbelasting geen werkelijk speerpunt van beleid meer over is voor deze liberalen. Hoog tijd om er voor te zorgen dat de gemeentelijke identiteit een boost krijgt. Dat er een naam komt die de lading van hun prachtige gemeente beter dekt dan dat achterlijke Rheden. Hoeft hun wethouder ook nooit meer buiten de eigen gemeentegrenzen het verschil tussen Carolinaberg en Grebbeberg uit te leggen. IJsselgouwer, Veluwerander, Beekhuizensebosneger, Lappendekenaar, Uiterwaarder, Rivierkribbenbijter, Veerstoeper, Riverstoner, Heidevelder, Sprengbeker, Gazellefietser, Thomassenmannenkoorder; alles is beter dan te zeggen dat je een Rhedenaar bent. Ik voorzie een grote verkiezingszege voor de VVD. Daar moeten ze misschien eens gaan nadenken of hun naam niet anders dient te luiden: van Volkspartij voor Vrijheid en Democratie naar Vreselijk Vermoeiende Dommelulverhalenverkopers.
Nel Son

Binnen de garantietermijn

column Regiobode 7 november 2007
Vanwege de akoestiek in de hal van kasteel Middachten? Ik keek hem ongelovig aan. Nou ja, en omdat de Veluwezoom in dit jaargetijde van een buitengewone pracht getuigde. En uiteraard vanwege de vele warme herinneringen aan de goede gesprekken die hij op het kasteel gevoerd had. Niet in het minst, moest ik van hem aannemen, vanwege de constructieve bijdrage die hij aan de lokale democratie had kunnen leveren. Volkse democraat in zijn vrije hart en nieren als ik hem toch ook kende, moest me dat niet verbazen. Hij wist het leuk te brengen, was mijn schampere conclusie. Hoe breedsprakig hij ook antwoord gaf op mijn vraag waarom ik hem hier aantrof, hij bleef klinken als iemand die zich betrapt voelde. Ik nam hem eens goed in me op zoals hij daar voor de deur van het Gemeentehuis in De Steeg stond te dralen. Kwam er nu net buiten of moest hij nog naar binnen. Alles in zijn lichaamstaal duidde er op dat hij me dat niet wilde laten weten. Wat een lekker weertje het niet was, probeerde hij ons gesprek een alledaagse wending te geven. Helemaal niet te koud voor de tijd van het jaar. En hoe of het mevrouw Son verder verging en dat hij zo geamuseerd kennis had genomen van mijn bijzondere aandacht gedurende zijn vorige verblijf in ‘het Rhedense’. Ja, dat waren roerige tijden geweest, maar allerminst onprettig en het had toch allemaal een mooie nieuwe coalitie opgeleverd. Ineens was het C-woord gevallen en bij mij het muntje. Overduidelijk zonder het te willen, had hij me toch de reden voor zijn aanwezigheid verraden. Ontkennen had geen zin hoe innemend hij ook naar me glimlachte toen ik over zijn garantietermijn aha-de. Nee, dat zag mevrouw Son toch wel bijzonder en helemaal verkeerd. Ha, ha, een garantietermijn op coalitiebesprekingen. Daar kon geen sprake van zijn. Hoe vluchtig was het politieke metier immers en resultaten behaald in het verleden boden ook voor partijen geen garantie voor de toekomst. Laat staan dat hij een garantie op zijn bemiddelingswerkzaamheden zou kunnen afgeven. Op zich niet onredelijk, beaamde ik, maar toch wel opvallend dat de Rhedense coalitie die hij had helpen smeden nog voor het eind van het jaar gedoemd was te sneven. Had hij niet zijn befaamde broddelwerk afgeleverd? Hier ging mevrouw Son wel erg kort door de bocht. Het was toch altijd een kwestie van roeien met de voorhanden zijnde riemen, moest ik me goed realiseren. Of ik me wel genoegzaam bewust was wat voor buskruituitvinders hierachter - hij wees naar de deuren van het Gemeentehuis - huisden. Neem die Voorschut of Wildschut, hoe heette hij ook alweer, die zich verbijsterd toont als hij vele voorspelbare miljoen kwijt raakt. Meende hij zich nu goed te herinneren dat zelf ik al een keertje had voorgerekend dat er minder bouwopbrengst zou zijn als je een tunneldak schrapt? Wat ik meer wilde? Een professor Heertje die dat nog eens allemaal na kwam kauwen? Daar scoorde hij een punt bij me. Hoe dan ook, verzekerde ik hem, ik vond het leuk om hem weer eens te ontmoeten en opgelucht deelde hij me mee dat dat wederzijds was. Onze toevallige ontmoeting en conversatie leek een natuurlijk einde te bereiken. Bleef het gegeven dat hij nu moest kiezen weg te lopen bij de deur of het Gemeentehuis te betreden. Om hem van zijn dilemma te bevrijden, klopte ik hem zacht tegen de liberale schouder. Ga naar binnen Hans, het wordt frisjes. Daarbinnen is het warmer.
Nel Son

Eurojaren

column Regiobode 31 oktober 2007
In het jaar voorafgaand aan de invoering van de euro schreef ik er op deze plek een paar keer over. Misschien herinnert u zich nog hoe nauwgezet onze overheid bezig was om ons voor te bereiden op de komst van het nieuwe geld. De postbus 51 spotjes waren niet van de lucht en de volksverlakkerij die daarin school moest ik wel aan de kaak stellen. Weet u nog van het ‘dubbelprijzen’? Die periode van een half jaar waarin onze middenstand geacht werd naast de guldenprijs ook het aanstaande eurobedrag op het prijskaartje te zetten? Mooi dat een meerderheid het vertikte, want dat kostte onze koopmannen teveel tijd, lees geld. Ook de aansporing om na de komst van het nieuwe geld de tegenwaarde in guldens nog een tijdje te laten zien, werd nauwelijks opgevolgd. Volgens mij is geen enkel euroland zo snel gestopt met het aangeven van de oude prijzen dan Nederland. Ik voorspelde toen ook al dat het potje gezichtscr me van negen gulden negenennegentig ook heel snel vier euro vijfennegentig zou gaan kosten. De exacte omrekenkoers van vier euro drieënvijftig zou immers geen lekkere prijsstelling meer zijn. Toch mooi tweeënnegentig guldencenten duurder! Zo is het met al onze prijzen gegaan. We voelden het gewoon in onze portemonnee, hoe hard de toenmalige minister van financiën Gerrit Zalm het ook ontkende. Die kon bij de Albert Heijn nog geen pondje witlof afwegen zagen we op teevee en het feit dat hij nu bij ‘s lands grootste leenbank is gaan werken, vind ik veelbetekenend. We zijn er allemaal in meegezogen; in die eurogekte. Het gevoel van de waarde van je geld was compleet op de kop gezet en iedereen leerde flux de tafel van 2,20371 uit het hoofd om nog enigszins houvast te hebben bij het doen van aankopen. Inmiddels is dat bij mij aan het veranderen. Niet dat ik niet nog regelmatig de meest simpele aanschaffingen omreken. Nee, er is iets anders aan de hand. Tobberig vraag ik we wel eens af of ik in de guldentijd ook een flesje wijn aanschafte van achttien gulden tweeënzestig (acht euro vijfenveertig). Ik denk dat zoiets hoogst zelden gebeurde, maar ik weet het niet meer zeker. Mijn guldengevoel, of misschien beter mijn herinnering aan de waarde van de gulden is aan het vervagen. Datzelfde geldt voor mijn inkomen. Als ik het bedrag omreken dat deze krant maandelijks op mijn bankrekening stort, staat er ineens een som geld waarbij ik alleen nog maar verbazing voel. Zoveel verdiende ik in de guldentijd toch niet? Of wel? Ik weet het gewoon niet meer of in ieder geval niet meer zeker. Ik ben nog helemaal niet gewend aan de euro, maar ik voel wel dat ik de gulden begin te ontwennen. Ik bevind me in een nare tussenfase waarbij ik mijn aardse bezittingen niet meer op waarde weet te schatten. Ondertussen lees ik in de krant dat ‘s lands grootste incassobureau de afgelopen jaren twee keer zoveel werk heeft gekregen. Conclusie kan alleen maar zijn dat we allemaal meer zijn gaan betalen voor dingen die we nodig hebben. Daar hoort dat flesje wijn van mij niet per sé bij, maar je vergeet er wel gemakkelijk anderhalf uur door hoe bijvoorbeeld je ziektekostenverzekering is gestegen. Pinde ik vroeger ooit vijfhondervijftig gulden en drieënnegentig cent? Nooit volgens mij. Maar ik druk nu met het grootste gemak op het knopje van tweehonderdvijftig euro. Voorlopig heb ik de eerste eurojaren overleefd. Een komma tweemiljoen klanten van het incassobureau kunnen dat niet zeggen. Ik kan maar beter opslag vragen om nare telefoontjes van die mensen te voorkomen, lijkt me.
Nel Son

Heren gaan voor

column Regiobode 24 oktober 2007
De dagen worden korter. De Veluwezoom tooit zich in haar veelkleurige herfstpracht. De akkers met maïs zijn geoogst. We wennen er weer aan om onze jassen dicht te knopen. Ik hoor vriendinnen over zuurkool, boerenkool en erwtensoep praten. Hoe mooi de zon het vallende gebladerte ook uitlicht, het is duidelijk: we zijn aan het laatste stukje van het jaar begonnen. Herfst! Nog even en we gaan ons bedenken wat we met de Kerstdagen doen en bij wie en waar we Oud en Nieuw zullen vieren. Tuurlijk komt kort daarvoor die oude bisschop nog langs. De tijden van het geven en het krijgen staan voor de deur. Verheugende tijden, vol warmte en gezelligheid. Dat typisch Nederlandse verschijnsel dat je in geen enkel buitenland uitputtend kunt uitleggen. Zelfs de directie van deze krant krijgt het in dat warme intermenselijke tijdsgewricht op de heupen. Kun je het hele jaar wat hen betreft de vliegende vinkentering krijgen - als je je stukje maar op tijd inlevert - op het eind van het jaar toont het trio Scrooges plotseling hun menselijke kant. Ik kan me nu al verheugen op het mooi verpakte kistje met wijn dat ze bij me thuis laten bezorgen. In een begeleidend kaartje hebben ze, naast de voorgedrukte beste wensen voor het komende jaar, allemaal met pen hun eigen naam geschreven. Echt waar! Geen inspanning is ze ineens teveel. En dan ook gewoon hun voornaam hè. Niks meneer de directeur of zo; nee, heel menselijk zoals ze door hun moeder naar binnen werden geroepen als de lichten aangingen in de straat waar ze ooit speelden. Toch zal ik er dit jaar niet meer met dezelfde vreugde naar kunnen uitkijken. Jarenlang heb ik ze hun goedkope wijnkeuze vergeven, omdat het nu eenmaal tomeloze bierdrinkers zijn daar op de krant. Bovendien snap ik ook wel dat het nog behoorlijk in de papieren loopt als je iedereen onder de Grand Cru’s bedelft. Voor dit jaar heb ik echter minder mededogen met ze. Ik twijfel nog of ik ze dat kistje met wijn niet door de voorruit van hun dure leasebakken zal smijten. Stelletje hypocriete uitbuiters. Ja, hoor eens, ook ik heb mijn grenzen. Ik sta me nergens op voor. Net als de rest van de slovende redactie doe ik niks anders dan het volschrijven van de achterkanten van advertenties. Ik weet ook wel dat mijn stukjes in deze krant geen eeuwigheidswaarde bezitten. Dat heeft het geschreven woord maar zelden in kranten waar de volgende dag de vis in wordt verpakt. Maar dit keer is het de directie dan toch gelukt me diep op mijn ziel te trappen. Dat ik voor deze zure rekenmeesters niet meer ben dan een kostenpost in het maken van hun wekelijkse kattenbakvulling, akkoord, maar me helemaal niet willen kennen, gaat me te ver. Vorige week dreven ze me over mijn tolerantiegrens met de opening op de voorpagina. Omdat er een hoogbejaarde econoom, wiens schoolboekjes ons allemaal tot wanhoop dreven, ineens in een column op een commercieel teeveestation iets over het Hart van Dieren zegt, gaan ze helemaal los in hun berichtgeving. Wat Arnold Heertje in zijn onmetelijke wijsheid aan de lokale bestuurders toevoegt, heeft mijn volle instemming. Alleen roep ik dat op deze plek met grote regelmaat al jaren en daar heb ik mijn eigen directie nog nooit een openingsartikel aan zien wijden. Niet dat zoiets hoeft, ik heb mijn eigen stukje krant. Maar had bij het hijgerige citeren van een landelijk bekend columnist even het fatsoen gehad om te schrijven dat je eigen kolomniste deze boodschap ook al jaren uitdraagt. Dat Heertje eigenlijk heel laat is met zijn commentaar. Dat jouw eigen krant heel alerte en scherpe lokale commentatoren in dienst heeft. Dat was warm geweest, dat had getuigd van personeelsbeleid. De boodschap is wat mij betreft helder: vrouwelijke kolomnistes moeten hun plaats kennen. Heertjes gaan voor!
Nel Son

