Gewupt

column Regiobode 20 juni 2006
Als je, zoals Henk en ik de afgelopen weken, een tijdje buiten Nederland bent geweest, is het altijd weer even wennen aan je eigen land. Treffend is de netheid en georganiseerdheid van ons eigen land. Je ziet het al uit de lucht als je nog geen voet op vaderlandse bodem hebt gezet. De Nederlandse ruilverkaveling levert een beeld van kaarsrecht afgesneden bos- en landbouwpercelen op, waar je boven buitenlandse delen van je aanvliegroute een grilliger patroon kunt waarnemen. Ook dus zonder dat ‘the captain is speaking’, weet je bij een blik uit het vliegtuigraampje dat je vlucht er bijna op zit. Op de grond merk je ook direct weer dat je in Nederland bent. Onze regels rond ruimtelijke ordening zorgen voor een veel geordender, misschien ook wel saaier, beeld van de openbare ruimte ten opzichte van je vakantieland. Om over het wegennet, dat wij in onze lage landen als rechte lijnen door het landschap kunnen trekken, maar te zwijgen. Dat is in de glooiende heuvels van onze vakantiebestemming een heel ander verhaal. Door even weg te zijn geweest, vallen die dingen je weer eens op, net zo als de eigen huiskamer en keuken, de badkamer en het eigen bed, die allemaal tegelijkertijd nieuw en toch weer heel vertrouwd overkomen. Het genoegen dat alles weer in bezit te nemen, lijkt haaks te staan op het verlangen van een paar weken eerder om op vakantie te gaan. Voor ons is thuiskomen, zeker de eerste dagen, ook nog een beetje vakantie door de verwondering die lijkt op het arriveren op je buitenlandse bestemming. Het acclimatiseren vraagt eventjes. Soms krijgt deze lichte vorm van vervreemding van je eigen land een extra impuls als er ‘grotere’ zaken zijn gewijzigd tijdens je afwezigheid. Zoals de start van een Wereldkampioenschap voetbal. Ik herinner me nog wel vaag dat er drie weken geleden de eerste oranje vlaggetjes in het straatbeeld van sommige wijken verschenen. In de mate waarin de openbare ruimte na thuiskomst er ‘nationaal gekleurd’ bijstaat, is echter even wennen. Er lijkt een soort oranje staatsgreep te hebben plaatsgevonden. Radio en teevee gaan ineens over heel andere dingen dan voor ik vertrok en ook in mijn krant lijkt de sportredactie alle andere redacteuren buiten de deur gewerkt te hebben. Bij nadering van mijn supermarkt slaat de schrik me echter pas goed om het hart. De winkel is rondom beplakt met wat lijken moet op stadionstribunes gevuld met wollige bolletjes in de hoofdkleur oranje. Hier en daar zitten er ook rood, wit en blauwe exemplaren tussen en twee van die bolletjes houden een spandoek omhoog met de tekst ‘Wup Holland Wup’. Simpel als ik ben, denk ik eerst nog met medelijden aan de maker van deze affiches die zijn storende tikfout in druk duizenden malen herhaald ziet. Tot ik doorkrijg dat mijn geboorteland volledig door de oranjekoorts is bevangen. Ineens herinner ik me een mevrouw op het winkelcentrum te zijn gepasseerd die een hoofddeksel droeg dat sprekend lijkt op de wollige oranje bolletjes. Ik vang gesprekken op tussen de supermarktschappen waarin het woord Wuppie steeds terugkeert en bij de kassa krijg ik voor iedere vijftien euro van mijn eerste Nederlandse boodschappen na weken zo’n Wuppie aangeboden. Verbouwereerd en aarzelend weiger ik. Mijn Henk die de boodschappen helpt inpakken vraagt kalm aan de caissi re wat ‘Wup Holland Wup’ eigenlijk betekent. Het lieve meisje lacht beschaamd dat ze het eigenlijk niet weet. Net terug in wat vroeger ook ons land was, voelen we ons ‘gewupt’ tot en met. Ondergedompeld in de oranjemarketing zijn we weer uitermate present in Nederland.
Nel Son