column Regiobode 24 december 2008
Gelukkig viel er weer wat te rekenen. Iedereen moest datgene doen waarin hij goed was. En hij kon goed rekenen. Wat was hij blij dat die nare periode erop zat. Het was niks voor hem geweest. Dat gelobby en geschooi! En al dat overleggen; mijn hemel wat een gezever. Hij verdacht zijn ambtenaren er van dat ze het symbolische inspraakclubje met opzet De Tafel van Tien hadden genoemd. Om hem er nog een beetje bij te betrekken met zijn voorliefde voor rekenen. Wat was hij blij geweest dat zijn collega Elsenaar zich als voorganger in de lobby had opgeworpen. Zoiets kun je ook het beste aan een kapper overlaten. Die lullen de hele dag in hun kapsalon over van alles en nog wat tegen iedereen. Persoonlijk zou hij zo’n openingszin als ‘wat zit je haar leuk’ nooit uit zijn bek kunnen krijgen. Maar dat bedoelde hij nou net: iedereen moest doen waarin die goed was. Tja, dat Petra als reisleidster mee ging in de bus en niet van de microfoon van de chauffeur kon afblijven, was dan ook onvermijdelijk. Na drie keer ‘en van je hela hola, houdt er de moed maar in’ en ‘we zijn d’r bijna, we zijn d’r bij-nah’ had hij het toilet in de luxe touringcar ondergekotst. De zure en weeïge lucht die daarna in de bus was komen te hangen, had Petra een beetje nerveus doen lijken. Aan welk dieet was ze nu precies de laatste maanden gegaan, vroeg hij zich onwillekeurig af. Met haar ingevallen smoeltje leek het daar in Den Haag wel alsof ze er voor de oprichting van een voedselbank kwam pleiten. Maar vooruit, het leed was geleden en hij zat nu lekker achter zijn spreadsheetje uit te rekenen waar hij ‘zijn’ 53 miljoen zou laten. Eens kijken. Er lagen nog wat bonnetjes van Jan Bart die hij had achtergehouden. Die konden nu op onvoorzien worden geboekt. Daar moest hij dan ook maar de kosten voor de touringcar, inclusief schoonmaak van het toilet bij zetten. Die ambtenaren die hij op hun vrije zaterdag op handtekeningenjacht had gestuurd, kregen hun 200% wedde vanuit de post personele kosten vergoed, nam hij zich voor. Daar vielen die kosten in het niet bij de uitgaven voor externe adviseurs. Die zouden vanaf volgende week wel weer in cohorten op zijn stoep staan, nu duidelijk was dat er opnieuw iets te declaren viel. Een deel van hun honoraria zou hij versleutelen in de kosten van het beton voor de tunnelwanden. Met de huidige kredietcrisis kon hij zich gerust rijkrekenen. De aannemers die bij de vorige plannen zo achteloos hun prijzen hadden opgeschroefd, piepten nu wel anders. Met veel minder opdrachten in portefeuille kon hij ze gemakkelijk afknijpen naar een veel lager prijsniveau. Dat liet dan weer ruimte voor een paar recepties met de Provincie en Pro Rail. Aan die medespelers in dit megalomane project Hart van Dieren (of wat er nu voor door moest gaan), kon je nooit genoeg geld uitgeven, was hem inmiddels genoegzaam helder. Veel hei-sessies met warme en koude buffetten en goed besprenkelen, wist hij. Nou, dan moest hij uiteraard rekening houden met een likje verf hier en daar en wat reservelampen voor de verkeerslichtinstallaties. Tot slot waren er nog een paar resterende procenten voor een kunstwerkje bij de ingang van de fietstunneltjes. Het nieuwe jaar mocht wat hem betreft beginnen. Hij was er helemaal klaar voor.
Nel Son
Hosanna!
column Regiobode 17 december 2008
‘Als je bang bent, twijfel je aan je eigen functioneren’. Welke managementgoeroe is hier aan het woord? Of moeten we dit citaat opzoeken in een vuistdik meesterwerk van een bekende filosoof? Laat de wijsheid ervan eens even tot u doordringen. Het gaat over angst en twijfel; wezenskenmerken van de mens. En tegelijkertijd gaat het over het omgekeerde: moed, zekerheid en een wijze van in het leven staan die achting verdient. Vraag u vervolgens af hoe diep een mens moet zijn gegaan om tot dit inzicht te geraken. Waar zoek je dan de brenger van zo veel klaarheid in zo’n intense en compacte zinsnede? Zeker niet bij de voorzitter van de Rhedense politieke partij Gemeentebelangen! En toch is het citaat van hem. Henk Reusink in persoon. De voormalig broodjessmeerder en badmeester reageert met bovenstaande zinsnede op zijn fractievoorzitter Piet Wubs. Begin deze maand kibbelden Reusink en Wubs er lustig op los in de kolommen van De Gelderlander. Aanleiding vormt de komst naar Gemeentebelangen van het voormalig Rhedense raadslid voor Leefbaar Rheden, Theo Kooimans. Kooimans partij viel bij de vorige Gemeenteraadsverkiezingen buiten de prijzen en voert sindsdien via krantjes als deze oppositie per ingezonden brief. Een gefrustreerd bijtertje zou je hem kunnen noemen die niet doorhad dat de uiterste verkoopdatum van het product Leefbaar na het vroegtijdig verscheiden van Pim Fortuyn al lang verstreken was. Lokale politiek leeft van de enkele bevlogen mafketel die het niet laten kan zijn vinger op te steken of op de zere plek te leggen. Reusink, zelf een ervaren mafketel, weet dat als geen ander. Het clubje fractieleden dat hij door Wubs moet laten voorzitten is hem veel te mak. Na het debacle met Wim Pieper zit Gemeentebelangen in de oppositie en dan is het volgens Reusink zaak dat je de boel af en toe eens lekker opstookt. Wubs is meer de kamergeleerde die daar tegenin brengt dat ‘oppositie geen doel op zich’ moet zijn. Met de ledenaanwas in de persoon van Theo Kooijmans, zag Wubs zijn lijsttrekkerschap voor de volgende verkiezingen nog verder verdampen. Eerder al had hij schoorvoetend moeten toestaan dat de verloren zoon Wim Pieper zich opnieuw in de Rhedense politiek had genesteld. Volgens Kooijmans zit Wubs te veel op schoot bij andere partijen. Woorden van gelijke strekking had Reusink ook al eens gesproken en dus zit er logica in Wubs’ redenering dat er aan zijn stoelpoten wordt gezaagd. Hoeveel kapiteins kan het schip van Gemeentebelangen verdragen, vraag je je onwillekeurig af. Misschien dat de partij het redt door het begrip lijsttrekker te verbreden naar lijst van trekkers. Meer voor de hand liggend is echter dat dit gekissebis er toe leidt dat een of meer spelers vroegtijdig het politieke toneel zullen verlaten. Voor een partij met zes zetels in de Rhedense Raad wordt het tijd dat Gemeentebelangen eens leert hoe het politieke spel gespeeld moet worden. Dat komt er op neer dat ze moeten kiezen of de mafketels, vol van vuur en onconventionaliteit, leidend zijn in hun partij, of dat Gemeentebelangen een grote sprong in de tijd gaat maken. Een stuk dichter naar hun eigen uiterste verkoopdatum.
Nel Son
‘Als je bang bent, twijfel je aan je eigen functioneren’. Welke managementgoeroe is hier aan het woord? Of moeten we dit citaat opzoeken in een vuistdik meesterwerk van een bekende filosoof? Laat de wijsheid ervan eens even tot u doordringen. Het gaat over angst en twijfel; wezenskenmerken van de mens. En tegelijkertijd gaat het over het omgekeerde: moed, zekerheid en een wijze van in het leven staan die achting verdient. Vraag u vervolgens af hoe diep een mens moet zijn gegaan om tot dit inzicht te geraken. Waar zoek je dan de brenger van zo veel klaarheid in zo’n intense en compacte zinsnede? Zeker niet bij de voorzitter van de Rhedense politieke partij Gemeentebelangen! En toch is het citaat van hem. Henk Reusink in persoon. De voormalig broodjessmeerder en badmeester reageert met bovenstaande zinsnede op zijn fractievoorzitter Piet Wubs. Begin deze maand kibbelden Reusink en Wubs er lustig op los in de kolommen van De Gelderlander. Aanleiding vormt de komst naar Gemeentebelangen van het voormalig Rhedense raadslid voor Leefbaar Rheden, Theo Kooimans. Kooimans partij viel bij de vorige Gemeenteraadsverkiezingen buiten de prijzen en voert sindsdien via krantjes als deze oppositie per ingezonden brief. Een gefrustreerd bijtertje zou je hem kunnen noemen die niet doorhad dat de uiterste verkoopdatum van het product Leefbaar na het vroegtijdig verscheiden van Pim Fortuyn al lang verstreken was. Lokale politiek leeft van de enkele bevlogen mafketel die het niet laten kan zijn vinger op te steken of op de zere plek te leggen. Reusink, zelf een ervaren mafketel, weet dat als geen ander. Het clubje fractieleden dat hij door Wubs moet laten voorzitten is hem veel te mak. Na het debacle met Wim Pieper zit Gemeentebelangen in de oppositie en dan is het volgens Reusink zaak dat je de boel af en toe eens lekker opstookt. Wubs is meer de kamergeleerde die daar tegenin brengt dat ‘oppositie geen doel op zich’ moet zijn. Met de ledenaanwas in de persoon van Theo Kooijmans, zag Wubs zijn lijsttrekkerschap voor de volgende verkiezingen nog verder verdampen. Eerder al had hij schoorvoetend moeten toestaan dat de verloren zoon Wim Pieper zich opnieuw in de Rhedense politiek had genesteld. Volgens Kooijmans zit Wubs te veel op schoot bij andere partijen. Woorden van gelijke strekking had Reusink ook al eens gesproken en dus zit er logica in Wubs’ redenering dat er aan zijn stoelpoten wordt gezaagd. Hoeveel kapiteins kan het schip van Gemeentebelangen verdragen, vraag je je onwillekeurig af. Misschien dat de partij het redt door het begrip lijsttrekker te verbreden naar lijst van trekkers. Meer voor de hand liggend is echter dat dit gekissebis er toe leidt dat een of meer spelers vroegtijdig het politieke toneel zullen verlaten. Voor een partij met zes zetels in de Rhedense Raad wordt het tijd dat Gemeentebelangen eens leert hoe het politieke spel gespeeld moet worden. Dat komt er op neer dat ze moeten kiezen of de mafketels, vol van vuur en onconventionaliteit, leidend zijn in hun partij, of dat Gemeentebelangen een grote sprong in de tijd gaat maken. Een stuk dichter naar hun eigen uiterste verkoopdatum.