Hallo Bandoeng

column Regiobode 17 oktober 2007
Nog geen tien jaar geleden deden we het allemaal zònder. Onvoorstelbaar inmiddels, maar ik denk er wel eens aan terug. Als je dan nu om je heen kijkt - en vooral luistert - dan vraag ik me af hoe het leven ooit leefbaar kan zijn geweest in die tijd. Hoe deden we het toen? Hoe hielden we ons sociale netwerk op de hoogte van onze verblijfplaats ("Ik zit in de trein") en hoe hebben we ons ooit veilig op straat kunnen voelen. Waar lieten we al die berichten toen we ze nog niet, op het moment dat we ze bedachten, met een ander konden delen. Ik herinner me niet dat ik me opgekropt voelde omdat ik mijn vriendinnen moest verzwijgen dat ik een leuk jurkje had gezien in de stad. Dat vertelde ik ze wel de volgende keer als ik ze tegenkwam. Hoe zag ons leven er ook al weer uit, zonder de mogelijkheid om er per direct een foto of video-opname van te maken. Ik heb werkelijk geen idee, maar als ik het me zou willen herinneren, moet ik in de wijk Kapellenberg in Rozendaal gaan wonen, werd me van de week duidelijk. Daar is het namelijk heel erg beroerd gesteld met het bereik van de mobiele telefoon. Bewoner Frits Panhuyzen bindt de kat de bel aan. Hij moet - godbetert - in zijn tuin gaan staan om te kunnen bellen met zijn mobieltje. En dan belt hij niet zo maar iemand, mind us, Frits is een man die dan een ‘relatie’ probeert te bellen. Ja kijk, als je dat door het ontbreken van een zendmast onmogelijk wordt gemaakt, wat is dat mooie huis van je dan nog waard daar in dat heerlijcke Rozendaal. Gelukkig zijn die tuinen op de Kapellenberg ruim genoeg om eens lekker doorheen te struinen, op zoek naar een beetje dekking, maar voor Frits is het onvoorstelbaar. ‘Middeleeuwse toestanden’ verzucht hij in de krant van wakker Gelderland. Ik weet niet exact of je je daarover mag beklagen als er in je woonplaats een kasteel staat, maar Frits maakt van zijn hart geen moordkuil. Op weg naar de golfbaan in Eindhoven, staat hij mobiel de pers te woord. Handsfree toch Frits, mag ik hopen? Een heel mobiele man, die Frits, zoveel is duidelijk, als je ruim een uur in de auto gaat zitten voor een partijtje golf terwijl er vlakbij ook een golfbaan is. Kan zijn dat Frits er heen moest in verband met een ‘relatie’, want - dat weten we inmiddels - zo’n man is Frits dus wel. Ook niet onbelangrijk is de wetenschap die de Kapellenberger met ons deelt over de bereikbaarheid van zijn eerste burgeres. Langs neus en lippen door meldt Frits dat burgermoeder Boerma - van Doorne ook niet altoos ontvangst heeft op haar mobieltje. Ja, en daar heeft dit opgewonden standje een sterk punt, wat mij betreft. Ik moet me niet voorstellen hoe de rampenbestrijding in Rozendaal gecoördineerd wordt als de eerst verantwoordelijke onbereikbaar is. Stel je voor: een gifwolk boven De Bedriegertjes terwijl de wijkvereniging Kapellenberg er net een uitstapje heeft gepland. In zo’n kleine gemeenschap betekent dat al snel een halvering van het aantal draagkrachtige inwoners. Niet aan denken! De Gemeente Rozendaal moet heel snel de KPN laten weten waar die extra benodigde zendmast neergezet kan worden. Ik denk dat het Frits geen moer uitmaakt als hij het ding in zijn eigen achtertuin krijgt. Als er maar ontvangst is en hij al zijn ‘relaties’ inclusief de burgemeester kan bereiken. In het tijdperk ver voor onze mobiele perikelen bouwden we een sterke radiozender om met onze koloniën ‘in den oost’ te communiceren. Via Radio Kootwijk legden we contact met Indonesië. Willy Derby werd onsterfelijk met zijn lied over een moeder die op die manier met haar zoon aan de ander kant van de wereld kan praten. ‘Hallo Bandoeg?’ Als het in Rozendaal goed komt met het mobiele bereik, moet de burgemeester Frits maar even bellen. ‘Ja, moeder hier ben ik’.
Nel Son

Chips

column Regiobode 10 oktober 2007
Er zijn in ieders leven dingen die maar beter verborgen kunnen blijven. Zelfs in onze openhartige bekentenissencultuur blijven er kwesties waar je gewoonweg niet over spreekt. Teminste wat mij betreft. Ik weet wel dat het zo langzamerhand heel normaal is om alles van elkaar te weten. Je kunt geen krant of tijdschrift meer openslaan, geen teevee meer aanzetten of je struikelt over de diepste zieleroerselen van de eerste de beste doorsnee burger. Wat dan tegenwoordig voor 'diep' mag doorgaan tenminste. Voyeurisme is een soort gezelschapsspel geworden. Iedereen mag en moet te allen tijde van ieder willekeurige persoon de kleur van het ondergoed en de opvattingen over geraniums kennen alsook de meest ontzagwekkende details over kwesties als eksterogen en driftbeleving kunnen vernemen, lijkt het wel. Volgens mij is het ooit allemaal begonnen met het televisieprogramma Een groot uur U, van Koos Postuma. Dat leek toen nog integere journalistiek, al heb ik later begrepen dat het 'format' gewoon in Amerika gekocht was. Dan weet je het wel. Vroegen zeiden de mensen vaak dat wat er in Amerika aan de hand was, hier over tien jaar ook aan de orde zou zijn. Inmiddels hebben we het Walhalla van de Amerikaanse oppervlakkigheid bereikt. Of het precies toen jaar heeft geduurd, heb ik niet bijgehouden, maar ondertussen doen we allemaal lekker mee. Het idee dat je ten overstaan van willekeurig welke cameraploeg je ingegroeide teennagel laat zien, is iets waar niemand, maar dan ook niemand, zich nog over verbaast. Laat staan dat de mensen zich massaal van dit soort televisie afwenden en collectief een goed boek gaan lezen. Ik vind mezelf een bevoorrecht mens als ik me bij weer een nieuw realityprogramma kan afvragen of ik dit allemaal wel wil weten. Meestal is het antwoord nee overigens en dat maakt dat ik me ook hooglijk verbaas over wat ik vandaag met u wil delen. Ik voel duidelijk dat ik een zekere aarzeling moet overwinnen, maar ik weet tegelijkertijd dat ik het u wel zal vertellen. Soms is het verlangen een bijzondere ervaring te delen blijkbaar groter dan de schaamte die je er voor voelt, moet ik bij mezelf vaststellen. Welnu, voor de dag er mee: ik ben verslingerd aan paprikachips. Toegegeven, u zou het leven ook prima kunnen voortleven zonder die wetenschap, maar de reden voor mijn bekentenis is de ontdekking van een bijzondere variant. Tijdens een kort verblijf buiten Nederland bezondigde ik me aan de aanschaf van 165 gram paprikachips. Een impulsaankoop die past bij mijn verslingerdheid aan deze lekkernij. Thuis weet ik me ooit maanden te beheersen, want ik weet wat de aanwezigheid van een zak paprikachips in mijn huis voor uitwerking op me heeft. In den vreemde laat je je gemakkelijk (ver)leiden door de gedachte dat het interessant is om eens te proeven hoe de paprikachips hier smaken. En ik moet zeggen: onvergelijkbaar veel lekkerder. Ach, mijn arme paprikachipshart slaat nu nog een slag over als ik er aan denk. Naast mijn toestenbord ligt momenteel de geplunderde zak in kwestie. Ik heb de zak bewaard vanwege de wijze waarop de producent over zijn chips schrijft. Uiteraard zijn er uitsluitend de beste ingrediënten voor gebruikt, maar dat proefde ik zelf ook wel. Nee, wat me zo trof in de wijze waarop het product wordt aangeprezen is de stelling dat er creativiteit aan de chips is toegevoegd! Schitterend om zo over een snack te kunnen schrijven. Een bewijs voor de hoge plaats die voedsel - al zijn het maar paprikachips - hoort in te nemen. Ik ga de lege zak zodadelijk weggooien. Voor alle zekerheid kijk ik er nog even in. Wie weet ben ik een paar kleine kruimels vergeten. Die mogen niet verborgen blijven.
Nel Son

Dejá vu

column Regiobode 3 oktober 2007
Het was wel leuk om die foto van Rhedens wethouder Jan Bart Wilschut weer eens terug te zien, vorige week woensdag in De Gelderlander. Staande op een vluchtheuvel - hoe symbolisch denk je nu! - poseert hij parmantig aan de drukke weg in Dieren die toen nog flux in een gesloten tunnel zou verdwijnen. Ik herinner me de foto heel goed omdat ik er indertijd een stukje in deze krant aan wijdde. Jan Bart had er net alle discussierondes met het opstandige inspraakvolkje opzitten over de Acht-min variant voor weg en spoor onder Dieren door. Monter liet hij zich afgelopen voorjaar op de gevoelige plaat vastleggen op het punt waar het nieuwe Hart van Dieren zou gaan verrijzen. Met de handen in de zak lijkt Jan Bart zich al te verkneukelen over een volgend traject van inspraakavonden. Die moesten wat hem betreft vanaf nu gaan over de invulling van het nieuwe dorpshart dat op het dak van de tunnelbak ging verrijzen. Ik voorspelde op dat moment een nieuwe generatie gefrustreerde insprekers die zich door Jan Bart zouden laten verleiden tot het meedenken over dingen waar zij niet over gaan. Met de komst van de tunnelbak voor het spoor was toen al het draagvlak verdwenen voor een sluitende exploitatie van de plannen. Letterlijk, want omdat de trein in de gekozen Acht-minvariant niet in een tunnel kwam, ontbraken kostbare vierkante meters bouwruimte die nodig waren om het geheel kostendekkend te houden. Jan Bart staat daar dus heel triomfantelijk te weten dat alle inspraak waartoe hij op dat moment oproept een farce zal zijn. Dat heb ik toen ook met zoveel woorden beweerd. Waar we hem, sinds vorige week, met meerderheid van stemmen echter niet van mogen betichten is dat hij daar op dat moment een slecht bestuurder staat te zijn. Zoveel is duidelijk uit de motie van wantrouwen die hij overleefde. Het ontbreken van voldoende stemmen om Jan Bart weg te sturen, bewijst maar weer eens met welke kwaliteit volksvertegenwoordigers de inwoners van Dieren zichzelf hebben opgescheept. Niet zeuren, zeg ik dan altijd: dat is democratie. Over vier jaar weer een kans. Dat de Raad van Rheden zo barmhartig met Jan Bart omgaat, heeft natuurlijk te maken met zijn eigen barmhartigheid. Bij het bekend worden van het echec van de tunnelplannen, was Jan Bart er als een Samaritaan bij om de bewoners die huis en haard dienden te verlaten voor de bouwplannen, zalvend toe te spreken. Dat ging allemaal dik voor mekaar komen, liet hij snel weten. Hier paste barmhartigheid, klonken toen zijn in snikken gesmoorde woorden. Inmiddels heeft Marijke van Haaren van de Provincie Gelderland Jan Bart zo ver bij de buidel met geld weggebonjourd, dat de teksten die richting gedupeerde bevolking gaan al juridisch wat meer ruimte laten. De stuurgroep heeft het over ‘heel vervelend en ingrijpend’ en ‘betreurt de gang van zaken’. Daar los je een - in goed vertrouwen op onze overheid aangegane - tweede hypotheek niet mee af. Dat er nu door iedereen om een onderzoek wordt geroepen, is alleen voor de betreffende onderzoekers een goede zaak. Die cashen de komende maanden een leuk nieuw gat in de begroting en inmiddels stijgen ook de bouwkosten gewoon door. Dat een dergelijk inzicht aan onze volksvertegenwoordigers onthouden blijft, is een volgend bewijs voor hun kwaliteit. Wat er na alle onderzoeken straks overblijft in nog net genoeg geld voor een fietstunneltje of twee, voorspel ik gerust. Aan Jan Bart heeft het dan allemaal niet gelegen, want de eerste onderzoeksconclusie die hij zich het meeste kan aantrekken, heeft ook al in de krant gestaan. Die luidt dat er meer gelet is op de kwaliteit en het draagvalk onder de bevolking dan op de betaalbaarheid. Een inspraakminnend sociaal-democraat als Jan Bart verdient hier direct een lintje voor.
Nel Son

Eten in de stad

column Regiobode 26 september 2007
De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden schat ik ruim boven de zestig. De 'jongste' bediende - we noemen hem Emilio, want zo heet hij, blijkt later - biedt me een plaats tegen de lange muur bij de deur aan. Het tafeltje wordt voor me naar voren getrokken, zodat ik op de stoel met zicht op de smalle eetzaal kan plaatsnemen. Het is nog rustig in het restaurant. Twee tafeltjes schuin aan de overkant zijn bezet. De kalme gastvrijheid van het personeel is een vreemde mengeling van routine en de daarin niet verdwenen motivatie om omzet te maken. Een gast die aarzelt voor de deur wordt vriendelijk doch beslist naar binnen gewenkt vanwege de intentie al het smakelijks dat die dag is bereid in klinkende munt om te zetten. Het is niet moeilijk deze oude mannen te volgen naar een plekje in hun culinaire paradijsje, zoveel vertrouwen als ze uitstralen over de kwaliteit die de argeloze gast te wachten staat. Eenmaal binnen volgt een geolied patroon van aandacht waarop een restaurantbezoeker in hun ogen recht heeft. Zoals de verleidingskunst van de kleine grijze collega van Emilio die de kar met koude voorgerechten bij het echtpaar, dat twee tafels verder komt te zitten, voorrijdt onder het motto dat alleen kijken niets kost. Even daarna hoor ik de echtelieden instemmen met bijna elk onderdeel van hun voorafje dat hij vanaf de ruim gesorteerde trolley op een bord voor ze wil scheppen. Wat ze dan nog van de kaart willen bestellen is uiteraard van later zorg, aanvaardt de collega van Emilio ruimhartig. Wie kan immers nu al overzien hoe groot de trek nog is als al dit lekkers verorberd is. Een soortgelijke exercitie zie ik hem met de kar met prachtige nagerechten uithalen bij de twee jonge vrouwen aan het tafeltje aan de overkant. Kleine moeite voor deze Latijnse charmeur die conversatie met de dames weet te maken alsof hij er vanavond een afspraakje mee wil. Zijn intenties zijn echter louter culinair: u kunt het toch niet menen dat u uit al het lekkers niet één prachtig toetje zou willen proeven. Ook hier geldt: alleen kijken, leidt nog niet tot verplichtingen, houdt hij ze voor. De beide dames bezwijken moeiteloos voor het lekkers en voor Emilio's collega. De onderlinge taakverdeling tussen de heren in het restaurant is helder. Ieder heeft zijn eigen 'wijk' en voor alle wijken is de grijsaard met bril achter de bar aanspreekpunt voor wat in vloeibare vorm naar de tafels moet. Daarheen worden op kalme toon de bestellingen voor water, wijn, frisdrank en koffie geroepen. Als er tijd is, help je gerust elkaars tafels afruimen, maar bij de vraag om de rekening zijn de verhoudingen heel strikt. Zo geeft de kleine grijze ober mijn vraag om te kunnen betalen direct door aan zijn collega: "Emilio, mevrouw wil graag afrekenen." Hoe ziet dit restaurant er over een paar jaar uit, vraag ik me af, als deze, in hun vak vergrijsde obers er niet meer zijn. Ik zou wensen dat er nu een of twee jonge knapen rondstapten die ze hun vakmanschap konden doorgeven. Ik kom in deze gewelfde ruimte, die ooit dienst deed als paardenstal en ook als kerk, nu voor de derde of vierde keer. Ieder jaar als ik de stad bezoek, word ik voor het middagmaal naar deze plek gezogen. Niet in de laatste plaats omdat het eten er net zo ouderwets goed smaakt als de traditie verplicht. Maar minstens zo belangrijk voor me is te weten dat de obers in hun onberispelijk witte jasjes met bordeauxrode strikken er nog zijn. Of nee, dat dit ouderwetse vakmanschap van obligate gastvrijheid nog bestaat in combinatie met een eerlijk en heerlijk produkt en liefde voor het vak. Een vak dat deze mannen nu al zo lang uitoefenen dat je zou denken dat ze er altijd al waren en altijd zullen zijn. Als ik terugkom in de stad zal ik zeker weer gaan kijken en proeven.
Nel Son

Million Dollar Baby

column Regiobode 19 september 2007
Alles heeft zijn prijs, weten mensen die er toe doen. Marijke van Haaren van de Provincie Gelderland heeft het prijskaartje van de Gemeente Rheden gevonden. Veertig miljoen staat erop. Geen gering bedrag voor mensen zoals u en ik, maar voor Marijke een koopje. Eindelijk weet ze wat het kosten moet om deze rebelse laatste haard van verzet tegen het afblazen van de plannen van weg en spoor onder Dieren door op de knieën te dwingen. Inmiddels is het geen geheim meer dat de Betuwelijn een nationale sof is. Degenen die dit jaren geleden voorspelden, redeneerden simpel door dat ook de Noordaftakking door het fraaie IJsseldorpje Dieren, nooit tot enige overlast van goederentreinen zou leiden. Toen het hebben van een dergelijke mening nog een gevaarlijk gedachtegoed was, kwam het subsidietheater een fraaie voorstelling verzorgen. De lokale politici kregen uit de Tweede Kamer een poppenkastvoorstelling ter waarde van 170 miljoen voorgespeeld. Trein en weg allebei in een dichte tunnel en Dieren zou het Paradijs op Aarde worden met een prachtig nieuw dorpshart ter grootte - of in ieder geval met de allure - van Manhattan. Gejuich aan de Veluwezoom! Twee opeenvolgende projectwethouders - Hans Alberse en Ella Schadd - de Boer - konden met dit majeure stukje infrastructuur hun cv dusdanig opleuken dat ze binnen de kortste keren hun grootste wens in vervulling zagen gaan: ze werden snel ergens anders burgemeester. Inmiddels werd de glans van de tunnelplannen langzaam doffer. Een volgend Kabinet knabbelde enkele tientallen miljoenen van het budget af en het woord tunnelbak werd - zeg maar - het nieuwe stopwoordje in De Steeg. Nog steeds kon echter niemand hardop zeggen dat de Betuwelijn - als de Chinese Muur van Nederland ook vanaf de maan zichtbaar - als achtste wereldwonder gedoemd was te mislukken. Dus moest Marijke van Haaren bij de formatie van een wat ongebruikelijke coalitie in de Gemeente Rheden na de raadsverkiezingen vermanende woorden spreken tegen Gemeentebelangen en de Socialistiese Partij die ineens gingen meeregeren. De U-bochten waarin deze partijen zich dienden te wringen om coalitiegenoot PvdA niet te veel te compromitteren, leidden korte tijd later tot de val van het Rhedense College. Na tussenkomst van Hans Dijkstal hervond de Rhedense politiek zich in de aloude PvdA - CDA - VVD constellatie met Groen Links als vierde klaverjaspartner. Inmiddels had Marijke uit Den Haag het seintje gekregen dat de stekker uit de Dierense tunnelplannen er definitief uit kon. De Betuwelijn was opgeleverd. Alle verantwoordelijke ministers hadden hun nieuwe bestuurlijke posten ingenomen en daarmee een veilig heenkomen gevonden. Het enige obstakel voor Marijke vormde de constante factor in al die jaren van bestuurlijk gegoochel: de Partij van de Arbeid. Inmiddels zat daar al weer een poosje Jan Bart Wilschut, een stads kribbenbijtertje, mee te regeren. Zijn gehengel naar een burgemeesterspost elders hing haar mijlenver de keel uit en op basis van het Tunnelproject kon hij het wel helemaal vergeten. Het zou haar wat waard zijn om te voorkomen dat dit gedoe in Dieren haar niet de kop ging kosten. Die gasten van Prorail hadden machtige vrindjes in Den Haag, wist ze. Tijd om door te pakken. Die Wilschut en zijn ambitie diende nu eindelijk eens de mond te worden gesnoerd. Plus dat dat hele gedoe met die tunnels in Dieren tot een einde kwam. Het was eigenlijk helemaal niet moeilijk om die veertig miljoen te laten verdwijnen, legden haar ambtenaren haar uit. Een kwestie van de consumptiebonnen van Wilschut tijdens alle inspraakavonden op een andere begrotingspost boeken. Met zo'n gat in de begroting gooi je iedere tunnel(bak) dicht.
Nel Son