Nel Son
Bezorgd
column Regiobode 10 december 2008
Ratelen binnenkort de machinegeweren en herleven de tijden van Al Capone aan de Veluwezoom? Moet ik vrezen op niet al te lange termijn van mijn bed gelicht te worden onder beschuldiging lid te zijn van een criminele organisatie? Zijn dit dan de eerste tekenen dat de crisis ons ècht bereikt heeft en er letterlijk moordende concurrentie aan zit te komen? Is het überhaupt wel verstandig van me om onder het huidige dreigingsniveau een stukje te schrijven over dit onderwerp? Krijg ik eerst een waarschuwing of volgen er direct ‘ingrijpende’ maatregelen? U denkt wellicht dat het leven van een stukjesschrijfster over rozen gaat, maar dan heeft u het mis. Bovenstaande vragen en andere overwegingen houden me sinds vorige week uit mijn welverdiende schoonheidsslaap. U zult net als ik het ontluisterende journalistieke werkje hebben gelezen in de krant die u naast deze benut als vulling van de kattenbak. Sinds een week of twee heeft die andere krant een nieuwe eigenaar. Een respectabele man met de oerhollandse naam Jansen (met een s als ik het goed onthouden heb). Het had niet veel gescheeld of meneer Jansen had zijn krant na één week al een nieuwe naam gegeven. Het Gemene Streekjournaal kwam hem als passend voor. Want wat was hem wedervaren? Hem was ter ore gekomen dat de commerciële leiding van dit advertentieblaadje de bezorgers had bedreigd. Nu ontmoet ik noodgedwongen betreffende persoon heel af en toe ten burele van de krant en de beschuldiging waar Jansen mee komt, lijkt me niet erg onwaarschijnlijk. Met andere woorden: ik zie mijn commercieel directeur er voor aan. Volgens Jansen heeft mijn directie het zelfs toegegeven: deze krant bezweert dat wie de krant van Jansen helpt bezorgen, binnenkort zonder werk zit. Een reële en effectieve dreiging in tijden van - ja, ik zeg het Balkenende maar na - minder rooskleurige economische verwachtingen. Een krant maken heeft alleen maar zin als er ook lezers zijn. Om die te bereiken, klepperen wekelijks honderden jongeren en pensionado’s langs uw en mijn brievenbussen. Het zijn de mensen die we over een paar weken weer aan onze voordeur mogen verwachten met zo’n kaartje. Daarop staat dan wat ze zelf binnensmonds stamelen, namelijk dat de bezorger van uw krant u prettige feestdagen wenst. Leg alvast wat muntstukken klaar voor deze moderne helden. Ze gaan toch maar, weer of geen weer, voor u en mij en de kattenbak op pad. En dan nu ook nog bedreigd worden in hun bestaan. Zodra een krant en de bijbehorende folders zijn bezorgd, hebben ze pas hun waarde. Dat weten krantendirecteuren als geen ander. De actie die mijn krant, zoals Jansen beweert, nu onderneemt is een regelrechte aantasting van die waarde. Een niet bezorgde krant is als een slagroomtaart die niet verkocht wordt. Ziet er leuk uit, maar je krijgt er heel chagrijnige bakkers van. Mijn ervaring leert me dat chagrijnige krantendirecteuren heel erg vervelend kunnen doen. Als u hier volgende week een poeslief stukje leest over de sfeervolle tijd van het jaar waarin we met elkaar beland zijn (Hosanna!), dan weet u genoeg. Liever geen steunbetuigingen in zo’n geval. Ik heb dan toch een eerste waarschuwing gehad.
Nel Son
Ratelen binnenkort de machinegeweren en herleven de tijden van Al Capone aan de Veluwezoom? Moet ik vrezen op niet al te lange termijn van mijn bed gelicht te worden onder beschuldiging lid te zijn van een criminele organisatie? Zijn dit dan de eerste tekenen dat de crisis ons ècht bereikt heeft en er letterlijk moordende concurrentie aan zit te komen? Is het überhaupt wel verstandig van me om onder het huidige dreigingsniveau een stukje te schrijven over dit onderwerp? Krijg ik eerst een waarschuwing of volgen er direct ‘ingrijpende’ maatregelen? U denkt wellicht dat het leven van een stukjesschrijfster over rozen gaat, maar dan heeft u het mis. Bovenstaande vragen en andere overwegingen houden me sinds vorige week uit mijn welverdiende schoonheidsslaap. U zult net als ik het ontluisterende journalistieke werkje hebben gelezen in de krant die u naast deze benut als vulling van de kattenbak. Sinds een week of twee heeft die andere krant een nieuwe eigenaar. Een respectabele man met de oerhollandse naam Jansen (met een s als ik het goed onthouden heb). Het had niet veel gescheeld of meneer Jansen had zijn krant na één week al een nieuwe naam gegeven. Het Gemene Streekjournaal kwam hem als passend voor. Want wat was hem wedervaren? Hem was ter ore gekomen dat de commerciële leiding van dit advertentieblaadje de bezorgers had bedreigd. Nu ontmoet ik noodgedwongen betreffende persoon heel af en toe ten burele van de krant en de beschuldiging waar Jansen mee komt, lijkt me niet erg onwaarschijnlijk. Met andere woorden: ik zie mijn commercieel directeur er voor aan. Volgens Jansen heeft mijn directie het zelfs toegegeven: deze krant bezweert dat wie de krant van Jansen helpt bezorgen, binnenkort zonder werk zit. Een reële en effectieve dreiging in tijden van - ja, ik zeg het Balkenende maar na - minder rooskleurige economische verwachtingen. Een krant maken heeft alleen maar zin als er ook lezers zijn. Om die te bereiken, klepperen wekelijks honderden jongeren en pensionado’s langs uw en mijn brievenbussen. Het zijn de mensen die we over een paar weken weer aan onze voordeur mogen verwachten met zo’n kaartje. Daarop staat dan wat ze zelf binnensmonds stamelen, namelijk dat de bezorger van uw krant u prettige feestdagen wenst. Leg alvast wat muntstukken klaar voor deze moderne helden. Ze gaan toch maar, weer of geen weer, voor u en mij en de kattenbak op pad. En dan nu ook nog bedreigd worden in hun bestaan. Zodra een krant en de bijbehorende folders zijn bezorgd, hebben ze pas hun waarde. Dat weten krantendirecteuren als geen ander. De actie die mijn krant, zoals Jansen beweert, nu onderneemt is een regelrechte aantasting van die waarde. Een niet bezorgde krant is als een slagroomtaart die niet verkocht wordt. Ziet er leuk uit, maar je krijgt er heel chagrijnige bakkers van. Mijn ervaring leert me dat chagrijnige krantendirecteuren heel erg vervelend kunnen doen. Als u hier volgende week een poeslief stukje leest over de sfeervolle tijd van het jaar waarin we met elkaar beland zijn (Hosanna!), dan weet u genoeg. Liever geen steunbetuigingen in zo’n geval. Ik heb dan toch een eerste waarschuwing gehad.
Nel Son
Noodpakket
column Regiobode 3 december 2008
Een vriendin van me, die in het trotse bezit is van kleinkinderen, vertelde me ooit het volgende verhaal. Tijdens een logeerpartij was het gesprek op het ‘in de koelkast zetten’ gekomen. Terloops merkte mijn vriendin naar haar kleinzoon op, dat het toch maar fijn was dat zoiets kon. In haar jeugd waren er immers geen koelkasten. Met stomheid geslagen vertelde de kleine man het aan zijn moeder toen die hem weer kwam ophalen: "Mama, weet je, oma had vroeger geen koelkast!". Ik herinner me de komst van de koelkast in ons gezin nog. En die van de televisie, de telefoon en de volautomatische wasmachine. Inmiddels onvoorstelbaar dat die er niet meer zouden zijn. Plus nog een heel scala aan woon- en leefgemakken meer en zaken die zelfs dat overstijgen. De computer, het internet, flatscreens, satelliet, magnetron, tandenborstels op batterijen. Mijn ouders maakten de introductie van het elektrisch licht en aardgas in hun huizen mee. Op hun verhalen hoe ze eertijds de gasverlichting aandeden als het donker werd, heb ik waarschijnlijk net zo gereageerd als de kleinzoon van mijn vriendin over de koelkast. Aan de vanzelfsprekendheid van het beschikbaar hebben van al die dingen, raak je snel gewend. Toch spoort onze overheid ons aan, ons eens een voorstelling te maken hoe het zou zijn als het meest vanzelfsprekende zou wegvallen. Met spotjes op de radio en teevee willen Jan-Peter, Wouter en André ons aan het denken zetten. Hoe zou onze wereld eruitzien zonder gas of water. Zonder stroom en zonder internet. Zonder licht in de duisternis en warmte als het koud is. Zonder de alom aanwezige mogelijkheid om te communiceren of vermaakt te worden. In Nederland is alles goed geregeld, vertellen ze er geruststellend bij. Maar beste burger; wees voorbereid. Je weet ooit maar nooit en dan zit je met de ongebakken peren (want geen gas!). Het soelaas voor het onverhoopte uitvallen van onze nuts- en onnutsvoorzieningen bestaat uit een noodpakket. Letterlijk zegt de kalmerende stem in de spotjes: ‘voor dit soort situaties heeft u een noodpakket in huis’. Toen ik dat voor het eerst hoorde, moest ik eens goed nadenken. Er stond mij niks bij dat ik in huis ergens zo’n pakket had gezien. Noch had ik vernomen dat - omdat ik nogal veel van huis ben - er een dergelijk pakket voor mij bij de buren was afgegeven. Tot het tot me doordrong, dat Jan-Peter, Wouter en André een beroep om mij deden om zo’n noodpakket zelf samen te stellen. Ik ben niet gemakkelijk van mijn stuk te brengen en de typering paniekvogel is zeker niet op mij van toepassing. Maar toen dit besef bij me inzonk, maakte zich een mengeling van onrust en verontwaardiging van me meester. Wat willen Jan-Peter, Wouter en André nu precies van me? Een cursus Leven in de Middeleeuwen gaan volgen? Twee flessen Spa blauw, wat batterijen en een busje butagas aanschaffen? Scheepsbiscuits! schoot me te binnen. De schijn je lang goed te kunnen houden. Meteen schoof ik al die overwegingen terzijde. We moeten ons eens een voorstelling maken van de situatie dat Jan-Peter, Wouter en André er niet meer zijn. Da’s een veel prettiger gedachte en het noodpakket daarvoor bestaat uit uw stembiljet. Dat wordt 2011 wèl bij u thuisbezorgd. Hopelijk nog net op tijd.
Nel Son
Een vriendin van me, die in het trotse bezit is van kleinkinderen, vertelde me ooit het volgende verhaal. Tijdens een logeerpartij was het gesprek op het ‘in de koelkast zetten’ gekomen. Terloops merkte mijn vriendin naar haar kleinzoon op, dat het toch maar fijn was dat zoiets kon. In haar jeugd waren er immers geen koelkasten. Met stomheid geslagen vertelde de kleine man het aan zijn moeder toen die hem weer kwam ophalen: "Mama, weet je, oma had vroeger geen koelkast!". Ik herinner me de komst van de koelkast in ons gezin nog. En die van de televisie, de telefoon en de volautomatische wasmachine. Inmiddels onvoorstelbaar dat die er niet meer zouden zijn. Plus nog een heel scala aan woon- en leefgemakken meer en zaken die zelfs dat overstijgen. De computer, het internet, flatscreens, satelliet, magnetron, tandenborstels op batterijen. Mijn ouders maakten de introductie van het elektrisch licht en aardgas in hun huizen mee. Op hun verhalen hoe ze eertijds de gasverlichting aandeden als het donker werd, heb ik waarschijnlijk net zo gereageerd als de kleinzoon van mijn vriendin over de koelkast. Aan de vanzelfsprekendheid van het beschikbaar hebben van al die dingen, raak je snel gewend. Toch spoort onze overheid ons aan, ons eens een voorstelling te maken hoe het zou zijn als het meest vanzelfsprekende zou wegvallen. Met spotjes op de radio en teevee willen Jan-Peter, Wouter en André ons aan het denken zetten. Hoe zou onze wereld eruitzien zonder gas of water. Zonder stroom en zonder internet. Zonder licht in de duisternis en warmte als het koud is. Zonder de alom aanwezige mogelijkheid om te communiceren of vermaakt te worden. In Nederland is alles goed geregeld, vertellen ze er geruststellend bij. Maar beste burger; wees voorbereid. Je weet ooit maar nooit en dan zit je met de ongebakken peren (want geen gas!). Het soelaas voor het onverhoopte uitvallen van onze nuts- en onnutsvoorzieningen bestaat uit een noodpakket. Letterlijk zegt de kalmerende stem in de spotjes: ‘voor dit soort situaties heeft u een noodpakket in huis’. Toen ik dat voor het eerst hoorde, moest ik eens goed nadenken. Er stond mij niks bij dat ik in huis ergens zo’n pakket had gezien. Noch had ik vernomen dat - omdat ik nogal veel van huis ben - er een dergelijk pakket voor mij bij de buren was afgegeven. Tot het tot me doordrong, dat Jan-Peter, Wouter en André een beroep om mij deden om zo’n noodpakket zelf samen te stellen. Ik ben niet gemakkelijk van mijn stuk te brengen en de typering paniekvogel is zeker niet op mij van toepassing. Maar toen dit besef bij me inzonk, maakte zich een mengeling van onrust en verontwaardiging van me meester. Wat willen Jan-Peter, Wouter en André nu precies van me? Een cursus Leven in de Middeleeuwen gaan volgen? Twee flessen Spa blauw, wat batterijen en een busje butagas aanschaffen? Scheepsbiscuits! schoot me te binnen. De schijn je lang goed te kunnen houden. Meteen schoof ik al die overwegingen terzijde. We moeten ons eens een voorstelling maken van de situatie dat Jan-Peter, Wouter en André er niet meer zijn. Da’s een veel prettiger gedachte en het noodpakket daarvoor bestaat uit uw stembiljet. Dat wordt 2011 wèl bij u thuisbezorgd. Hopelijk nog net op tijd.