Pas op

column Regiobode 12 september 2007
Jaren geleden heb ik de hoop opgegeven dat er een ideale handtas voor me bestaat. Dat was in de tijd toen ik kort achter elkaar een paar exemplaren aanschafte. Eigenlijk ging dat ongemerkt. De sluimerende onvrede met de tas die ik op dat moment bij me had, groeide ineens uit tot een kolossale haat bij het zien van een andere tas. Die was wel praktisch, wist ik ineens. In deze tas zou het me lukken alle eerste levensbehoeften van de vrouw op overzichtelijke wijze te rangschikken. Hoe had ik ooit zo’n prul, als die ik nu bij me had, kunnen aanschaffen. Met de tas die ik hier vond, zou mijn leven de serene ordening vinden waarnaar ik zo snakte. Kopen dus! Binnen een paar maanden herhaalde zich dit tafereel een aantal keer. Tot ik het ineens wist: het leven van een vrouw is te complex om in een handtas mee te dragen. Toch is dat exact wat we proberen te doen. Onze handtas draagt het volle gewicht van ons vermogen tot multi-tasking. Vrouwen kunnen meerdere dingen tegelijk. Dat in tegenstelling tot mannen, die zich meestal maar op één ding kunnen concentreren. Dit verschil tussen mannen en vrouwen is er ook de oorzaak van dat er nooit en ideale handtas zal komen. Ontwerpt een man zo’n tas, dan schiet het ding hopeloos te kort omdat hij zich niet kan voorstellen waarvoor wij de handtas allemaal willen gebruiken. Dat gaat simpelweg zijn enkelgerichte oerinstelling te boven. Een vrouwelijke tassenmaakster verzuipt in de multi-functionaliteit die ze het dagelijkse attribuut wil meegeven. Reden daarvoor is dat wij vrouwen het ruimtelijk inzicht missen. We kunnen immers ook geen kaartlezen, laat staan dat we een tas kunnen bedenken waarin we zelf de weg weten. Een soortgelijk probleem doet zich voor met een van de belangrijkste objecten die we in onze handtas meedragen. Ik doel dan niet op onze mobieltjes die bij het afgaan altijd helemaal onderin de tas blijken te zijn bedolven onder de overige inhoud. Het handige ingenaaide etuitje waarin het moderne communicatiemiddel zou kunnen worden opgeborgen, blijkt deze week namelijk ook een prima plek om lipstick en mascara in op te bergen. Nee, ik heb het over onze portemonnee. Binnen het universum van onze handtas vormt dit object een microkosmos op zichzelf. Wat de damesportemonnee te dragen heeft, overstijgt op identieke wijze de functionaliteit van de handtas. Met als enige conclusie: ook een ideale vrouwenbeurs gibt’s einfach nicht! Uiteraard past er geld in en is er ruimte achter een soort getralied gaas voor de pasfoto’s van geliefden. Die komen er op die plek steevast uit te zien als een stelletje criminelen. Reden waarom ze er ook zo vaak vanachtervandaan gepullikt worden. Iets dat de op de kleine fotografieën afgebeelde gezichten op den duur tot gekreukte afgietsels van de werkelijkheid maakt. Wat weer tot de gewoonte leidt om ze na verloop van tijd maar levenslang te geven en niet meer te voorschijn te halen. Wat de portemonnee echter tot het ultieme ongebruiksvoorwerp maakt is de hoeveelheid pasjes die erin moeten worden opgeborgen. Bankpassen en creditcards blijven uiteraard a girls best friend en zullen dus ook altijd hun plek behouden. Maar hoe gemakkelijk raken ze ondergesneeuwd door de klantenpassen, kortingspassen, spaarpassen en verzekeringspassen. Kortgeleden brak er een crisis uit in mijn portemonnee omdat de Gemeente Rheden me per se wilde voorzien van een Afvalpas. Even dacht ik dat men daar een samenwerkingsverband met Sonja Bakker was aangegaan, maar dat had ik mis. Het nieuwe pasje dien ik te kunnen tonen als ik grof vuil wil storten. Mocht u bij de vuilstort ooit in een opstopping terecht komen, dan is de oorzaak een vrouw. Die zoekt in haar handtas naar haar portemonnee met de Afvalpas.
Nel Son

Stuif-es-in

column Regiobode 5 september 2007
"Ik vind niet dat je elk stuk natuur per se weer in de oude glorie moet herstellen. Maar in dit geval vind ik het de moeite waard." Aan het woord is wethouder Harriët Tiemens van de Gemeente Rheden. Ze heeft het over het kappen van 17 hectare bosrand om het Rozendaalse Zand - een gebied met stuifzand - meer ruimte te geven. ‘Wow’, dacht ik toen ik het las, wat een fraai staaltje bestuurlijk Groen machtsdenken. Als ik me goed herinner heeft Groen Links, de partij van Harriët, het nog niet eerder voor het zeggen gehad in deze Veluwezoomse gemeente. Groen Links was in Rheden jarenlang synoniem aan het docentenduo Constance Pos en Hans Witt; zeg maar de Sjors en Sjimmie van het Steegse vergadercircuit. Ze trokken altijd net te weinig stemmen voor drie zetels, maar werden alom bejubeld voor hun ludieke manier van politiek maken. Leuke, spannende moties en voorstellen die het dan net niet haalden, weet u wel. Ze zorgden ook vaak voor schalkse humor tijdens de Raadsvergaderingen en om die reden zaten ze ook het dichtst bij de tafel van de burgemeester. Die kon ze, bij wijze van spreken, met een lange liniaal op de vingers tikken, zoals de beide docenten het gewend waren in hun pedagogische professie. Pos en Witt stonden garant voor een beetje jus op de politieke gehaktbal die iedere maand weer gebraden moest worden en dat was gewoon leuk. Goeie zaak dat ook Groen Links in de Gemeenteraad zat, maar echte zoden aan de dijk zetten, daar hoefde je ze niet van te verdenken. Laat staan dat het er ooit van zou komen dat de onbespoten ideeën van het duo ooit regeringskracht zouden krijgen. Zover is het wat betreft beide baldadige raadsleden ook nooit gekomen. Witt liet zich tijdig een afscheidsreceptie met macrobiotische hapjes geven en Pos werd door het paarse tuinbroeken- en oorbellencontigent van zijn partij bij de vorige verkiezingen gewipt. Met een overmacht aan voorkeurstemmen knikkerde Harriët de verblufte Pos de Raad uit. En hoe sneu kan het leven zijn, hoe wreed de speling van de grillige politieke natuur: na wat gehannes zat ineens Groen Links in het college van Burgemeester en Wethouders. Met Harriët als wethouder. Eindelijk groene macht in zowat de groenste gemeente van Nederland. Dat op zich zou de dadendrang van Harriët verklaren, maar het lijkt erop alsof ze het jarenlange dolen van Pos en Witt langs de grenzen van het meeregeren als trauma heeft geërfd. Ze is zich overduidelijk bewust van haar machtspositie en klaar voor majeure groene projecten. Ze moet voelen dat het aan haar is de wereld er anders uit te laten zien en als een Zonnekoningin roept ze de Steegse variant van het ‘de wet ben ik’: "...in dit geval vind ik het de moeite waard". Oef, wat is hier aan de hand? Gaat Harriët het voortaan uitmaken wat groener dan groenst is? Met het kappen van een hele bosrand - ooit aangelegd om het stuifzand in te tomen - moet ze toch een deel van haar achterban op de ziel trappen, lijkt me. Harriët wil de wind vrij spel geven op het Rozendaalse Zand, maar lijkt zelf ook vrij spel te eisen. Zou ze daarmee de ware belichaming zijn van het Groen Linkse verlangen om ook eens mee te regeren in het Rhedense? Wat ik al zei, het kan allemaal wel te lang geduurd hebben voor de groene lente uitbrak, maar is Harriët nu niet aan het overcompenseren voor de belhamelepoche van Constance en Hans? Kan haar partij, die toch opkomt voor ieder takje en slakje, het toelaten dat er ten faveure van stuifzand zo veel openhaardhout wordt gemaakt. Is regeren voor Groen Links nu zo belangrijk of trekt de tweemansfractie van deze partij (weer geen drie) de stekker uit deze coalitie. Een gouden stuiver voor die twee als ze het durven!
Nel Son

Klaagzang

column Regiobode 29 augustus 2007
‘Nog is Polen niet verloren...’ luidt de eerste regel van het Poolse volkslied, als ik me goed herinner. Als een beetje algemeen ontwikkeld stukjesschrijfster lees je nog wel eens wat, toch? Via een vreemde willekeur van je geheugen blijven daar soms dingen van hangen. Volgens een soortgelijk onvoorspelbaar patroon van associaties komt die opgeslagen kennis ooit weer te voorschijn. De eerste regel van het Poolse volkslied was er ineens weer, toen ik las dat de projectontwikkelaar die het klooster in De Steeg onder handen heeft, er Polen was gaan huisvesten. De man had eigenlijk heel andere plannen met dit stukje Steegse aarde. Ja, daar heb je projectontwikkelaars voor. Die hebben doorgeleerd om van de dingen waar andere mensen niks meer mee doen, iets nieuws en nuttigs te maken. Om die reden worden ze meestal met veel trompetgeschal binnengehaald door gemeentebesturen die het ook allemaal niet meer weten. Het is een variant van het aloude ‘we richten een werkgroep op’ als op voorhand duidelijk is dat er geen politieke moed voorradig is om meteen klip en klare besluiten te nemen. De projectontwikkelaar die zich in De Steeg om een nieuwe bestemming voor het kloostercomplex mocht bekommeren, deed precies wat er van hem verwacht werd. Hij plempte de vierkante meters vol met kubieke meters bouwmassa en bood alles voor ronde bedragen aan. Projectontwikkelaars kunnen rekenen als de beste en in hun calculatie zit minimaal zes jaar vertraging doorgerekend plus een bezoekje aan de Raad van State, retour eerste klasse. Toen het voorspelbare oproer van de buurt kraaide, was er dus ook nog geen vuiltje aan de lucht. De rekensom van de projectontwikkelaar liet het gerust toe dat er een of twee bouwlagen zouden sneuvelen in een inspraakronde. Hij was ook voorbereid om het gemeentebestuur te laten opdraaien voor het grotere aandeel sociale huurwoningen dat er steevast geëist zou worden. Iedere urban villa minder rekende zich automatisch door naar vijfenvijftig procent meer stichtingskosten voor een arbeiderswoninkje. Spreadsheetjes maken leren projectontwikkelaars in de eerste week van hun opleiding. De handen van de Steegse ontwikkelaar begonnen echter een beetje klam aan te voelen, toen hij vernam wat een collega van hem was overkomen in Rheden. Daar was een ware groene volksoploop ontstaan rond de plannen met het Rhederhofterrein. Het voormalige bejaardenhuis en verlaten asielzoekerscomplex, inclusief de statige adelijke woning tegen de bosrand, waren natuurlijk ‘kaasje’ voor een beetje lepe tweedejaars projectontwikkelaar. Tijdens de wisseling van het Rhedense College, was echter bedongen dat alle eerder gemaakte afspraken over het plattrappen van zeldzame kikkers en het kneuzen van berkentakken, van tafel moesten. Tot zover de betrouwbaarheid van de politiek en de het vertrouwen in het openbaar bestuur. Twee cruciale uitgangspunten in iedere rekensom van iedere projectontwikkelaar. Tuurlijk trekken zijn Rhedense collega’s aan het langste eind, weet ook de Steegs projectontwikkelaar, maar een rechtszaak tegen een Gemeente die woordbreuk pleegt, heet in ontwikkelaarskringen een pensioenvoorziening. Daar ben je kortom nog wel even mee bezig. Slim marktdenken dus van de eigenaar van het kloostercomplex om de door nonnen zo zorgvuldig geschrobde abdijplavuizen te laten bevolken door de meest katholieke arbeiders van Europa. Zoals die er de moed in kunnen houden, staat gelijk aan een jarenlange huuropbrengst tegen minimale investeringen. Nog is Rheden niet verloren, zingen de ambtenaren in De Steeg. Maar het klinkt niet als een volkslied. Eerder als een klaagzang van hen die wispelturige politici moeten dienen.
Nel Son