Nel Son
Eerste goede voornemen
column Regiobode 26 november 2008
Nog vijf weken en we zitten allemaal weer aan de oliebollen. Ik durf het niet na te kijken, maar volgens mij heb ik in een ander jaar rond deze tijd ook iets opgeschreven over de hellingbaan waarlangs we het oude jaar aan het verlaten zijn. Ze steil, zo snel. En zo roekeloos hard komt het me ooit voor. Hoe het u vergaat, weet ik niet, maar voor mij is het enigszins met gezond verstand halen van het eind van het jaar het enige doel op dit moment. De gedachte aan wat het nieuwe jaar zal brengen, staat mijlenver van me af. Was ik vorig jaar al bezig met denken over vakantiebestemmingen, afspraken met dierbaren en maakte ik me een voorstelling van hoe ik 2008 wilde doorkomen; dit jaar niets van dit alles. Het laatste stukje van dit Olympische jaar voelt een beetje alsof ik een topsportprestatie aan het leveren ben. Een vreemde vergelijking voor iemand die helemaal niet sportief is ingesteld, maar toch. Een sportster heeft - denk ik - een sterke motivatie om haar doel te halen. Die heb ik ook. Tegelijkertijd zal er af en toe ook wel eens de gedachte bij haar opkomen dat die topsport wel erg veel vraagt. Nooit eens een nasibal uit de muur kunnen trekken omdat het voedingsschema dat niet toelaat. Nooit eens lekker kunnen uitslapen omdat het trainingsprogramma verlangt dat je heel vroeg op de sintelbaan staat of in het zwembad ligt. Nooit eens de boel de boel kunnen laten en met vriendinnen een nacht lang doorkletsen en -slempen omdat zoiets funest is voor de conditie. De wil om een prestatie neer te zetten is nu eenmaal gekoppeld aan onvoorwaardelijke inzet. Daar valt niet mee te marchanderen. Allemaal waar, maar wat heb ik af en toe zin om overal de stekker uit te trekken. Niet dat u zich zorgen gaat maken over mij, zo dramatisch als dit te lezen valt, is het zeker niet. Ik ben nog steeds zeer gemotiveerd om de doelen die ik mezelf tot einde van het jaar gesteld heb, te halen. Het is alleen de korte tijd die ons nog rest, die me dat gevoel van niet te controleren snelheid geeft. Alsof de tijd - in deze tijden van aangekondigde recessie - het eerste artikel is dat schaars wordt. Ik troost me met de gedachte dat ik niet alleen sta. Om me heen zie ik iedereen rennen en vliegen. Het is een ‘normaal’ verschijnsel, houd ik mezelf voor. Daar komt bij dat ik zelf de hoofdveroorzaakster ben van het steile afdalen naar het einde van het jaar. Er is niemand die mij verplicht om mijn agenda zo vol te plempen als nu het geval is. Tuurlijk dwingt het werk dat ik doe me tot enige snelle opeenvolgingen van prestaties. Maar daar staat de ervaring tegenover dat werk dat niet afkomt ook gewoon op je blijft wachten in de meeste gevallen. Het zal dus wel een ‘natuurlijk’ gegevens zijn dat we met elkaar veroorzaken en wie weet heeft het ook wel effect op iets heel anders waarmee we onszelf jaarlijks kwellen. De goede voornemens voor het nieuwe jaar, bedoel ik dan. Als je niks te klagen hebt, is er ook geen aandrang om jezelf betere omstandigheden voor te stellen. Dusdanig dat ze nastrevenswaardig worden en het predikaat ‘goed voornemen’ verdienen. In dat licht bezien is deze oliebollenrace een prima voorbereiding op het nieuwe jaar. Nu ik er zo over nadenk, zakt mijn stressniveau ineens. Ik neem me dan ook voor om volgend jaar alles net zo te doen.
Nel Son
Nog vijf weken en we zitten allemaal weer aan de oliebollen. Ik durf het niet na te kijken, maar volgens mij heb ik in een ander jaar rond deze tijd ook iets opgeschreven over de hellingbaan waarlangs we het oude jaar aan het verlaten zijn. Ze steil, zo snel. En zo roekeloos hard komt het me ooit voor. Hoe het u vergaat, weet ik niet, maar voor mij is het enigszins met gezond verstand halen van het eind van het jaar het enige doel op dit moment. De gedachte aan wat het nieuwe jaar zal brengen, staat mijlenver van me af. Was ik vorig jaar al bezig met denken over vakantiebestemmingen, afspraken met dierbaren en maakte ik me een voorstelling van hoe ik 2008 wilde doorkomen; dit jaar niets van dit alles. Het laatste stukje van dit Olympische jaar voelt een beetje alsof ik een topsportprestatie aan het leveren ben. Een vreemde vergelijking voor iemand die helemaal niet sportief is ingesteld, maar toch. Een sportster heeft - denk ik - een sterke motivatie om haar doel te halen. Die heb ik ook. Tegelijkertijd zal er af en toe ook wel eens de gedachte bij haar opkomen dat die topsport wel erg veel vraagt. Nooit eens een nasibal uit de muur kunnen trekken omdat het voedingsschema dat niet toelaat. Nooit eens lekker kunnen uitslapen omdat het trainingsprogramma verlangt dat je heel vroeg op de sintelbaan staat of in het zwembad ligt. Nooit eens de boel de boel kunnen laten en met vriendinnen een nacht lang doorkletsen en -slempen omdat zoiets funest is voor de conditie. De wil om een prestatie neer te zetten is nu eenmaal gekoppeld aan onvoorwaardelijke inzet. Daar valt niet mee te marchanderen. Allemaal waar, maar wat heb ik af en toe zin om overal de stekker uit te trekken. Niet dat u zich zorgen gaat maken over mij, zo dramatisch als dit te lezen valt, is het zeker niet. Ik ben nog steeds zeer gemotiveerd om de doelen die ik mezelf tot einde van het jaar gesteld heb, te halen. Het is alleen de korte tijd die ons nog rest, die me dat gevoel van niet te controleren snelheid geeft. Alsof de tijd - in deze tijden van aangekondigde recessie - het eerste artikel is dat schaars wordt. Ik troost me met de gedachte dat ik niet alleen sta. Om me heen zie ik iedereen rennen en vliegen. Het is een ‘normaal’ verschijnsel, houd ik mezelf voor. Daar komt bij dat ik zelf de hoofdveroorzaakster ben van het steile afdalen naar het einde van het jaar. Er is niemand die mij verplicht om mijn agenda zo vol te plempen als nu het geval is. Tuurlijk dwingt het werk dat ik doe me tot enige snelle opeenvolgingen van prestaties. Maar daar staat de ervaring tegenover dat werk dat niet afkomt ook gewoon op je blijft wachten in de meeste gevallen. Het zal dus wel een ‘natuurlijk’ gegevens zijn dat we met elkaar veroorzaken en wie weet heeft het ook wel effect op iets heel anders waarmee we onszelf jaarlijks kwellen. De goede voornemens voor het nieuwe jaar, bedoel ik dan. Als je niks te klagen hebt, is er ook geen aandrang om jezelf betere omstandigheden voor te stellen. Dusdanig dat ze nastrevenswaardig worden en het predikaat ‘goed voornemen’ verdienen. In dat licht bezien is deze oliebollenrace een prima voorbereiding op het nieuwe jaar. Nu ik er zo over nadenk, zakt mijn stressniveau ineens. Ik neem me dan ook voor om volgend jaar alles net zo te doen.
Nel Son
Wip in Nijmegen
column Regiobode 19 november 2008
Er was en tijd dat alle kroegbazen Willem heetten. Deze ook en hij baatte de van Perzische tafelkleedjes voorziene buurtkroeg uit waar mijn nieuwe vriendje Henk en zijn kornuiten in de weekenden neerstreken. Willem leek volgens hen het meest op zijn rottweiler die hij in de keuken hield. Het beest, door zijn hondenras al niet bepaald slank uitgevallen, kon de kwalificatie moddervet gemakkelijk aan. Voor de rottweiler gold dat hij zo vet was omdat hij de afgewerkte frituurolie te drinken kreeg. Een hardnekkige roddel die het onder de kroegbezoekers altijd goed deed. Voor Willems omvang was de verklaring minder vergezocht. Die was gewoon een hele goede klant van zichzelf. Het café lag aan de rand van een modern winkelcentrum in Henks geboortestad. Daar waar de tochtige winkelpromenades hun windaanvoer vandaan haalden, was tegenover de blinde muren met stalen deuren van de magazijnen Willems kroeg gevestigd. Een ongezelliger plek hadden de planologen niet kunnen bedenken. In onze tijden van alcoholmatigingsbeleid, zou je Willems vestigingsplaats een toonbeeld van ontmoediging noemen. Voor toen was het gewoon een kroeg waar de vrienden heen gingen als ze geen zin hadden om naar het centrum van de stad te fietsen. Het nummer dat Willem tegen sluitingstijd draaide om de laatste ronde aan te kondigen was van Rudi Carell. Daarin ging het om het uitlaten van een hond met in de tekst de zinsnede ‘Wie laat wie nu uit?’ Willem kreeg dan steevast de aanmoediging om de steekwagen klaar te zetten om aanstonds met zijn rottweiler een rondje door het verlaten winkelcentrum te gaan rijden. Een kroeg met zo zijn vaste grappen en tradities. Mijn Henk en zijn twee vrienden hadden de bijnaam ‘de drie musketiers verworven. Ze dronken hun biertjes aan een van de tafeltjes en voerden hun gesprekken met elkaar en niet met de andere vaste gasten aan de bar. Om de beurt liepen ze naar de toog om de glazen nog eens vol te laten doen. In combinatie met hun - in die jaren - nogal studentikoze uiterlijk, vormden ze een afwijkend maar geaccepteerd trio in het vaste klantenbestand van Willem. Zo nu en dan probeerde hij een gesprekje aan te knopen en op de hoogte te komen van hun persoonlijke wel en wee. Toen Henk en ik elkaar leerden kennen, bleef dat dan ook niet verborgen voor Willem. Niet geheel geografisch meer vast ter been, vatte hij het gegeven naar mijn Henk kortweg samen met de stelling: "Zo, dus jij hebt een wip in Nijmegen." Een uiterst onkiese samenvatting van de ontluikende liefde tussen mij en Henk, maar Willem was het type kroegbaas van wie je dergelijke kwalificaties al als hoogstaand accepteerde. Een kleine correctie volgde overigens enkele weken later. Henk had me van mijn ‘geuzentitel’ verteld en toen ik op een warme zomeravond voor het eerst met hem op Willems terras zat, zag hij zijn kans schoon voor een publieke bestraffing. Willem bracht onze bestelling naar buiten en Henk stelde hem aan me voor. "En dit, Willem, is nu mijn wip uit Nijmegen," voegde hij er aan toe. Willem schoot in een verontschuldigende kramp, maar verloor zijn kans om alles te ontkennen direct door er "Ooh, heb je dat doorverteld?!" uit te flappen. Ons honend gelach deed hem inzien dat excuses geen ander oordeel over hem tot stand zou brengen. Willem deed het enige wat kroegbazen in die tijd konden doen. We hebben het drankje op zijn kosten mogen nuttigen. De vele uren die ik later nog met mijn Henk in Willems kroeg heb doorgebracht, bleven we steevast een blik van ontzag van hem ontvangen. Hij zag een stel dat sterk bij elkaar hoorde en een dame waarmee niet te spotten viel. Dat had Willem dan toch maar goed gezien. Een man zijn naam waardig.