Nordic Biking

column Regiobode 22 augustus 2007
Wie wel eens via Schiphol ons land heeft verlaten, kent haar stem. Ook als u terugkomt is ze er weer. Ik heb het over de vriendelijke mevrouw die op de lopende banden van en naar de gates aangeeft dat we weer een stukje zelf moeten lopen. ‘Mind your step!’ zegt ze met klem een paar keer achter elkaar. Het gerucht gaat dat de Rhedense fietsvierdaagse deze mevrouw op woensdag in de sporthal heeft uitgenodigd. Op die dag kan een van de mooie fietsroutes namelijk ook op de step worden afgelegd. Een aansporing om op uw step te letten, tussen al die fietsers kan natuurlijk de mooiste geen kwaad. Het geeft maar aan hoe onvoorstelbaar sterk het organiserend comité van dit fietsevenement in elkaar steekt. Èn dat het, onder leiding van voorzitter Laurens ten Horn, over innovatieve kracht beschikt. Want niet alleen de step is dit jaar - bij wijze van experiment - welkom. De eerste fietsdag is er ook ruimte om op skeelers mee te rijden. Die aankondiging leverde het prachtige woord ‘skeeleraar’ op de in speciale krant van de fietsvierdaagse. Bij eerste lezing gingen mijn gedachten even naar het MSN-Mavo4-niveau van de hedendaagse jeugd. Het zou toch niet zo zijn, vertwijfelde ik even, dat de bruingebrande ‘biertje!’-brullende onderwijskracht tijdens de wintersportvakantie voortaan op deze schrijfwijze was aangewezen? Maar gelukkig kon ik mijn cultuurpessimisme bij nadere beschouwing opbergen. Degene die zich op skeelers voortbeweegt is een skeeleraar en wat in dezelfde klemtoon gelezen dan een skileraar is, was een opvolgend raadsel dat ik maar snel terzijde schoof. Evengoed een fraai en gedurfd staaltje productverbreding, wat de Rhedense fietsvierdaagse na elf jaren fietsen in haar twaalfde editie neerzet. Dat iedere verandering niet ook meteen een verbetering is, beseffen de mannen van Laurens ten Horn terdege. Met al die nieuwigheid sluipt ook onzekerheid in de organiserende gelederen. Daarvan getuigen een tweetal regeltjes, die op een advertentiepagina in de fietskrant min of meer waren weggestopt tussen enkele citaten. Boven en onder getuigenissen als "Vier dagen fietsen op je eigen tempo. Je kan stoppen wanneer je maar wilt" (twee joekels van taalfouten, maar het is maar een citaat!) neemt de fietsvierdaagsedeelnemer de volgende aanbevelingen tot zich: "Skeeler en fietser, gun elkaar de ruimte" en "Fietser en stepper houd rekening met elkaar". Daar hadden ze wat mij betreft iets langer voor op de hei mogen gaan zitten. Een beetje brainstormsessie van de mannen van ten Horn had tot krachtiger slogans geleid, die je niet had hoeven wegstoppen in een hoekje in je krant. Eventueel had men algemeen voorzitter Ap Lammers er bij betrokken, want die schijnt vroeger heel veel slagzinprijsvragen te hebben gewonnen. Dan waren er zeker spandoekteksten uitgerold als: ‘Fietser en stepper, rijd elkaar niet in de wielen’, ‘Een tevreden stepper is geen fietsenmepper’ ‘Ik ben hier aan het skeelen, waarom rijdt u op mijn hielen?’ Beste stepper, spaar maar door voor een zadel van Lepper’, ‘Lekker beppen tijdens het steppen’, ‘Fietser of skeeler, wie is de grootste pieler?’ Stepper, fietser en skeeler: we zijn toch allemaal maar gewone mensen?’. Mochten alle aansporingen tot verdraagzaamheid niet tot het gewenst resultaat leiden, dan heb ik de oplossing voor volgend jaar. Skeeleraars en steppers mogen op alle dagen en op alle afstanden meedoen en voor de fietsers die zich daaraan ergeren wordt een vierde meedoe-variant toegevoegd. Inschrijven voor nordic-biking levert de mogelijkheid op om vanaf de fiets met twee lange stokken alle steppers en skeeleraars van het fietspad te jagen. Lijkt me echt iets voor de dèrtiende editie van de Rhedense fietsvierdaagse.
Nel Son

Hulpsheriff

column Regiobode 15 augustus 2007
Wethouder Jan Bart Wilshut van de Gemeente Rheden is een man met visie. En ambitie. Het kostte zijn partij daarom indertijd nog heel wat overredingskracht om Jan Barts billen op de wethouderszetel in De Steeg te krijgen. Jan Bart wilde wat groters dan een plaats van tewerkstelling die tevens een smal straatje aanduidt, hoe mooi zijn werkstek ook over de dode IJsselarm uitkeek. Jan Bart is een stadse jongen, dus het argument dat het besturen van zeven dorpen bijna op het besturen van een stad leek, trok hem over de streep. Maar helemaal hetzelfde was het natuurlijk niet en het bleef knagen dat er in grote buur Arnhem geen plekje voor hem op het bestuurlijke pluche openviel. Even gloorde er hoop toen burgemeester Paulien Krikke van Arnhem in de problemen leek te komen met haar politiekorps. Jan Bart had zijn sollicitatiebrief al op de rand van de schoorsteenmantel klaarliggen. Eindelijk het grote werk, want hoe je de strubbelingen in de zeven dorpen van Rheden ook bij elkaar veegde, een probleemwijk wilde er maar niet uit ontstaan. Maar Paulien kroop door het politieke oog van de naald en kreeg een nieuwe ambtstermijn van acht jaren in haar stad. Jan Bart stak knarsetandend zijn haardvuur aan met de envelop die hij in zijn mooiste schoonschrift aan de commissaris van de Koningin had geadresseerd. Zou hij het op kunnen brengen om nog acht jaar te wachten voordat hij westwaards, naar Arnhem kon trekken. ‘Go West Boy’ spoorde zijn ambitie hem aan. Het klonk als in die oude cowboyfilms die hij als jongetje zo graag bekeek. Als hij niet snel ergens een burgemeesterspost wist te scoren zou hij de Old Shatterhand van de Rhedense politiek worden, realiseerde hij zich. De Lone Ranger in de bestuurlijke woestijn rondom zeven dode westernstadjes. De un-Lucky Luke die alleen nog maar richting ondergaande zon kon gaan. ‘Do not forsake me, oh my darling...’. De beginregel van het lied dat de western High Noon tot een klassieker had gemaakt, wilde maar niet uit zijn hoofd. De shoot-out met de kwade krachten die hem in De Steeg verbannen hielden, was onvermijdelijk. Hij zou ze trakteren op het politieke equivalent van blauwe bonen. Hij zou razendsnel zijn colt trekken en vanuit de heup zijn visionaire woorden op ze afschieten. In een serie interviews dat dagblad De Gelderlander over Arnhem maakt, stapt de Steegse gunfighter manmoedig vanuit de schaduw van de houten overkapping voor de General Store de stoffige Hoofdstraat op. "Ik pleit voor en stadssheriff die zegt: gedraag je", laat hij opschrijven. Wie niet horen wil zal voelen is Jan Barts boodschap. ‘This town ain’t big enough for the both of us’, knauwt hij er tussen de regels door in een prachtig Amerikaans accent uit. Paulien Krikke is gewaarschuwd. Op een foto bij het interview zien we Jan Bart bij een kruising van wegen staan in Rozendaal. ‘Arnhem 1 kilometer’ wijst het ANWB-bord in westelijke richting. Symbolisch voor ‘ik ben er bijna’? De ander plaatsnamen en hun afstanden zijn ‘Oosterbeek 9', ‘Apeldoorn 25', ‘Utrecht 62', ‘Zutphen 25'. Zelfs Velp is met zijn afstand tot de spreker van twee kilometer al verder dan Arnhem. Dat de foto in Rozendaal is gemaakt impliceert dat Jan Bart de gemeentegrens van Rheden reeds is overschreden. Door het interview te geven en uitsluitend op stadse problemen in te gaan, versterkt hij het perspectief van iemand die al lang niet meer genoeg heeft aan de dorpspolitiek. Ook al mag hij er dan in zevenvoud van genieten. Jan Bart is vrijwillig gegaan. Het enige dat ze in De Steeg nog hoeven te doen is de poster met zijn foto en de tekst ‘Wanted’ van de muur te scheuren. De rol van hulpsheriff die Jan Bart in het Rhedense moet spelen, is uitgespeeld, laat hij hier duidelijk voelen. Go West Boy, Go West. ‘Den Haag 132 kilometer’.
Nel Son

Nymfomanie

column Regiobode 8 augustus 2007
Dat u en ik in een prachtige omgeving wonen, wisten we natuurlijk al lang. Maar dat ook onze voormoederen er zo over dachten, lees ik vorige week maandag in De Gelderlander. "Het gebied in de zuidelijke Veluwezoom werd in de negentiende eeuw Gelders Arcadië genoemd," schrijft Eddy van der Beek in mijn ochtendkrant. Eddy schuwt de deskresearch niet en citeert de Italiaanse schrijver Jacopo Sannazzaro. In 1490 schreef die in zijn boek Arcadia: 'Bossen en heuvels van een adembenemende schoonheid, vol dichtgebladerde bomen en duizenden soorten bloemen. Een kudde schapen loopt grazend in het groene veld. De schaapsherders scheren wol of melken het vee. Sommigen spelen op een fluit, anderen zingen daarbij. Achter een eik verscholen kijken naakte nimfen lachend naar een ram die rare capriolen uithaalt. Op dat moment verschijnen vier saters, met geitenpoten en hoorns op hun hoofd. Zachtjes sluipen zij door het struikgewas om de nimfen te verrassen.' Vult lekker zo’n citaat; een kunstje dat ik graag van Eddy afkijk. Tegelijkertijd zal ik nooit meer rustig door de Veluwezoomse bossen stappen, besef ik me, aangezien ik voortaan achter iedere eik een naakte nimf verwacht. En bedankt Eddy! Ook het schaapscheerdersfeest in Rheden kan ik niet meer met dezelfde ogen bekijken, nu ik Sannazzaro’s typering van schaapherders ken. En over die rare capriolen van Jacopo’s ram wil me een vreemde fantasie maar niet uit het hoofd. De werkweek kan raar beginnen na zo’n informatief stukje krant bij het ontbijt. Eddy laat mijn hoofd tollen in een artikel dat ingaat op plannen van het Gelders Genootschap. Die willen de versnippering van het landschap tussen Wageningen en Rheden tegengaan. Goed plan, bedenk ik me in eerste instantie en ook lekker voor die nimfen. Als je levenstaak eruit bestaat naakt van eik tot eik te gaan, dan kunnen er maar beter genoeg eiken staan, redeneer ik gemakkelijk met het Gelders Genootschap mee. Je koopt niks voor een Arcadië waarin je hele stukken in je nakie te kijk loopt voor de eerste de beste sater. Van verrassen, zoals de Italiaanse schrijver dat op het oog heeft, is dan weinig sprake meer, lijkt me. Bij een tweede kopje koffie schiet me een stukje krant van een paar maanden geleden te binnen. Dat ging over het idee om de afrit Velp van de A348 op te heffen. Met het verdwijnen van het talud waarop deze verbindingsweg naar de dorpenroute ligt, zouden diverse landschappen weer op een natuurlijke manier op elkaar aansluiten. Een ander argument om met de sloop van deze infrastructuur te beginnen, was dat de herten dan gemakkelijker de uiterwaarden van de IJssel zouden kunnen bezoeken. Het verlangen dat bij sommigen leeft om een hert met natte poten te zien, verontrust me in niet geringe mate. Het beeld is blijkbaar net zo sterk als de Arcadiaanse taferelen waarnaar het Gelders Genootschap streeft. Als deze ideeën zich vinden ontstaat een zorgelijke situatie, waarin we onze prachtige omgeving overhoop gaan halen om herten en nimfen, saters, rammen en schapen de vrije loop te geven. Om over fluitspelende en zingende schaapherders maar te zwijgen. Ik heb nog niemand horen vragen waar wij als bewoners van deze mooie streek dan dienen te blijven. Een volgende stap voor de natuurnymfomanen is namelijk het herstellen van stoffige landwegen, het in rustieke tooi optuigen van de rest van de leefomgeving en de terugkeer naar de economische omstandigheden van de vijftiende eeuw. Tuurlijk hebben de landheren van het Gelders Genootschap dan inmiddels hun intrek genomen in de fraaie buitenplaatsen die gemakkelijk met paard en wagen te bereiken zijn. Het blijft uiteraard uitkijken voor herten en saters. Van links hebben die voorrang.
Nel Son

Proud Petra

column Regiobode 1 augustus 2007
Ze had er een goed gevoel bij. Was ook niet moeilijk geweest. De journalisten op zo’n streekredactie waren natuurlijk geen ‘top of the bill’; nog niet opgewassen tegen bestuurlijke kanjers als zij. Dat had ze in Borsele en Groenlo wel geleerd. Je kreeg er nooit een beetje doorvraagkwaliteit op je dak gestuurd en die Erik Wijnacker van De Gelderlander, ach wat een broekje nog. Zijn komkommertijdinsteek dat ze nu drie jaar burgemeester van Rheden was, had ze hem minzaam glimlachend toegestaan als reden voor het interview. Zo’n jongen moest ook zijn quotum aan woordjes per dag schrijven, wist ze. ‘Doe er maar een grote foto bij’, had ze hem gesuggereerd. Dankbaar was hij daarop ingegaan. Kon hij lekker vroeg aan zijn weekend beginnen. Wat haar man over de foto zei, vond ze minder. Zijn opmerking ‘je zou een bijrol in een Harry Potterfilm kunnen spelen met die starende blik en dat bezwerende handgebaartje van je’ was dan wellicht grappig en lief bedoeld, maar het stak haar toch. Op het werk zouden de secretaresses het onderling wel weer hebben over haar mantelpakje. De kift! Als je een zag hoe die er ooit bijliepen. Maar zoals ze die journalist duidelijk te verstaan had gegeven: "Persoonlijk gevoel is niet aan de orde, maar ik heb het wel", gold dat ook voor haar opvattingen over die typtroela’s. Zwijgen moest je in een positie als de hare. Wat had ze er anders niet allemaal uitgeflapt, zonder dat sterke besef van waardigheid, horend bij haar hoge ambt. O, dat was een leuk interview geworden, als ze haar persoonlijke gevoel eens had laten spreken. Ze zou helemaal los hebben kunnen gaan over die akelige coalitie waarmee ze na de verkiezingen opgescheept kwam te zitten. Die barbaar van een Brader en die schlemiel van een Pieper. Om maar te zwijgen over die carri repoliticus van een Wildschut. Wat er nu zat was dan niet veel beter, maar ze telde haar zegeningen dat er in ieder geval weer een stropdasdragende VVD-partijgenoot was aangeschoven in de vergaderingen van Burgemeester en Wethouders. Ze had lekker sappig kunnen lekken over de lulverhalen die ze bij al die gouden, saffieren en briljanten echtparen en honderdjarigen moest aanhoren. Gut, gut, gut, wat een gemeier toch iedere keer weer. Altijd wel een verzetsdaad gepleegd in de oorlog, een pekineesje dat voor het huis was overreden of een - tussen aanhalingstekens - leuke anekdote over haar voorganger Ties Koek. Wat kwam ze die man nog vaak op haar pad tegen. Net zoals de voortijdig bestuurlijk verscheiden Ap Lammers. Die man kreeg het jaren na zijn ontslag als wethouder nog steeds voor elkaar om vaker in de krant te komen als zij. Laatst nog met een zwoele zomeravond op die hondenuitlaatplek in dat achterlijke Dieren van hem. Wat was ze blij geweest dat er in Velp een betaalbare stulp vrijkwam om te gaan wonen. Kon ze eindelijk ‘s avonds eens een nette spijkerbroek aan, want de voortuinen in haar wijk waren diep genoeg om niet vanachter de ramen herkend te worden als ze met haar man ging wandelen. Maar dat kon je allemaal niet in de krant laten opschrijven, wist ze met haar zeventien jaar bestuurlijke ervaring uiteraard ook wel. Het stukje van Wijnacker was prettig leesbaar en leeg gebleven en die foto ging ze bijbestellen. Daar ging een mooie lijst omheen en die kwam op het keuringsartsenbureau van haar man te staan. Wie kaatst kan de bal verwachten! Hoe had haar vroegere hoofd communicatie Carmen Schothuis het ook al weer gezegd? ‘Be proud and tell about it’? Nou, die toverspreuk zou ze nog vaak toepassen. Om te beginnen aanstaande maandag als ze iedereen op het Gemeentehuis trots tegemoet zou treden over haar interview waarin ze een heleboel lekker niet had gezegd.
Nel Son

AH-erlebnis

column Regiobode 25 juli 2007
In een vlaag van gemakzucht, die zo goed past bij het verdriet om het verlies van een geliefde, laat ik me verleiden tot de aanschaf van een Excellent Kant-En-Klaar Salade van Albert Heijn. Het perfecte recept voor een in- en intrieste avond(maaltijd). Intens betreur ik mijn ontvankelijkheid voor de wervende culinaire informatie op het etiket. Waarom wordt het eigen oordeelsvermogen zo deerlijk gehavend door de krop van tranen waarmee ik door de supermarkt dwaal. Gelukkig vermeldt het omslag dat ik 175 gram groenten binnenkrijg. Van andere AH-verpakkingen weet ik dat ik dan nog 25 gram bij elkaar te scharrelen heb na deze enorme, met suiker doordrenkte dressing overgoten, troostbak. Gewilloos knip ik de zakjes met sesamsnippers en de zoete drab open en werk het werktuiglijk door de flinterdunne flarden wortel, radijs, ijsbergsla en linterige pasta. Door het vlees dat ruim zichtbaar in de afgesloten bak op me wachtte, twijfelde ik nog even of dit een van de fameuze stoommaaltijden van Appie was. Maar het ontbreken van het een ventiel en de aanwezigheid van veldsla, doen me het geheel koud in een bord kieperen. Nee zeg, ik ga dit niet vanuit de Appiebak eten. Een beetje decorum behoud ik, zelfs op dit soort dagen. In de winkel heb ik mijn hersenen gepijnigd over wat terryaki ook al weer bij benadering inhoudt. Aan tafel weet ik het na één hap van het vlees: kaneel. Samen met het sesammengsel en de stroperige massa uit het andere zakje dat ik er doorheen heb gemangeld, komt de smaakervaring langzaam in de buurt van mijn trieste stemming op dit moment. De enige dankbaarheid die ik aan deze salade ontleen, is dat ze de smaak van piri-piri kip op stokjes, waarop ik - oh, wanhopige - mezelf had getrakteerd bij de borrel voorafgaande aan de maaltijd, naar de achtergrond dringt. Wat kunnen ze met surimi toch een hoop naar ander dingen laten smaken, was toen mijn conclusie. Het positieve dat ik aan deze AH-maaltijdsalade overhoud, is de excellente overtuiging dat ik morgen weer zelf iets in de pan zal doen. Dat wordt weer heel gewoon een lekkere moot verse vis en van de bos geschrapte worteltjes. Over een begeleidend ensemble gebakken aardappelschijfjes twijfel ik nog. ‘Desperado, why don’t you come tot your senses’ shuffled mijn i-Pod op precies dat moment. Nou, reken maar, neem ik me voor. (Niet) toevallig was het de kracht van dit nummer - gezongen door Linda Ronstadt - dat heel veel jaren geleden voor mij en mijn lief de aansporing vormde om op elkaar te vertrouwen. ‘You’d better let somebody love you...’ zong het lied en dat deden we met volle overtuiging met elkaar. Een liefde die in de loop van de jaren groeide alsof de rest van de tekstregel ons op de hielen zat: ‘... before it’s too late.’
Wat er aan verdriet op me drukt op dit moment is vele malen de inhoud van de excellent salade van Albert Heijn die ik op mijn tafel heb genood. Het draaiboek van mijn rouw is onleesbaar; ik kan de volgende sc ne niet uit mijn hoofd leren. Ik meen alleen te merken dat doorheen alle radeloosheid en tranen korte momenten van stilte en rust opflikkeren als de allerdiepste diepte van mijn gebroken ziel is aangeraakt. Ik mis echter het zicht op mijn eigen allerpersoonlijkste invulling van dit universele menselijke proces van verwerking. Het is een weg die ik tastend en zoekend vele malen moet afleggen, voordat ik kan zeggen dat het een aha-erlebnis aan het worden is. Ik stel me voor dat het zeker niet zo gemakkelijk zal zijn als een excellente maaltijdsalade. Dat ik daarvoor bezweken ben in mijn radeloze supermarktbezoek, neem ik mezelf niet meer kwalijk. Met dié AH-ervaring ben ik wel helemaal klaar, inmiddels. Met dank aan Linda Ronstadt.
Nel Son