Nel Son
Er was en tijd dat alle kroegbazen Willem heetten. Deze ook en hij baatte de van Perzische tafelkleedjes voorziene buurtkroeg uit waar mijn nieuwe vriendje Henk en zijn kornuiten in de weekenden neerstreken. Willem leek volgens hen het meest op zijn rottweiler die hij in de keuken hield. Het beest, door zijn hondenras al niet bepaald slank uitgevallen, kon de kwalificatie moddervet gemakkelijk aan. Voor de rottweiler gold dat hij zo vet was omdat hij de afgewerkte frituurolie te drinken kreeg. Een hardnekkige roddel die het onder de kroegbezoekers altijd goed deed. Voor Willems omvang was de verklaring minder vergezocht. Die was gewoon een hele goede klant van zichzelf. Het café lag aan de rand van een modern winkelcentrum in Henks geboortestad. Daar waar de tochtige winkelpromenades hun windaanvoer vandaan haalden, was tegenover de blinde muren met stalen deuren van de magazijnen Willems kroeg gevestigd. Een ongezelliger plek hadden de planologen niet kunnen bedenken. In onze tijden van alcoholmatigingsbeleid, zou je Willems vestigingsplaats een toonbeeld van ontmoediging noemen. Voor toen was het gewoon een kroeg waar de vrienden heen gingen als ze geen zin hadden om naar het centrum van de stad te fietsen. Het nummer dat Willem tegen sluitingstijd draaide om de laatste ronde aan te kondigen was van Rudi Carell. Daarin ging het om het uitlaten van een hond met in de tekst de zinsnede ‘Wie laat wie nu uit?’ Willem kreeg dan steevast de aanmoediging om de steekwagen klaar te zetten om aanstonds met zijn rottweiler een rondje door het verlaten winkelcentrum te gaan rijden. Een kroeg met zo zijn vaste grappen en tradities. Mijn Henk en zijn twee vrienden hadden de bijnaam ‘de drie musketiers verworven. Ze dronken hun biertjes aan een van de tafeltjes en voerden hun gesprekken met elkaar en niet met de andere vaste gasten aan de bar. Om de beurt liepen ze naar de toog om de glazen nog eens vol te laten doen. In combinatie met hun - in die jaren - nogal studentikoze uiterlijk, vormden ze een afwijkend maar geaccepteerd trio in het vaste klantenbestand van Willem. Zo nu en dan probeerde hij een gesprekje aan te knopen en op de hoogte te komen van hun persoonlijke wel en wee. Toen Henk en ik elkaar leerden kennen, bleef dat dan ook niet verborgen voor Willem. Niet geheel geografisch meer vast ter been, vatte hij het gegeven naar mijn Henk kortweg samen met de stelling: "Zo, dus jij hebt een wip in Nijmegen." Een uiterst onkiese samenvatting van de ontluikende liefde tussen mij en Henk, maar Willem was het type kroegbaas van wie je dergelijke kwalificaties al als hoogstaand accepteerde. Een kleine correctie volgde overigens enkele weken later. Henk had me van mijn ‘geuzentitel’ verteld en toen ik op een warme zomeravond voor het eerst met hem op Willems terras zat, zag hij zijn kans schoon voor een publieke bestraffing. Willem bracht onze bestelling naar buiten en Henk stelde hem aan me voor. "En dit, Willem, is nu mijn wip uit Nijmegen," voegde hij er aan toe. Willem schoot in een verontschuldigende kramp, maar verloor zijn kans om alles te ontkennen direct door er "Ooh, heb je dat doorverteld?!" uit te flappen. Ons honend gelach deed hem inzien dat excuses geen ander oordeel over hem tot stand zou brengen. Willem deed het enige wat kroegbazen in die tijd konden doen. We hebben het drankje op zijn kosten mogen nuttigen. De vele uren die ik later nog met mijn Henk in Willems kroeg heb doorgebracht, bleven we steevast een blik van ontzag van hem ontvangen. Hij zag een stel dat sterk bij elkaar hoorde en een dame waarmee niet te spotten viel. Dat had Willem dan toch maar goed gezien. Een man zijn naam waardig.
Nel Son
Feest in Dieren?
column Regiobode 12 november 2008
Anderhalve week geleden schijnt er in Dieren een feestje geweest te zijn, dat zijn weerga niet kent. Zelf was ik buiten de regio dat weekend, dus ik heb het maar van horen zeggen. Een jubilerend schildersbedrijf wilde een gezellige ontmoetingsdag en naar verluid is dat wonderwel gelukt. Uiteraard had ik de aankondigingen van Let’s Meet! - zoals het evenement in goed Nederlands was gedoopt - wel gezien. Je zou stekeblind moeten zijn om de berichten over wat er op 1 november stond te gebeuren, te missen. Mijn hemel; wat een uitgekookte communicatiejongens waren daar aan het werk. Vanaf de zomer werd het publiek klaargestoomd voor een dag vol muziek, mode en bedrijfspresentaties. Nieuwsmoment op nieuwsmoment klonk de kreet ‘stop de persen’, als de organisatie van Let’s Meet! weer iets te melden had. Het sympathieke streven van het schildersbedrijf om het eigen feest met velen te vieren, was voor heel veel kranten, nieuwssites en radio- en tvzenders reden genoeg om de nieuwssluizen open te draaien voor de berichtgeving over wat er die zaterdag te gebeuren stond. Diverse bronnen bevestigden me dat er werkelijk niks aan te merken was op het festijn. Behalve dan misschien een wethouder van Economische Zaken die zijn eigen gemeente dusdanig goed kent dat hij het Callunaplein, waar hij samen met nog drie wethouders de openingshandeling mocht verrichten, Callunapark noemde. Ook schoot hem de naam van het organiserende bedrijf niet te binnen bij zijn obligate toespraakje en kende hij niet de voornaam van de schilder, noch die van zijn charmante vrouw. Maar goed, een kleinigheidje houd je altijd als je er politici bijhaalt en ik zou de organisatoren willen bemoedigen zich er niks van aan te trekken. Voor de betreffende wethouder raad ik wat bijlessen lokale topografie aan en een basiscursus sociale vaardigheden. Toen dit pijnlijke moment, samen met honderden ballonnen was verwaaid, blijkt het de hele dag een supergezellig komen en gaan te zijn geweest bij de schilder en zijn feest. Een ware ontmoetingsdag, zo heb ik me laten vertellen, waarop Dieren en omgeving zich altoos verheugen zal, omdat je er bekenden tegenkomt. Dat voldoet aan de Veluwezoomse behoefte om de laatste roddels te kunnen uitwisselen en het gebodene van kritisch commentaar te voorzien. Want het blijven uiteraard scherpe analisten - lees argwanende boeren - die massaal op iets afkomen als het maar gratis is. Wat naast alle terechte complimenten over Let’s Meet! in de nabeschouwingen die ik opvang als enige minpuntje rondzingt, is het ontbreken van een redelijke afvaardiging van collega-ondernemers van de schilder. De leden van de ondernemersvereniging waarvan hij al jaren lid is, blijken het massaal te hebben laten afweten, op een uitbundige bandenman na. Verder kwamen er vanaf het omliggende Callunaplein amper felicitaties, noch haakten de kruideniers enthousiast aan op de zakelijke kansen die de schilder met zijn feest hen bood. Dat die amateur-ondernemers er helemaal naast zaten, bewees het publiek dat met volle teugen van het gebodenen schijnt te hebben genoten. Als er weer eens zo’n feestje is in Dieren houd ik mijn agenda vrij. Let’s Meet! van schilder van der Veen heeft bewezen dat het ondenkbare toch mogelijk is in Dieren.
Nel Son
Anderhalve week geleden schijnt er in Dieren een feestje geweest te zijn, dat zijn weerga niet kent. Zelf was ik buiten de regio dat weekend, dus ik heb het maar van horen zeggen. Een jubilerend schildersbedrijf wilde een gezellige ontmoetingsdag en naar verluid is dat wonderwel gelukt. Uiteraard had ik de aankondigingen van Let’s Meet! - zoals het evenement in goed Nederlands was gedoopt - wel gezien. Je zou stekeblind moeten zijn om de berichten over wat er op 1 november stond te gebeuren, te missen. Mijn hemel; wat een uitgekookte communicatiejongens waren daar aan het werk. Vanaf de zomer werd het publiek klaargestoomd voor een dag vol muziek, mode en bedrijfspresentaties. Nieuwsmoment op nieuwsmoment klonk de kreet ‘stop de persen’, als de organisatie van Let’s Meet! weer iets te melden had. Het sympathieke streven van het schildersbedrijf om het eigen feest met velen te vieren, was voor heel veel kranten, nieuwssites en radio- en tvzenders reden genoeg om de nieuwssluizen open te draaien voor de berichtgeving over wat er die zaterdag te gebeuren stond. Diverse bronnen bevestigden me dat er werkelijk niks aan te merken was op het festijn. Behalve dan misschien een wethouder van Economische Zaken die zijn eigen gemeente dusdanig goed kent dat hij het Callunaplein, waar hij samen met nog drie wethouders de openingshandeling mocht verrichten, Callunapark noemde. Ook schoot hem de naam van het organiserende bedrijf niet te binnen bij zijn obligate toespraakje en kende hij niet de voornaam van de schilder, noch die van zijn charmante vrouw. Maar goed, een kleinigheidje houd je altijd als je er politici bijhaalt en ik zou de organisatoren willen bemoedigen zich er niks van aan te trekken. Voor de betreffende wethouder raad ik wat bijlessen lokale topografie aan en een basiscursus sociale vaardigheden. Toen dit pijnlijke moment, samen met honderden ballonnen was verwaaid, blijkt het de hele dag een supergezellig komen en gaan te zijn geweest bij de schilder en zijn feest. Een ware ontmoetingsdag, zo heb ik me laten vertellen, waarop Dieren en omgeving zich altoos verheugen zal, omdat je er bekenden tegenkomt. Dat voldoet aan de Veluwezoomse behoefte om de laatste roddels te kunnen uitwisselen en het gebodene van kritisch commentaar te voorzien. Want het blijven uiteraard scherpe analisten - lees argwanende boeren - die massaal op iets afkomen als het maar gratis is. Wat naast alle terechte complimenten over Let’s Meet! in de nabeschouwingen die ik opvang als enige minpuntje rondzingt, is het ontbreken van een redelijke afvaardiging van collega-ondernemers van de schilder. De leden van de ondernemersvereniging waarvan hij al jaren lid is, blijken het massaal te hebben laten afweten, op een uitbundige bandenman na. Verder kwamen er vanaf het omliggende Callunaplein amper felicitaties, noch haakten de kruideniers enthousiast aan op de zakelijke kansen die de schilder met zijn feest hen bood. Dat die amateur-ondernemers er helemaal naast zaten, bewees het publiek dat met volle teugen van het gebodenen schijnt te hebben genoten. Als er weer eens zo’n feestje is in Dieren houd ik mijn agenda vrij. Let’s Meet! van schilder van der Veen heeft bewezen dat het ondenkbare toch mogelijk is in Dieren.