Op De Fles

column Regiobode 18 juli 2007
Het schijnt er hartverwarmend aan toegegaan te zijn. De laatste weken van Zwembad Dieren leidden tot een ongekend saamhorigheidsgevoel. Bij de ouders, van wie de kinderen tot aan het diploma les kregen. Bij het herplaatste personeel, dat het niveau van het zwemwater op peil hield door er af en toe een warme traan in te plengen en tussen de ondernemers Verheul en Reusink. Naar goed gebruik in ondernemerskringen stonden die twee rug aan rug om hun laatste verplichtingen aan de abonnements- en diplomazwemmers na te komen. Als twee kapiteins op één schip bleven ze op de brug terwijl hun Titanic langzaam zonk. Zeldzaam. Je zou verwachten dat die twee, in het zware zakelijke weer waarin ze met deze miskoop van de vorige eeuw terecht gekomen waren, elkaar minder minzaam zouden bejegenen. Ze hebben in de afgelopen acht jaar toch moeten toezien hoe ze elkaars geld er aan het doorjubelen waren. Nu is vriendschap in ondernemerskringen niet uitgesloten, maar als je gezamenlijke onderneming zo lek blijkt als een mandje, zou je het tegenovergestelde verwachten. Verheul en Reusink - ze noemen elkaar nog steeds John en Henk - zijn in deze moeilijke laatste fase van hun zwembadimperium naast elkaar blijven staan, zo gaan de verhalen. Dat dit te maken zou hebben met wantrouwen over het beheer van de kas, is pure kwaadsprekerij, want in die kas zat en zit geen rooie cent. Dat weet iedereen. Anders gaat zo’n zwembad niet failliet. Je kunt er op wachten dat John en Henk zich binnenkort gezamenlijk op een nieuw omvangrijk project zullen storten. Akkoord; dat met het zwembad liep niet lekker, maar zie het als een leerschool. Ze zijn inmiddels goed op elkaar ingespeeld en hebben aan half woord en een vette knipoog genoeg om in een zakelijke bespreking de tegenpartij onderuit te trekken. Ik zie die twee zich nog richting beursnotering opwerken met een veelheid aan bedrijfjes. Waar ik hen voor tip is de privatisering van de rondweg om Laag Soeren. Net als met het zwembad is dat typisch zo’n klus waar de gemeente niet uitkomt. Kaasje voor die jongens! Met hun warme banden met de ambtenaren en de politiek in De Steeg ligt er over niet al te lange tijd een tolweg, beheerd door een nieuw bedrijf waarin John en Henk weer samen aan de touwtjes trekken. Tien tegen een heet dat concern verhullend Stichting Rondweg Laag Soeren, want in het bedenken van namen voor hun bedrijven zijn ze niet erg fantasievol. Stichting Zwembad Dieren gaf hun beperkte denkraam in deze al een beetje bloot en ik denk niet dat we veel creatieve oprispingen van ze moeten verwachten. Geeft ook niks; het zijn de zakelijke successen die tellen. Wat dat betreft hoef je John en Henk niks te vertellen. Als John ooit het bedrijf van zijn vader mag verkopen, zal hij bedingen dat de volgende eigenaar het Verzonkerij Dieren moet noemen. Alleen maar omdat het voor hem dan verleden tijd is. Dat niveau! Een ander lucratief bedrijf dat ik deze handige jongens binnenkort uit de grond zie stampen is een gat in de markt! Werkelijk briljant hoe ze deze win-winsituatie ten volle gaan uitbaten. Met het sluiten van het Zwembad Dieren zitten ze behalve op zwart zaad ook bovenop een gigantisch bassin met zwemwater. U en ik zouden dat met een emmertje via het toilet lozen. Niet onze John en Henk. Die zie je iedere avond met een bestelbusje alle glasbakken in de gemeente langsrijden. Zodra ze genoeg lege flessen hebben introduceren ze de Dierense variant van Lourdeswater. Een flesje badwater doet in hun calculatie als gauw een eurootje of anderhalf en dat tikt lekker aan met zo’n voorraad als die twee kwijt moeten. Voor dit bedrijf hebben ze wel een leuke naam bedacht, moet ik toegeven. Het heet Zwembad Op De Fles.
Nel Son

Verlanglijstjes

column Regiobode 11 juli 2007
Voortaan alleen nog maar van die mooie folders als voor het bezoekerscentrum. Kan niet schelen als er een ordinaire ondernemer aanleiding is om het drukwerkje te presenteren. In socialisme zit tenslotte het woord ‘sociaal’, dus daar moet je als moderne - lees pragmatische - sociaal-democraat niet moeilijk over doen. Bovendien zijn die Oversteegjes een enthousiast stel met een jonge dynamische uitstraling en verhuren ze ook nog eens fietsen. Daar mogen in tijden van overvloed best wat gemeenschapsgelden heenvlieden. Eens kijken, waar kunnen de subsidiekranen nog een slagje verder worden open gezet? Dat hele gedoe met de minima is inmiddels volkomen achterhaald. De paar minimumlijers die er nog over zijn, weigeren al jaren stelselmatig de ambtenaren te ontvangen die wanhopig met de kortingsregelingen van deur tot deur gaan. Da’s zogezegd geen groeimarkt. Typische zorgmijders die ook electoraal geen zoden aan de dijk meer zetten. Dan kunnen cynische buitenstaanders wel roepen dat het een luxeprobleem is, luxe is nog tot daar en toe, een probleem is het zeker. Eigenlijk sta je volkomen op het verkeerde been als wethouder van financiën, als er ineens geld over is. Tuurlijk is het je eerste natuur om de hongerige horden uit de Gemeenteraad van je af te slaan. De goedgeefsheid die bij een begrotingsoverschot daar plotseling opleeft, moet je direct de kop indrukken. Maar dan blijft het probleem van de volle zakken met geld nog wel onverminderd bestaan. Aan jou om er een zinvolle besteding voor te vinden, niet gehinderd door het democratische controleproces van de proleten die vinden dat zij het eigenlijk voor het zeggen hebben. Voor je het weet heb je een motie van de liberalen aan je broek, waarin bepaald wordt dat de OZB wel naar beneden kan. Makkelijk scoren met de resultaten van jouw spaarzame beleid. Nee, PvdA-wethouders van financiën hebben het niet gemakkelijk in tijden van economische voorspoed. Verdorie, er moet toch iets te vinden zijn waarmee de status van onsterfelijkheid geclaimd kan worden. Gewoon rustig blijven en eens systematisch door de begrotingsposten vlooien waar het geld gelaten kan worden. Je zou het per dorp kunnen aanpakken. Acht Vellepur donderdagen in plaats van vier. Gewoon alle ambtenaren tijdens de vakantieperiode op die volkse markt laten kamperen om rechtstreeks met de burger contact te maken. Twee paspoorten voor de prijs van één. Korting geven op de bouwleges: een carport en een dakkapel er gratis bij. Dat schapen scheren in Rheden kan natuurlijk ook best een slagje grootschaliger als er wat belastinggeld van de burgers in wordt gepompt. Je zou alle middenstand per decreet kunnen verbieden om te sponsoren. Dan kun je de lokale fanfare ook weer eens opleggen om de Internationale te spelen of andere sfeervolle hits van De Stem Des Volks. Zo’n Jaarmarkt in Dieren is natuurlijk al 33 jaar een fraai staaltje particulier initiatief, maar met een volle buidel toch eigenlijk een overheidstaak! Het invoeren van een lokale variant van het nationaliseren lokt in ieder geval de landelijke media naar je toe. Kan geen kwaad om dat schorriemorrie van de pers eens op een lekker koud en warm buffet têfeteren bij een toelichting op je vernieuwde uitgavenpatroon. Het allerbelangrijkste is en blijft dat je als Joop Kock van de Gemeente Rheden zelf de touwtjes in handen houdt en niet anderen er met jouw zuur begrootte overschot er vandoor laat gaan. Voor je het weet willen mensen een zwembad openhouden of een dak op een treintunnelbak. Naar de wetten van de macht geldt: verdeel en heers. Dat geldt niet minder voor de besteding van begrotingsoverschotten.
Nel Son

Stad en land

column Regiobode 3 juli 2007
Laten we aannemen dat ze oprecht hun best hebben gedaan. Dat er niks af te dingen valt aan de intenties. Dat die positief van insteek waren en dat de vooraf ge nventariseerde knelpunten serieus aandacht hebben gekregen. Zo wil ik er tenminste naar kijken; naar de samenwerking die Rheden, Rozendaal en Doesburg met elkaar van plan waren. Het had er eventjes alle schijn van dat het ook ging lukken. In het Rhedense gemeentehuis in De Steeg hadden ze inmiddels genoeg kamers leegbezuinigd. Eventueel hadden de Doesburgse ambtenaren hun voormalige stadsbierhuis aan de firma Heineken verkocht en er hun intrek kunnen nemen. Rozendaal had ondertussen een rechtstreekse buizenpost met het beleidscentrum van Rheden, dus veel was er niet meer nodig. Hier was een prachtige samenwerking aan het ontluiken. Voor Doesburg, winkeldochter in de gemeentelijke herindelingen in haar directe omgeving, een uitgelezen kans om voet aan de grond te krijgen aan de andere oever van de IJssel. In Rheden dachten ze daar uiteraard anders over. Daar zagen de ambtenaren hun kans schoon om de laatste wallen van de Hanzestad ‘aan de overkant’ te slechten en deze toeristische trekpleister toe te voegen aan de geneugten van de Veluwezoom. Misschien was het allemaal nog goed gekomen als Doesburgs eerste burger Overweg zijn zaakjes had kunnen beklinken met voormalig burgemeester Koek van Rheden. Na diens vertrek zag Overweg zich echter geconfronteerd met een feminien overwicht aan de overzijde van de IJsselstroom. Ik kan het mis hebben, maar het lijkt me zo’n man die de samenwerking met vrouwen niet goed aankan. In de tijd dat hij als jongeman het ideaal koesterde om burgervader te worden, was het nog een typisch mannenberoep en daar kunnen sommige karakterstructuren dan maar moeilijk anders over gaan denken. Overweg moet in de besprekingen over samenwerking met Petra van Wingerden en Ada Boerma onwillekeurig gedacht hebben dat twee notulistes toch wel een beetje veel van het goed waren. Bovendien kwam het voor dat geen van beide nog eens koffie wilde bijschenken en ze verwachtingsvol in zijn richting leken te kijken. Cultuurshock heet zoiets en dan is de vaart er wel zo’n beetje uit had ik u op een briefje kunnen geven. Hoe ongelooflijk ook in deze moderne tijden waarin we leven, maar ook het stadsrecht van Doesburg zal een rol hebben gespeeld in het sneven van de samenwerkingsplannen. Het eeuwenoude verschil tussen stad en land, laat zich blijkbaar ook in de eenentwintigste eeuw nog maar moeilijk aan de kant schuiven. Tel daar het aloude piratenverleden van de garnizoensstad bij op en de combinatie met de agrarische mentaliteit van Rheden en de horige houding naar het adellijk gezag van Rozendaal leveren een onmogelijk mix op. Jammer, kun je achteraf zeggen, maar dit was door iemand met een beetje inzicht ook te voorspellen geweest. Wat echter niemand vooraf zag aankomen was, dat alleen al de poging tot samenwerking positieve effecten op de personeelskosten had. Daar betaalt de stad Doesburg nu de prijs voor, want ineens blijken ze ambtenaren te kort te hebben. Omdat ze een beroep konden doen op De Steeg en Rozendaal werd de vervulling van vacatures uitgesteld. Met het staken van de samenwerkingszoektocht moeten die plekken ineens weer worden opgevuld. Doesburg komt daarmee in de rode cijfers, terwijl Rheden sinds jaren weer eens geld overhoudt. Het overschot van Rheden zou hoger kunnen zijn, lijkt me trouwens. De ambtenaren die daar het werk van Doesburg zaten op te knappen, kunnen er nu wel uit. Stad en land hoeven die overheidsdienaren niet af te zoeken naar ander werk. Gewoon de brug over!
Nel Son