Nel Son
Lessen voor de toekomst
column Regiobode 5 november 2008
Nou ben ik toch geen doetje wat betreft mijn kennis van de lokale politieke verhoudingen, maar het wil me even niet te binnenschieten of het ook kan. Op nationaal niveau heeft onze Tweede Kamer het recht tot het instellen van een Parlementaire enqu te. In Den Haag zijn ze daar sinds een twintigtal jaren zodanig aan verslingerd geraakt, dat ze het zwaarste middel van de democratische controle inmiddels te pas en te onpas willen inzetten. Nu bijvoorbeeld weer over de financiële crisis. Van de zotte, uiteraard en hooguit een volgend bestanddeel van een zichzelf vervullende voorspelling. Maar waar ik mijn hoofd over pijnig is de vraag of we een dergelijk zwaar onderzoeksmiddel ook op gemeentelijk niveau hebben. Het onder ede ondervragen van betrokkenen bij een lokaal echec, bedoel ik dan. Wie zich een kort moment van mijmering toestaat over de vulling van de beklaagdenbank bij een Gemeentelijke enqu te in Rheden over de plannen voor weg en spoor onder Dieren door, ziet een gruwelkabinet aan gegadigden. Voor betrokkenen kan het er gemakkelijk als een bestuurlijke reünie uitzien, maar of het een gezellig samenzijn wordt, is maar de vraag. Wat trekt Ella Schadd - de Boer aan als ze wordt opgeroepen om te komen getuigen? Draagt ze er haar ambtsketen als burgemeester bij? Ze was de eerste plaatselijke wethouder die binnen het bereik van de miljoenen voor de Tunnelplannen aan een bliksemcarrière begon. Kort daarna kon ook nog haar opvolger Hans Alberse zich uit de voeten maken richting een burgemeesterspost, omdat het majeure infrastructuurproject zo lekker pronkte op zijn curriculum vitae. Daarna was de glans van het mogen roeren in een potje met miljoenen voor het project Hart van Dieren er wel zo’n beetje af. Degene voor wie dat het meest zuur was, heet Jan-Bart Wilschut. Gunst, wat wilde die graag burgemeester worden. Het verhaal gaat dat hij bij de Commissaris van de Koningin heeft gesmeekt om desnoods de meest onbenullige buitenplaats, maar het mocht inmiddels niet meer baten. Jan-Bart viel in zijn eigen overleg-dolk en ruimde als ambteloos burger het veld. Dat hij inmiddels in de Achterhoek ergens een baantje als vice-onderkoning heeft gekregen, voorspelt niet veel goeds voor dit fraaie stukje Nederland. Joop Kock was inmiddels zodanig bekend met het voortschrijdende rottingsproces van het dossier dat hij het maar al te graag als een hete aardappel aan Luuk Kuiper overdroeg. Zien we de beelden al voor ons van deze bestuurlijke stoethaspels die Dieren van een verkeersinfarct zouden redden. Onder ede! Dus dit keer mag er niet gejokt worden of delen worden weggelaten. En dan heb ik het alleen nog maar gehad over de politiek verantwoordelijken. Wat te denken van de schier onafzienbare rij ambtenaren, Pro-Rail-hotemetoten en duurbetaalde adviseurs. Wat een lessen voor de toekomst zouden daar te leren zijn? Niet heel erg veel vrees ik als we ons realiseren dat een Gemeentelijke enqu te zal worden uitgevoerd door de leden van de Raad van Rheden. Dezelfde minkukels die hun wethouders onvoldoende hebben gecontroleerd de afgelopen jaren. Niet gek hoor, die uitspraak van Camiel Eurlings, de croupier van het Kabinet: "Rien ne va plus; het geld is niet meer van u."
Nel Son
Nou ben ik toch geen doetje wat betreft mijn kennis van de lokale politieke verhoudingen, maar het wil me even niet te binnenschieten of het ook kan. Op nationaal niveau heeft onze Tweede Kamer het recht tot het instellen van een Parlementaire enqu te. In Den Haag zijn ze daar sinds een twintigtal jaren zodanig aan verslingerd geraakt, dat ze het zwaarste middel van de democratische controle inmiddels te pas en te onpas willen inzetten. Nu bijvoorbeeld weer over de financiële crisis. Van de zotte, uiteraard en hooguit een volgend bestanddeel van een zichzelf vervullende voorspelling. Maar waar ik mijn hoofd over pijnig is de vraag of we een dergelijk zwaar onderzoeksmiddel ook op gemeentelijk niveau hebben. Het onder ede ondervragen van betrokkenen bij een lokaal echec, bedoel ik dan. Wie zich een kort moment van mijmering toestaat over de vulling van de beklaagdenbank bij een Gemeentelijke enqu te in Rheden over de plannen voor weg en spoor onder Dieren door, ziet een gruwelkabinet aan gegadigden. Voor betrokkenen kan het er gemakkelijk als een bestuurlijke reünie uitzien, maar of het een gezellig samenzijn wordt, is maar de vraag. Wat trekt Ella Schadd - de Boer aan als ze wordt opgeroepen om te komen getuigen? Draagt ze er haar ambtsketen als burgemeester bij? Ze was de eerste plaatselijke wethouder die binnen het bereik van de miljoenen voor de Tunnelplannen aan een bliksemcarrière begon. Kort daarna kon ook nog haar opvolger Hans Alberse zich uit de voeten maken richting een burgemeesterspost, omdat het majeure infrastructuurproject zo lekker pronkte op zijn curriculum vitae. Daarna was de glans van het mogen roeren in een potje met miljoenen voor het project Hart van Dieren er wel zo’n beetje af. Degene voor wie dat het meest zuur was, heet Jan-Bart Wilschut. Gunst, wat wilde die graag burgemeester worden. Het verhaal gaat dat hij bij de Commissaris van de Koningin heeft gesmeekt om desnoods de meest onbenullige buitenplaats, maar het mocht inmiddels niet meer baten. Jan-Bart viel in zijn eigen overleg-dolk en ruimde als ambteloos burger het veld. Dat hij inmiddels in de Achterhoek ergens een baantje als vice-onderkoning heeft gekregen, voorspelt niet veel goeds voor dit fraaie stukje Nederland. Joop Kock was inmiddels zodanig bekend met het voortschrijdende rottingsproces van het dossier dat hij het maar al te graag als een hete aardappel aan Luuk Kuiper overdroeg. Zien we de beelden al voor ons van deze bestuurlijke stoethaspels die Dieren van een verkeersinfarct zouden redden. Onder ede! Dus dit keer mag er niet gejokt worden of delen worden weggelaten. En dan heb ik het alleen nog maar gehad over de politiek verantwoordelijken. Wat te denken van de schier onafzienbare rij ambtenaren, Pro-Rail-hotemetoten en duurbetaalde adviseurs. Wat een lessen voor de toekomst zouden daar te leren zijn? Niet heel erg veel vrees ik als we ons realiseren dat een Gemeentelijke enqu te zal worden uitgevoerd door de leden van de Raad van Rheden. Dezelfde minkukels die hun wethouders onvoldoende hebben gecontroleerd de afgelopen jaren. Niet gek hoor, die uitspraak van Camiel Eurlings, de croupier van het Kabinet: "Rien ne va plus; het geld is niet meer van u."
Nel Son
Summertime blues
column Regiobode 29 oktober 2008
Veel van de chaos in je leven, heb je aan jezelf te danken. Onachtzaamheid, luiheid en toegeven aan trivialiteit zijn op de keper beschouwd toch gewoon eigen keuzen. Hoe gemakkelijk we ook omstandigheden buiten onszelf vinden om de schuld te dragen voor zaken die ons niet welgevallig zijn, we veroorzaken de meeste rampspoed zelf. Met dat herwonnen inzicht loop ik zondagmiddag laat de klokken in mijn huis op wintertijd te zetten. Dat had ik, houd ik mezelf mokkend voor, meteen aan het begin van de dag moeten doen. Bij de overgang van zomer- naar wintertijd kom ik steevast in een kortstondige fase van verwarring terecht. Bij die andere overgang in het voorjaar overigens ook. Dat begint de avond ervoor. In dit geval zit ik om tien uur ‘s avonds al te rekenen dat het morgen om deze tijd eigenlijk pas negen uur is. Dat nutteloze rekensommetje laat me de hele avond niet meer los. Ik trakteer mezelf op de aangename gedachte dat ik een ‘lang weekend’ heb en stel me daarmee in op een zee aan extra tijd. Nu heb ik al niet de gewoonte om erg vroeg naar bed te gaan, maar op de avond voorafgaand aan de wintertijd gaat het helemaal mis met me. Om een uur of een - gemiddelde bedtijd voor deze dame - rekent mijn dolende brein me voor dat de dag er pas net opzit. Twaalf uur! Wie gaat er nu om twaalf uur naar bed? Toch niet deze nachtbraakster die zich niet meer heugen kan wanneer ze voor het laatst ‘Gutennacht Freunde’ van Reinhard Mey tussen de lakens heeft gehoord. Bovendien redeneer ik verder; morgen heb ik een uurtje extra om uit te slapen, dus what the heck, the night is still young. De volgende morgen slaat de verwarring dan pas goed toe. Mijn wekker is van het type dat zichzelf op de juiste tijd houdt. Die heeft zich - diep in de nacht en zonder mijn interventie - naar de wintertijd geschakeld. Bij het ontwaken, stel ik daarom tevreden vast dat ik er, ondanks mijn late naar bed gaan, toch nog redelijk vroeg uit ben. Als ik op dat moment was gaan doen wat ik andere jaren als eerste deed, had ik mezelf een behoorlijk ontregelde dag bespaard. Maar nee, in plaats van alle klokken in mijn huis van de nieuwe tijd te voorzien, begon ik aan een landerige (vroege?) zondagmorgen met grote restanten van de weekendkranten en het uitgebreid beantwoorden van mijn e-mails. Een digitaal klokje in de keuken heeft zich, net als mijn wekker, op de juiste tijd gesteld. Maar dat geldt niet voor de klok van de thermostaat of die van de magnetron die ik zie als ik naar mijn koffieapparaat loop. Nee, dat is niet de juiste tijd; het is een uur vroeger, stel ik me gerust. Het klopt toch wel dat de klok een uur terug moest? In de kamer hoor ik het familie-erfstuk slaan en als ik de slagen tel, kloppen die niet met wat ik op de digitale klok zie. Opnieuw verwarring. Klokken horen niet van elkaar verschillende informatie te geven. Een vreemde onrust maakt zich van me meester, mede gelet op de dingen die ik me nog had voorgenomen vandaag. Daar had ik, toen ik vanmorgen zo lekker vroeg opstond, toch nog alle tijd voor? Op enig moment kan ik de chaos in de tijdwaarneming niet langer verdragen en zet ik met mijn digitale klokje in de hand alle andere klokken op wintertijd. Veel te laat begin ik aan het schrijven van dit stukje. Waar is in godsnaam dat uur gebleven?
Nel Son
Veel van de chaos in je leven, heb je aan jezelf te danken. Onachtzaamheid, luiheid en toegeven aan trivialiteit zijn op de keper beschouwd toch gewoon eigen keuzen. Hoe gemakkelijk we ook omstandigheden buiten onszelf vinden om de schuld te dragen voor zaken die ons niet welgevallig zijn, we veroorzaken de meeste rampspoed zelf. Met dat herwonnen inzicht loop ik zondagmiddag laat de klokken in mijn huis op wintertijd te zetten. Dat had ik, houd ik mezelf mokkend voor, meteen aan het begin van de dag moeten doen. Bij de overgang van zomer- naar wintertijd kom ik steevast in een kortstondige fase van verwarring terecht. Bij die andere overgang in het voorjaar overigens ook. Dat begint de avond ervoor. In dit geval zit ik om tien uur ‘s avonds al te rekenen dat het morgen om deze tijd eigenlijk pas negen uur is. Dat nutteloze rekensommetje laat me de hele avond niet meer los. Ik trakteer mezelf op de aangename gedachte dat ik een ‘lang weekend’ heb en stel me daarmee in op een zee aan extra tijd. Nu heb ik al niet de gewoonte om erg vroeg naar bed te gaan, maar op de avond voorafgaand aan de wintertijd gaat het helemaal mis met me. Om een uur of een - gemiddelde bedtijd voor deze dame - rekent mijn dolende brein me voor dat de dag er pas net opzit. Twaalf uur! Wie gaat er nu om twaalf uur naar bed? Toch niet deze nachtbraakster die zich niet meer heugen kan wanneer ze voor het laatst ‘Gutennacht Freunde’ van Reinhard Mey tussen de lakens heeft gehoord. Bovendien redeneer ik verder; morgen heb ik een uurtje extra om uit te slapen, dus what the heck, the night is still young. De volgende morgen slaat de verwarring dan pas goed toe. Mijn wekker is van het type dat zichzelf op de juiste tijd houdt. Die heeft zich - diep in de nacht en zonder mijn interventie - naar de wintertijd geschakeld. Bij het ontwaken, stel ik daarom tevreden vast dat ik er, ondanks mijn late naar bed gaan, toch nog redelijk vroeg uit ben. Als ik op dat moment was gaan doen wat ik andere jaren als eerste deed, had ik mezelf een behoorlijk ontregelde dag bespaard. Maar nee, in plaats van alle klokken in mijn huis van de nieuwe tijd te voorzien, begon ik aan een landerige (vroege?) zondagmorgen met grote restanten van de weekendkranten en het uitgebreid beantwoorden van mijn e-mails. Een digitaal klokje in de keuken heeft zich, net als mijn wekker, op de juiste tijd gesteld. Maar dat geldt niet voor de klok van de thermostaat of die van de magnetron die ik zie als ik naar mijn koffieapparaat loop. Nee, dat is niet de juiste tijd; het is een uur vroeger, stel ik me gerust. Het klopt toch wel dat de klok een uur terug moest? In de kamer hoor ik het familie-erfstuk slaan en als ik de slagen tel, kloppen die niet met wat ik op de digitale klok zie. Opnieuw verwarring. Klokken horen niet van elkaar verschillende informatie te geven. Een vreemde onrust maakt zich van me meester, mede gelet op de dingen die ik me nog had voorgenomen vandaag. Daar had ik, toen ik vanmorgen zo lekker vroeg opstond, toch nog alle tijd voor? Op enig moment kan ik de chaos in de tijdwaarneming niet langer verdragen en zet ik met mijn digitale klokje in de hand alle andere klokken op wintertijd. Veel te laat begin ik aan het schrijven van dit stukje. Waar is in godsnaam dat uur gebleven?