Typisch Caluna

column Regiobode 27 juni 2007
Het meest informatief en behulpzaam zijn die grote borden met affiches. Veelal zijn ze aan een lantaarnpaal gebonden of bij de spoorwegovergangen geplaatst. Ze waarschuwen me ruimschoots op tijd dat er iets op het Callunaplein in Dieren te doen is. Nu heb ik die aanvechting niet vaak, maar je zult opeens besluiten op een rustige zondag aan de kuier te gaan richting dit Dierense winkelcentrum. Door die posters weet ik dan gelukkig dat er een vlooienmarkt of andersoortig miesmakend middenstandsinitiatief plaatsvindt. Voor mij staat dat gelijk aan de oproep van onze overheid om bij een ramp binnen te blijven en ramen en deuren te sluiten. Toegegeven, ook ik doe er wel eens een boodschap. Daarbij probeer ik de hele uren te mijden omdat op dat moment het carillon begint te spelen. Het zal me niet overkomen dat ik op een regenachtige morgen op weg naar de bakker wordt overvallen door de tingel-tangeluitvoering van Edelweiss of Jan Klaassen was Trompetter in het leger van de Prins. Ik ken mijn sombere kant goed genoeg om te weten dat het me dan deksels veel beheersing kost om niet richting IJssel te vluchten. De combinatie Calluna en carillon roept bij mij het existentiële verlangen op de stroming van de rivier aan mijn kuiten te laten trekken. Kampen lokt, bij het horen van zoveel treurnis. De Dierense koopsleuf stamt uit de zestiger jaren en is een paar jaar geleden voor het laatst opgeleukt met een uitbreiding waarvan ik me herinner dat het lange tijd onzeker was of er ook een HEMA zou komen. Nou, die kwam er wel, maar niet nadat de lokale kruideniers in zware onderhandelingen hadden bedongen dat deze vestiging van de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij geen warme rookworsten in het assortiment mocht voeren. Een staaltje ondernemersangst dat tekenend is voor wat zich neringdoend op het Callunaplein ophoudt. Het zal je maar gebeuren dat er in de winkel naast je een eurodubbeltje meer omzet gemaakt wordt! De winkeliersvereniging Calluna staat jaar en dag bekend om dit soort boersige krenterigheid en de gezamenlijkheid waar je als consument een warm gevoel van zou krijgen, is ver te zoeken. Onder aanvoering van voorzitter Wim te Hennepe is er recentelijk een poging gedaan de winkeliersvereniging te upgraden. De leden zijn voortaan te herkennen aan een deur- of raamsticker en voor ons als winkelend publiek is dit als een kwaliteitskeurmerk bedoeld. Het is maar hoe je het wil zien. De classificatie Callunawinkelier ontmaskert de uitbater van de bestickerde winkel wat mij betreft als medeschuldig aan het troosteloze zondagse vermaak waartoe de straataffiches regelmatig oproepen. Dat de deursticker ook een jaartal bevat, betekent hooguit dat de contributie voor dit jaar is betaald. Daar kunnen we als consument volgend jaar nog een leuke etalageactie over verwachten. Wie is het wanbetalende lid van de Calluna winkeliersvereniging? Vorige week was het Callunaplein twee keer in het nieuws. Wethouder Jan Jansen en voorzitter te Hennepe liepen geblinddoekt over het plein om te bewijzen dat het voor slechtzienden moeilijk manoeuvreren is tussen alle obstakels. Met al die palen op het plein is dat voor een goedziende al een opgave! Het schilferende dak van de winkels van Sloot en Bruna vormde een ander nieuwsitem. Wel veel huur betalen voor je winkel, maar een likje verf kan er van de huurbaas niet af. Typisch Calluna! Als ik mijn dak schilder wordt het hele winkelcentrum er mooier van en dan profiteert de rest mee van mijn centen. Van mij een gratis marketingadvies: Calluna is een dagelijkse attractie waard. Een kruiwagenrace voor kikkers.
Nel Son

Shuffle

column Regiobode 19 juni 2007
Als ik de laatste olijke klanken hoor wegsterven van Paul Simons hit 50 Ways to leave your lover van zijn LP Still Crazy after all these years uit 1975 begint in mijn hoofd het volgende nummer al te spelen. "There were two man down" is de openingszin van Night Game, het ingetogen en bijna monotone nummer met de prachtige mondharmonicasolo. Maar wat zich in mijn geheugen heeft opgeslagen, omdat ik nog van de LP- en casettebandjesgeneratie ben, daarvan trekt het 80 gigabytegeheugen van mijn nieuwe i-Pod zich niks aan. Dat springt onvoorspelbaar verder in mijn CD-collectie die gedigitaliseerd is komen te wonen op dat ‘pakje sigaretten met oordopjes’. Ineens vraag ik me af of het nog voorkomt bij de huidige generatie muziekbeluisteraars: dat je het volgende muzieknummer als het ware al voelt aankomen omdat je op een platenspeler of cassetterecorder geen shuffle kon instellen. Die handige ‘rommel alles maar lekker door elkaar’-functie van de huidige generatie geluidsapparatuur maakt dat vooruitvoelen van het komende muzieknummer totaal onmogelijk, realiseer ik me en ineens voel ik me oud. Door de shuffle-functie is er een definitieve breuklijn getrokken tussen mijn generatie en de huidige. Tuurlijk wist ik ook wel dat mijn leeftijd me op afstand van de jeugd had gezet, maar daarin school tot op dit moment geen treurnis. Wat me een oud gevoel geeft is het besef dat ik ervaringen heb opgedaan die tegenwoordig niet meer opgedaan kunnen worden. Het maakt ook een beetje eenzaam. Wie nu opgroeit zal nooit de spannende anticipatie ervaren als bij het omdraaien van de plaat het opzwepende Matties Rag langzaam in geluidssterkte gaat toenemen op de b-kant van de LP Bakerstreet van Gerry Rafferty uit 1979. De enige shuffle waar mijn generatie het mee moest doen was The Wall Streetshuffle van 10CC. Is het niet onvermijdelijk - vraag ik me min of meer als troost af - dat de opvolgende generatie binnen de nieuwe kaders van het leven die ze ontmoet, hun eigen unieke ervaringen moet opdoen. Misschien maakt de onvoorspelbaarheid waarmee de shufflegeneratie nu leeft hen tot flexibeler mensen? Kunnen ze de snelheid van het leven daardoor beter aan en maakt het hen geschikt om oudere generaties op te volgen. In de afgelopen vier weken heeft zich een immense shuffle in mijn leven voorgedaan. Eentje die snelheid uit mijn leven heeft gehaald en me definitief naar een volgende generatie laat doorschuiven. De bijbehorende eenzaamheid raakt me als een mokerslag. Niets heeft meer de vertrouwde volgorde van voor de shuffle. Mijn herinnering doet verwoede pogingen alles in de orde te herscheppen zoals ik die tot voor kort leefde. Tevergeefs. In de omgevallen CD-kast van mijn leven, moet ik de opeenvolging van de dingen aan het wrede toeval van emoties overlaten. Deze shufflefunctie laat zich niet meer uitzetten. Dat heeft soms een troostende chaos tot gevolg als nummers die me dierbaar zijn zich als een prachtige parelketting aaneenrijgen. Soms wordt ik bruut overvallen door nummers die ik op dat moment niet kan horen. Advies van de zapgeneratie zal luiden dat ik naar het volgende nummer kan doorklikken op mijn i-Pod. Ik kan het ding zelfs wegleggen en niet luisteren. Vervelend voor mij is dat ik uit de generatie stam die dingen heeft leren horen ook als ze er nog niet zijn. Wat nog moet komen, zit al voorgeprogrammeerd in mijn hoofd en laat geen ruimte voor flexibel zijn. Zoals de wetenschap dat na 50 Ways to leave your lover altijd Night Game hoort te komen. "There were two man down..." Een daarvan ben ik.
Nel Son

Nederland 1

column Regiobode 16 mei 2007
De laatste keer dat ik keek had het scorebord nog van die doorrollende cijfers. Een beetje vergelijkbaar met de joekels van getallen die er in die jaren tijdens de schaatswedstrijden onder in beeld te zien waren. Ik weet niet of het er nu nog zo aan toe gaat, maar het was toch jaren een vertrouwde en rustgevende tekst: ‘Helsinki calling; here are the results of the Finnish jury’. En dan kreeg Nederland er twaalf van de maximaal twaalf punten (douze point!) en was Finland een bevriende natie voor het daarop volgende jaar. Van België wisten we gewoon dat er hooguit een puntje of twee, misschien drie afkon. Dat had alles met de Tiendaagse Veldtocht te maken en het feit dat we toen eigenlijk beter hadden kunnen winnen. Mogelijk was ook van invloed dat wij indertijd erg veel Belgenmoppen maakten en we onze zuiderburen nooit op enig gevoel voor humor konden betrappen. Met de Duitsers lag het wat moeilijker. Daar kon je niet echt van op aan. De ene keer kregen we de volle mep, de ander keer waren hun punten doorslaggevend om weer eens onder in het klassement te eindigen. Zelf deden we naar de Oosterburen ook niet altoos consistent. Balen was natuurlijk als we hen wel een hoog cijfer hadden gegeven en er van hen dan maar weinig terugkregen. Dat corrigeerde zich dan het daaropvolgende jaar in een soortgelijke mix van misverstanden. In de jaren dat Israël ging meedoen, konden we niet meer stuk al zongen we zo vals als de neten. Gezien onze geheime wapenleveranties aan Israël tijdens de Yom Kippoer-oorlog in 1973 waren hun punten al bij voorbaat binnen. Van die arrogante Fransen kwam nooit een bijdrage die er enigszins toe deed en met de Zwitsers was een beetje hetzelfde aan de hand als met de Duitsers: het ene jaar wel en het andere jaar niet. Spanje bleef een moeilijk land. In de tijd van Joop den Uyl wilde niemand er meer op vakantie vanwege Franco en dat hebben we met de puntentelling vanaf het Iberisch schiereiland geweten. Van Engeland herinner ik me dat ze wel moesten winnen met Cliff Richard en Ierland is volgens mij nog steeds het enige land dat twee keer won met dezelfde zanger (en later nog een derde keer met iemand die een tekst van hem zong!). Tuurlijk ken ik ook het begin van de fabuleuze carri re van ABBA met hun winnende Waterloo in 1974. Historische tijden waarin we toen leefden. Nederland gaf Zweden toen het hoogste aantal punten omdat ze daar de Nederlander Cornelis Vreeswijk zo ophanden droegen. Cornelis is daarna ook bij ons weer een tijdje erg geliefd geweest met De nozem en de Non en zijn vertalingen van Jim Croce. Ik ben het Eurovisie Songfestival daarna een poosje uit het oog verloren. Uit mijn ooghoeken stelde ik vast dat het een erg ‘kemp’ gebeuren werd, vooral onder homoseksuelen. Van de editie van vorige week is me vooral bijgebleven dat ik mijn vertrouwde televisieavond op donderdag er voor moest inleveren. Nota bene voor een ‘halve finale’ waarbij onze inzending het loodje legde tegen een overvloed aan oost- Europese landen die op elkaar stemde. De Nederlandse deelneemster - vraag me even niet naar haar naam - had voor haar ondergang op het internationale podium een korte emotionele reactie. Ze noemde het vrouwelijke geslachtsorgaan bij de meest korte aanduiding. Zo iemand verdient het uiteraard niet om te winnen. De buitenproportionele storm van verontwaardiging die kort daarna opstak over het stemgedrag van allerlei bevriende naties, deed me een beetje vreemd aan. Bedriegt mijn geheugen me nu of is hier werkelijk iets nieuws aan de hand. Zaterdagavond kijk ik gelukkig gewoonlijk naar Nederland 2.
Nel Son