Nel Son
Begroting 2010
column Regiobode 22 oktober 2008
Ooit heb ik eens ergens gelezen dat er in Nederland net zo veel politieke functies zijn als er mensen lid zijn van een politieke partij. Da’s handig! Een arbeidsmarkt zonder krapte of overschot. Dat moet een rustig gevoel geven aan de beroepsgroep. Toch is het politieke metier nu niet direct de meest rustige plek van tewerkstelling en je vraagt je onwillekeurig af hoe dat komt. Wat is er de oorzaak van dat politici zich altoos zo onrustig manifesteren? Tuurlijk zal het voor een groot deel liggen aan het persoonstype dat voor dit beroep kiest. Een beginnend Tweede Kamerlid werd ooit door een al langer zittende collega begroet met: "Welkom bij de 150 meest ijdele mensen van Nederland". Met een introverte karakterstructuur zul je niet zo gemakkelijk opteren voor het dienen van de publieke zaak. Zoveel is duidelijk. Daarmee is dan ook verklaard waarom er zoveel naijver, gekonkel en ellebogenwerk voorkomt onder politici. Als mijn collega in de schijnwerpers staat, sta ik in het donker en is het zaak toch minstens even veel licht naar mezelf toe te trekken. Als dat inhoudt dat ik die ander een politieke poets moet bakken, dan is het niet anders. Een beetje tegen een stootje kunnen, hoort er blijkbaar bij. Risico van het vak; je kon toch zo goed leren op school vroeger, plaag ik dan meestal. Nu is dat laatste in de loop van de jaren geen voorwaarde gebleven. Je ziet steeds meer politici op het strijdtoneel verschijnen die geen drie samenhangende zinnen achter elkaar kunnen uitspreken. Voor het functioneren van onze democratie zijn we meer en meer aangewezen op kandidaten die het mbo-niveau nauwelijks ontstijgen. Wie iets meer in zijn of haar mars heeft, kan voor een beter salaris op hele andere arbeidsmarkten terecht. Zonder een bijzondere gedrevenheid op een of ander manier het land te dienen, ga je dan gewoon een keer of anderhalf de Balkenendenorm verdienen. Minimaal! Een andere reden voor de onrust die politici zo aankleeft, kan de houdbaarheid van de eigen functie zijn. Eens in de vier jaar moet het klootjes-kiezersvolk er van overtuigd worden opnieuw op de politieke beroepsbeoefenaar te stemmen. Da’s zoiets als om de vier jaar verplicht solliciteren. Niet echt lekker rustig werken, lijkt me. In die bedreigende situatie is het de kandidaat er alles aan gelegen zo duidelijk mogelijk in beeld te komen. Betrouwbaarheid, slagvaardigheid, kunnen pronken met behaalde resultaten, een four-o-clock-shave en een spleetje tussen de tanden; alles kan helpen om te voorkomen dat het stempel wachtgelder op je gedrukt wordt. Ook rust onder de kiezers is een belangrijke conditie om bij het Arbeidsbureau weg te blijven. Je tegenstanders is er alles aan gelegen, jouw politieke carrière in een kwaad daglicht te stellen. Dus is het aan jou om er voor te zorgen dat je van onbesproken politiek gedrag bent. Een sluitende begroting en geen of minimale belastingverhogingen zijn daar uitstekende voorwaarden voor. Het meest populair word je uiteraard als je diep in de buidel kunt tasten en je de kiezers een zak met geld meegeeft vlak voor ze het stemlokaal binnengaan. De Begroting 2009 van de Gemeente Rheden lijkt een voorbereiding op de verkiezingen van 2010 te worden. De begroting van het verkiezingsjaar belooft vol weggevertjes te zitten als deze trend zich voortzet. Eens afwachten hoe graag ze willen blijven plakken op het Steegse pluche.
Nel Son
Ooit heb ik eens ergens gelezen dat er in Nederland net zo veel politieke functies zijn als er mensen lid zijn van een politieke partij. Da’s handig! Een arbeidsmarkt zonder krapte of overschot. Dat moet een rustig gevoel geven aan de beroepsgroep. Toch is het politieke metier nu niet direct de meest rustige plek van tewerkstelling en je vraagt je onwillekeurig af hoe dat komt. Wat is er de oorzaak van dat politici zich altoos zo onrustig manifesteren? Tuurlijk zal het voor een groot deel liggen aan het persoonstype dat voor dit beroep kiest. Een beginnend Tweede Kamerlid werd ooit door een al langer zittende collega begroet met: "Welkom bij de 150 meest ijdele mensen van Nederland". Met een introverte karakterstructuur zul je niet zo gemakkelijk opteren voor het dienen van de publieke zaak. Zoveel is duidelijk. Daarmee is dan ook verklaard waarom er zoveel naijver, gekonkel en ellebogenwerk voorkomt onder politici. Als mijn collega in de schijnwerpers staat, sta ik in het donker en is het zaak toch minstens even veel licht naar mezelf toe te trekken. Als dat inhoudt dat ik die ander een politieke poets moet bakken, dan is het niet anders. Een beetje tegen een stootje kunnen, hoort er blijkbaar bij. Risico van het vak; je kon toch zo goed leren op school vroeger, plaag ik dan meestal. Nu is dat laatste in de loop van de jaren geen voorwaarde gebleven. Je ziet steeds meer politici op het strijdtoneel verschijnen die geen drie samenhangende zinnen achter elkaar kunnen uitspreken. Voor het functioneren van onze democratie zijn we meer en meer aangewezen op kandidaten die het mbo-niveau nauwelijks ontstijgen. Wie iets meer in zijn of haar mars heeft, kan voor een beter salaris op hele andere arbeidsmarkten terecht. Zonder een bijzondere gedrevenheid op een of ander manier het land te dienen, ga je dan gewoon een keer of anderhalf de Balkenendenorm verdienen. Minimaal! Een andere reden voor de onrust die politici zo aankleeft, kan de houdbaarheid van de eigen functie zijn. Eens in de vier jaar moet het klootjes-kiezersvolk er van overtuigd worden opnieuw op de politieke beroepsbeoefenaar te stemmen. Da’s zoiets als om de vier jaar verplicht solliciteren. Niet echt lekker rustig werken, lijkt me. In die bedreigende situatie is het de kandidaat er alles aan gelegen zo duidelijk mogelijk in beeld te komen. Betrouwbaarheid, slagvaardigheid, kunnen pronken met behaalde resultaten, een four-o-clock-shave en een spleetje tussen de tanden; alles kan helpen om te voorkomen dat het stempel wachtgelder op je gedrukt wordt. Ook rust onder de kiezers is een belangrijke conditie om bij het Arbeidsbureau weg te blijven. Je tegenstanders is er alles aan gelegen, jouw politieke carrière in een kwaad daglicht te stellen. Dus is het aan jou om er voor te zorgen dat je van onbesproken politiek gedrag bent. Een sluitende begroting en geen of minimale belastingverhogingen zijn daar uitstekende voorwaarden voor. Het meest populair word je uiteraard als je diep in de buidel kunt tasten en je de kiezers een zak met geld meegeeft vlak voor ze het stemlokaal binnengaan. De Begroting 2009 van de Gemeente Rheden lijkt een voorbereiding op de verkiezingen van 2010 te worden. De begroting van het verkiezingsjaar belooft vol weggevertjes te zitten als deze trend zich voortzet. Eens afwachten hoe graag ze willen blijven plakken op het Steegse pluche.
Nel Son
Jeuk is erger dan pijn
column Regiobode 15 oktober 2008
Het had niet veel gescheeld of onze zorgzame overheid had zich over het klimaat in mijn kleine werkkamer ontfermd. Dan was dit stukje voor de krant er mogelijk heel anders uit komen te zien. Minder verfijnd, minder afgewogen, wat korzeliger, iets geïrriteerder van toon. Zo kent u mij niet en de reden daarvoor is simpel. In de asbak op vijf centimeter van mijn toetsenbord brandt een sigaret en de rook kringelt zo nu en dan sierlijk voorbij mijn beeldscherm. Als ik nadenk over en volgende zin, neem ik even een trekje en hup, daar zijn de woordjes al die ik met u wil delen. Roken is ongezond, een nare verslaving en zeker als je - zoals ik de afgelopen week - van een verkoudheid mag genieten vormt het een bijzondere bijdrage aan hoest- en snotterbuien. Ik zal niemand het recht ontzeggen een rookvrij leven te leven. Van mij heeft u geen last. Waar ik echter last van heb is de overmatige regelzucht rond het roken, die zijn hoogtepunt heeft gevonden in de wetgeving die per 1 juli van kracht is geworden. We mogen niet meer roken in de horeca en hiep, hiep, hoera; sindsdien zijn alle café’s voortaan de blije ontmoetingshavens van alles wat last van rook heeft. De astmaverenigingen, COPD-lijders en emfyseempatiënten hangen sindsdien en masse aan de bar en zuipen zich aanvullend een levercirrose. Was het maar waar, hoor ik menig kroegbaas denken. Nu ben ik zelf niet zo’n frequente bezoekster van de horeca, maar - eerlijk is eerlijk - ik kwam wel eens in een restaurant of café. De keren dat ik dat deed na 1 juli, heb ook ik mijn nicotinebehoefte aan of bij de betreffende voordeur bevredigd. Een uiterst schandelijke ervaring waar je een beetje een smoezelig gevoel aan overhoudt, maar dat zal de bedoeling zijn. Rokers zijn per 1 juli tot officiële zielenpieten verklaard. We zijn de nieuwe paria’s geworden, de out-casts van de samenleving. Zwakke persoonlijkheden die onze driften niet goed onder bedwang hebben. Laat dat eens allemaal honderd procent waar zijn; dan nog vind ik het geen pas geven dat ik voortaan mijn schadelijke lusten onder de meest erbarmelijke omstandigheden moet botvieren. Ik ben - door mijn verslaving mogelijk nog meer dan de gemiddelde Nederlander - belastingbetaler in dit land en eis dat mijn rookplekje van enig comfort is voorzien. De rookplek bij menig kantoor of andere tewerkstellingslocatie heeft ook al de uitstraling van een strafkamp of ander penitentiair bedoelde behuizing. Waar is de zorgplicht van onze overheid voor de roker, vraag ik me af. De wet bepaalt dat iedereen recht heeft op een rookvrije werkplek, maar de maker van de wet laat de uitvoering over aan de bedrijven waar mensen werken. Zoals kroegbazen bijvoorbeeld. Waarom krijgen ze geen steun van de overheid om voorzieningen te treffen voor rokers en niet-rokers? Internationale verdragen verbieden het om rokers te discrimineren. Maar wat is de praktijk? Rookplekken zijn de meest mensonterende stukjes aarde geworden. Ik ga niet meer naar het café, restaurants bezoek ik mondjesmaat. Op mijn werkkamer mag ik nog roken al had onze minister ook dat graag verboden. Van roken ga je dood, staat er op mijn pakje. Van onze christelijk-rode coalitie met zijn bedilzucht krijg ik jeuk. Da’s zoals bekend erger dan pijn.
Nel Son
Het had niet veel gescheeld of onze zorgzame overheid had zich over het klimaat in mijn kleine werkkamer ontfermd. Dan was dit stukje voor de krant er mogelijk heel anders uit komen te zien. Minder verfijnd, minder afgewogen, wat korzeliger, iets geïrriteerder van toon. Zo kent u mij niet en de reden daarvoor is simpel. In de asbak op vijf centimeter van mijn toetsenbord brandt een sigaret en de rook kringelt zo nu en dan sierlijk voorbij mijn beeldscherm. Als ik nadenk over en volgende zin, neem ik even een trekje en hup, daar zijn de woordjes al die ik met u wil delen. Roken is ongezond, een nare verslaving en zeker als je - zoals ik de afgelopen week - van een verkoudheid mag genieten vormt het een bijzondere bijdrage aan hoest- en snotterbuien. Ik zal niemand het recht ontzeggen een rookvrij leven te leven. Van mij heeft u geen last. Waar ik echter last van heb is de overmatige regelzucht rond het roken, die zijn hoogtepunt heeft gevonden in de wetgeving die per 1 juli van kracht is geworden. We mogen niet meer roken in de horeca en hiep, hiep, hoera; sindsdien zijn alle café’s voortaan de blije ontmoetingshavens van alles wat last van rook heeft. De astmaverenigingen, COPD-lijders en emfyseempatiënten hangen sindsdien en masse aan de bar en zuipen zich aanvullend een levercirrose. Was het maar waar, hoor ik menig kroegbaas denken. Nu ben ik zelf niet zo’n frequente bezoekster van de horeca, maar - eerlijk is eerlijk - ik kwam wel eens in een restaurant of café. De keren dat ik dat deed na 1 juli, heb ook ik mijn nicotinebehoefte aan of bij de betreffende voordeur bevredigd. Een uiterst schandelijke ervaring waar je een beetje een smoezelig gevoel aan overhoudt, maar dat zal de bedoeling zijn. Rokers zijn per 1 juli tot officiële zielenpieten verklaard. We zijn de nieuwe paria’s geworden, de out-casts van de samenleving. Zwakke persoonlijkheden die onze driften niet goed onder bedwang hebben. Laat dat eens allemaal honderd procent waar zijn; dan nog vind ik het geen pas geven dat ik voortaan mijn schadelijke lusten onder de meest erbarmelijke omstandigheden moet botvieren. Ik ben - door mijn verslaving mogelijk nog meer dan de gemiddelde Nederlander - belastingbetaler in dit land en eis dat mijn rookplekje van enig comfort is voorzien. De rookplek bij menig kantoor of andere tewerkstellingslocatie heeft ook al de uitstraling van een strafkamp of ander penitentiair bedoelde behuizing. Waar is de zorgplicht van onze overheid voor de roker, vraag ik me af. De wet bepaalt dat iedereen recht heeft op een rookvrije werkplek, maar de maker van de wet laat de uitvoering over aan de bedrijven waar mensen werken. Zoals kroegbazen bijvoorbeeld. Waarom krijgen ze geen steun van de overheid om voorzieningen te treffen voor rokers en niet-rokers? Internationale verdragen verbieden het om rokers te discrimineren. Maar wat is de praktijk? Rookplekken zijn de meest mensonterende stukjes aarde geworden. Ik ga niet meer naar het café, restaurants bezoek ik mondjesmaat. Op mijn werkkamer mag ik nog roken al had onze minister ook dat graag verboden. Van roken ga je dood, staat er op mijn pakje. Van onze christelijk-rode coalitie met zijn bedilzucht krijg ik jeuk. Da’s zoals bekend erger dan pijn.
Nel Son
Getting you where?
column Regiobode 8 oktober 2008
Het zal u wellicht niet verbazen dat bij de schrijfster van deze stukjes de economische kennis wat onderontwikkeld is. Er loopt een soort waterscheiding door Nederland (en de rest van de wereld, vermoed ik) als het om kennis gaat. Je hebt de ‘taaltypjes’ zoals ondergetekende en de ‘rekentypjes’. Beta’s en Alfa’s. Voor die laatste zijn het momenteel boeiende tijden. Zelf had ik jarenlang moeite om debet en credit uit elkaar te houden. Tot het moment dat iemand me het ezelsbruggetje leerde dat in debet de ‘d’ van ‘dokken’ zat en je de ‘cr’ van credit ook kon lezen als de ‘kr’ van ‘krijgen’. Sindsdien gaat het iets beter met me, maar het helpt niet veel bij het doorgronden van het economische oproer van de laatste weken. Nu Wouter Bos in één weekend 45.000 nieuwe ambtenaren heeft aangenomen en we voor duizend euro per persoon mede-eigenaar zijn geworden van Fortisbank en restantjes ABN-Amro, probeer ik het maar op mijn eigen manier een beetje te snappen. Ik gebruik daar altijd de bakker-analogie voor. Eens per week kom ik bij mijn bakker en de economische activiteit die ik daar verricht, probeer ik als voorbeeld uit op wat er in de rest van de monetaire wereld gebeurt. Stel: ABN-Amro is een grof volkoren. Enige tijd geleden kocht Fortis dat brood voor 25 miljard. Dat geld zit nu bij de bakker in de kassa. Lekker stukje omzet. Tot zover begrijp ik er alles aan. Een paar weken later koopt Wouter bos dat grof volkoren over van Fortis, inclusief Fortis zelf, voor 18 miljard. Hier begint het me al te duizelen. In welke kassa-lade komt dat bedrag nu terecht? Bij de Belgische bakker, zijnde het buitenlandse restantje van Fortis, als ik mezelf nog een beetje kan volgen. Lijkt me nogal wiedes dat je voor een oud brood minder betaalt dan voor een vers brood, maar dat Wouter voor de genoemde 18 miljard ook meteen de hele Hollandse bakkerijketen koopt, vind ik een miraculeuze transactie. Misschien moet je het een slimme deal noemen, maar wat ik me afvraag is hoe die Belgische bakker het kasverschil gaat oplossen. Inmiddels weten we dat een Franse bakker voor wat kruimelmiljarden het halfje bruin dat nog in België in de schappen lag, heeft gekocht. Blijft mijn vraag over hoe vaak je een oud brood kunt verkopen voor steeds minder geld. En: wie loopt er nu met die 25 miljard in de zak van de aankoop van dat verse brood. Die bakker is inmiddels hofleverancier geworden door de aankoop van Wouter. Heeft Wouter dan ook die kassa-lade met dat bedrag gekocht? Heeft hij voor 18 miljard de hele bakker gekocht, inclusief de kassa met 25 miljard? Kijk, hier gaat het voor dit ‘taaltypje’ dus helemaal mis. Mijn houvast dat ik in de vergelijking met de bakker probeerde te vinden, leidt me een donker bos in. Behalve dat ik daar door de bomen behalve het bos ook Wouter helemaal kwijtraak, vrees ik er Belgische bakkers te ontmoeten die op oorlogspad zijn. Oorlog is de voortzetting van diplomatie met andere middelen zei ooit een monter strateeg. Ik vraag me af waar we terecht komen als de wereld om me heen ingewikkelder wordt dan het kopen van een brood bij de bakker. Had Fortis nog de onbestemde, maar indertijd hoopvol klinkende reclameboodschap ‘Getting you there’, voor mij is het inmiddels een angstige vraag geworden waar we uitkomen. Voorlopig lijkt het me een goed plan om de broodprijzen in de gaten te houden. Dat kan ik nog net overzien.
Nel Son
Het zal u wellicht niet verbazen dat bij de schrijfster van deze stukjes de economische kennis wat onderontwikkeld is. Er loopt een soort waterscheiding door Nederland (en de rest van de wereld, vermoed ik) als het om kennis gaat. Je hebt de ‘taaltypjes’ zoals ondergetekende en de ‘rekentypjes’. Beta’s en Alfa’s. Voor die laatste zijn het momenteel boeiende tijden. Zelf had ik jarenlang moeite om debet en credit uit elkaar te houden. Tot het moment dat iemand me het ezelsbruggetje leerde dat in debet de ‘d’ van ‘dokken’ zat en je de ‘cr’ van credit ook kon lezen als de ‘kr’ van ‘krijgen’. Sindsdien gaat het iets beter met me, maar het helpt niet veel bij het doorgronden van het economische oproer van de laatste weken. Nu Wouter Bos in één weekend 45.000 nieuwe ambtenaren heeft aangenomen en we voor duizend euro per persoon mede-eigenaar zijn geworden van Fortisbank en restantjes ABN-Amro, probeer ik het maar op mijn eigen manier een beetje te snappen. Ik gebruik daar altijd de bakker-analogie voor. Eens per week kom ik bij mijn bakker en de economische activiteit die ik daar verricht, probeer ik als voorbeeld uit op wat er in de rest van de monetaire wereld gebeurt. Stel: ABN-Amro is een grof volkoren. Enige tijd geleden kocht Fortis dat brood voor 25 miljard. Dat geld zit nu bij de bakker in de kassa. Lekker stukje omzet. Tot zover begrijp ik er alles aan. Een paar weken later koopt Wouter bos dat grof volkoren over van Fortis, inclusief Fortis zelf, voor 18 miljard. Hier begint het me al te duizelen. In welke kassa-lade komt dat bedrag nu terecht? Bij de Belgische bakker, zijnde het buitenlandse restantje van Fortis, als ik mezelf nog een beetje kan volgen. Lijkt me nogal wiedes dat je voor een oud brood minder betaalt dan voor een vers brood, maar dat Wouter voor de genoemde 18 miljard ook meteen de hele Hollandse bakkerijketen koopt, vind ik een miraculeuze transactie. Misschien moet je het een slimme deal noemen, maar wat ik me afvraag is hoe die Belgische bakker het kasverschil gaat oplossen. Inmiddels weten we dat een Franse bakker voor wat kruimelmiljarden het halfje bruin dat nog in België in de schappen lag, heeft gekocht. Blijft mijn vraag over hoe vaak je een oud brood kunt verkopen voor steeds minder geld. En: wie loopt er nu met die 25 miljard in de zak van de aankoop van dat verse brood. Die bakker is inmiddels hofleverancier geworden door de aankoop van Wouter. Heeft Wouter dan ook die kassa-lade met dat bedrag gekocht? Heeft hij voor 18 miljard de hele bakker gekocht, inclusief de kassa met 25 miljard? Kijk, hier gaat het voor dit ‘taaltypje’ dus helemaal mis. Mijn houvast dat ik in de vergelijking met de bakker probeerde te vinden, leidt me een donker bos in. Behalve dat ik daar door de bomen behalve het bos ook Wouter helemaal kwijtraak, vrees ik er Belgische bakkers te ontmoeten die op oorlogspad zijn. Oorlog is de voortzetting van diplomatie met andere middelen zei ooit een monter strateeg. Ik vraag me af waar we terecht komen als de wereld om me heen ingewikkelder wordt dan het kopen van een brood bij de bakker. Had Fortis nog de onbestemde, maar indertijd hoopvol klinkende reclameboodschap ‘Getting you there’, voor mij is het inmiddels een angstige vraag geworden waar we uitkomen. Voorlopig lijkt het me een goed plan om de broodprijzen in de gaten te houden. Dat kan ik nog net overzien.
Nel Son
First class
column Regiobode 1 oktober 2008
"En da’s toch weer een bijzondere avond als de dames door een hoofdconducteur om kaartcontrole worden gevraagd." Hij vult met gemak de deur naar onze eerste-klascoupé en monstert ons om te zien hoe zijn opmerking valt. We reizen met vijf vriendinnen in een late trein uit het verre noorden van het land huiswaarts. Een drukke shoppingdag in de benen, zijn we net neergestreken in het pluche van de NS. Mijn vriendinnen zijn ervaren reizigster met het openbaar vervoer. Die hebben zich via de NS Herfsttoer in koppels van twee voorzien van eerste klastickets voor een prijs die nog onder mijn tweede klas dagretourtje ligt. Slimme meiden, altijd al geweest. Dat mijn aankoop me geen recht geeft met hen in dezelfde coupé terug te reizen is voor de dames geen argument om met mij in de tweede klasse te gaan zitten. We zijn vanaf verschillende stations in het land aangekomen en pas op de weg naar huis word ik met mijn oneconomische aankoop geconfronteerd. Èn met mijn gezagsgetrouwheid, want vanaf hun eerste wegwuivende gebaren over mijn foute treinkaartje, zit ik me al te bedenken wat ik tegen de conducteur ga zeggen. Daar staat hij nu en zet een knip in die voordelige Herfsttoerkaartjes van mijn reisgezelschap. Zelf maak ik nog geen aanstalten mijn kaartje te voorschijn te halen. "Ik reis maar een paar keer per jaar op dit traject," vervolgt de hoogopgeleide kaartjesknipper, "en altijd gebeurt er wel iets bijzonders. Vroeg me af wat het vanavond zou zijn." Hij doelt op een komisch misverstand op het station. Een paar minuten voor vertrek vult zich de trein die op perron 2b staat. Dan klinkt de stem van een jonge dame uit de stationsomroepinstallatie. Onze trein vertrekt vanaf perron 4b, zo deelt ze ons mee. We verlaten onze coupé en lopen met de andere passagiers naar de gereedstaande trein op perron 4b. Een beetje doorlopen doen we allemaal, want er resten nog slecht luttele minuten. Bij de eerste open deur van de trein op perron 4b staat een besnorde conducteur die ons verzekert dat zijn trein niet naar onze bestemming reist en verwijst ons terug naar perron 2b. Nog maar een paar passen van hem verwijderd, klinkt opnieuw de stem van de charmante omroepster. We moeten toch echt op 4b zijn! Omgedraaid zien we de conducteur inmiddels met zijn mobiel aan het oor staan. Hij maakt zich breed in de treindeur en steekt zelfs een been uit als een mannelijke passagier denkt dat er nog ruimte is om toch in te stappen. Nee, heus: op 2b staat onze trein. Dit is nog eens een leuke variant op het rondje om de kerk, beseffen we en doen nog een ‘rondje perron’. Van onze hoofdconducteur horen we nu dat hij de machinist uit de trein op 4b naar de onze op 2b heeft laten lopen. "Over het spoor, zonder geel hesje en stampvoetend", weet hij zeker. "Vroeger," vervolgt hij, "en da’s nog niet zo lang geleden, waren we één bedrijf. Dan belde je nummer 101 en kreeg je iemand aan de lijn die kon zien waar je stond. Nu moet ik een nummer bellen in Eindhoven en die gaan dan voor je uitzoeken wat er aan de hand is." Zijn woordenstroom is niet te stuiten en we zijn met ons vijven bijna een uur een gewillig gehoor voor zijn verhalen. Over zijn carrièremove uit de kopieerbranche naar de NS waar hij wèl weer uitdaging vond. Over zijn vrije en afwisselende beroep. Over de rode bies op zijn jas; een kleur die vroeger alleen door machinisten (‘meesters!’) gedragen werd en de bedrijfskleding die tegenwoordig uit China komt en waarvan je jeuk krijgt. Als ik mijn overstapstation bereik en afscheid moet nemen van mijn vriendinnen, heeft hij mijn kaartje nog niet gevraagd. Het laatste stukje naar huis reis ik braaf tweede klasse.
Nel Son
"En da’s toch weer een bijzondere avond als de dames door een hoofdconducteur om kaartcontrole worden gevraagd." Hij vult met gemak de deur naar onze eerste-klascoupé en monstert ons om te zien hoe zijn opmerking valt. We reizen met vijf vriendinnen in een late trein uit het verre noorden van het land huiswaarts. Een drukke shoppingdag in de benen, zijn we net neergestreken in het pluche van de NS. Mijn vriendinnen zijn ervaren reizigster met het openbaar vervoer. Die hebben zich via de NS Herfsttoer in koppels van twee voorzien van eerste klastickets voor een prijs die nog onder mijn tweede klas dagretourtje ligt. Slimme meiden, altijd al geweest. Dat mijn aankoop me geen recht geeft met hen in dezelfde coupé terug te reizen is voor de dames geen argument om met mij in de tweede klasse te gaan zitten. We zijn vanaf verschillende stations in het land aangekomen en pas op de weg naar huis word ik met mijn oneconomische aankoop geconfronteerd. Èn met mijn gezagsgetrouwheid, want vanaf hun eerste wegwuivende gebaren over mijn foute treinkaartje, zit ik me al te bedenken wat ik tegen de conducteur ga zeggen. Daar staat hij nu en zet een knip in die voordelige Herfsttoerkaartjes van mijn reisgezelschap. Zelf maak ik nog geen aanstalten mijn kaartje te voorschijn te halen. "Ik reis maar een paar keer per jaar op dit traject," vervolgt de hoogopgeleide kaartjesknipper, "en altijd gebeurt er wel iets bijzonders. Vroeg me af wat het vanavond zou zijn." Hij doelt op een komisch misverstand op het station. Een paar minuten voor vertrek vult zich de trein die op perron 2b staat. Dan klinkt de stem van een jonge dame uit de stationsomroepinstallatie. Onze trein vertrekt vanaf perron 4b, zo deelt ze ons mee. We verlaten onze coupé en lopen met de andere passagiers naar de gereedstaande trein op perron 4b. Een beetje doorlopen doen we allemaal, want er resten nog slecht luttele minuten. Bij de eerste open deur van de trein op perron 4b staat een besnorde conducteur die ons verzekert dat zijn trein niet naar onze bestemming reist en verwijst ons terug naar perron 2b. Nog maar een paar passen van hem verwijderd, klinkt opnieuw de stem van de charmante omroepster. We moeten toch echt op 4b zijn! Omgedraaid zien we de conducteur inmiddels met zijn mobiel aan het oor staan. Hij maakt zich breed in de treindeur en steekt zelfs een been uit als een mannelijke passagier denkt dat er nog ruimte is om toch in te stappen. Nee, heus: op 2b staat onze trein. Dit is nog eens een leuke variant op het rondje om de kerk, beseffen we en doen nog een ‘rondje perron’. Van onze hoofdconducteur horen we nu dat hij de machinist uit de trein op 4b naar de onze op 2b heeft laten lopen. "Over het spoor, zonder geel hesje en stampvoetend", weet hij zeker. "Vroeger," vervolgt hij, "en da’s nog niet zo lang geleden, waren we één bedrijf. Dan belde je nummer 101 en kreeg je iemand aan de lijn die kon zien waar je stond. Nu moet ik een nummer bellen in Eindhoven en die gaan dan voor je uitzoeken wat er aan de hand is." Zijn woordenstroom is niet te stuiten en we zijn met ons vijven bijna een uur een gewillig gehoor voor zijn verhalen. Over zijn carrièremove uit de kopieerbranche naar de NS waar hij wèl weer uitdaging vond. Over zijn vrije en afwisselende beroep. Over de rode bies op zijn jas; een kleur die vroeger alleen door machinisten (‘meesters!’) gedragen werd en de bedrijfskleding die tegenwoordig uit China komt en waarvan je jeuk krijgt. Als ik mijn overstapstation bereik en afscheid moet nemen van mijn vriendinnen, heeft hij mijn kaartje nog niet gevraagd. Het laatste stukje naar huis reis ik braaf tweede klasse.
Nel Son
Behoudzucht
column Regiobode 24 september 2008
Ik doe het niet vaak. Eigenlijk heb ik het tot vandaag nog nooit gedaan. Ik meende te kunnen volstaan met wat ik altijd deed. Om mijn rol als mondige burgeres goed te vervullen lees ik de krant. Verder luister ik luister braaf naar Radio Eén en spel ik de lokale suffertjes, zoals dit advertentieblaadje, van voor tot achter. Dan ben je toch redelijk goed geïnformeerd, zou je zeggen. Gekoppeld aan een tamelijke algemene ontwikkeling en een beetje oog voor list en bedrog, voelde ik me tot nu toe een ‘vrouw van de wereld’. Zo eentje die niet gemakkelijk van haar stuk te brengen is en wel weet waar Abraham de mosterd haalt. Nou, mooi niet! Als vaste lezer van mijn stukjes, kent u me als een kritische beschouwster van het lokale bestuur. Dankbaar onderwerp voor kopij en altoos inspiratiebron voor een priemende vinger op een nieuwe zere plek. Mij maken ze niks meer wijs, moet ook u regelmatig gedacht hebben, als ik onze dorpspolitici weer eens onder uit de zak kon geven. Maar vandaag is het ze gelukt! Ik sta met mijn mond vol tanden, beken ik hier ruiterlijk. Had ik van de Rhedense Gemeenteraad al wel het idee dat het een stelletje democratisch gekozen randdebielen waren, ik had werkelijk geen notie dat ze ook als zodanig behandeld worden. Hoe ik daar nu zo ineens achter kom? Via de website van de Gemeente Rheden zelf. Zoals ik al zei, ik kijk daar eigenlijk nooit op, maar na een paar verveelde klikken op een landerige zondagmiddag, belandde ik bij de stukken voor de Raadsvergadering van 30 september aanstaande. Je denkt zo gemakkelijk dat je er baat bij hebt je horizon te verbreden en nog een informatiebron aan je mediaconsumptie toe te voegen. Had ik het maar nooit gedaan! Een van de onderwerpen waarover de Rhedense volksvertegenwoordigers moeten beslissen eind september is de lieve som van 175.000 eurietjes voor wat ooit het Hart van Dieren heette. U weet wel, de plannen voor weg en spoor onder Dieren door waarvoor ze het geld in Den Haag inmiddels voor iets anders bestemd hebben. In een laatste roekeloze rit om de hete brei heen, is Rheden doende met het maken van voorstellen, waarvoor ze nog een paar stuivers hopen te vangen. Dat maken van die plannen kost blijkbaar ook al geld en de twee ton die inmiddels in de plannenmakerij zijn verdwenen, zijn nog niet genoeg. In het voorstel aan de Raad schrijven B&W onomwonden waar die twee ton gebleven zijn. "Hiervoor is externe deskundigheid ingehuurd op diverse terreinen en is door middel van diverse bijeenkomsten, waaronder de Tafel van 10, overleg gevoerd met de plaatselijke
belangenverenigingen en inwoners." Even waren de bestuurders bang dat ze op die twee ton nog een tonnetje tekort zouden komen, maar dat viel gelukkig mee. Het budget werd ‘maar’ met 30 mille overschreden. Nadere plannenmakerij is nodig en de rekening daarvoor bedraagt 145.000 euro. Of de Raad dus maar akkoord wil gaan met 175.000 euro belastinggeld voor externe deskundigheid en overleg! Zelf schoffeer ik graag een gemeenteraadslid van tijd tot tijd, maar de openlijke minachting die uit dit voorstel spreekt, gaat werkelijk alle perken te buiten. Dit zullen ze zich toch niet laten welgevallen, onze raadsdebielen? Omdat ik er niet gerust op ben lees ik vanaf 1 oktober geen krant meer en blokkeer ik de site van de Gemeente Rheden op mijn computer. Voor het behoud van een beetje eigenwaarde zit er niks anders op.
Nel Son
Ik doe het niet vaak. Eigenlijk heb ik het tot vandaag nog nooit gedaan. Ik meende te kunnen volstaan met wat ik altijd deed. Om mijn rol als mondige burgeres goed te vervullen lees ik de krant. Verder luister ik luister braaf naar Radio Eén en spel ik de lokale suffertjes, zoals dit advertentieblaadje, van voor tot achter. Dan ben je toch redelijk goed geïnformeerd, zou je zeggen. Gekoppeld aan een tamelijke algemene ontwikkeling en een beetje oog voor list en bedrog, voelde ik me tot nu toe een ‘vrouw van de wereld’. Zo eentje die niet gemakkelijk van haar stuk te brengen is en wel weet waar Abraham de mosterd haalt. Nou, mooi niet! Als vaste lezer van mijn stukjes, kent u me als een kritische beschouwster van het lokale bestuur. Dankbaar onderwerp voor kopij en altoos inspiratiebron voor een priemende vinger op een nieuwe zere plek. Mij maken ze niks meer wijs, moet ook u regelmatig gedacht hebben, als ik onze dorpspolitici weer eens onder uit de zak kon geven. Maar vandaag is het ze gelukt! Ik sta met mijn mond vol tanden, beken ik hier ruiterlijk. Had ik van de Rhedense Gemeenteraad al wel het idee dat het een stelletje democratisch gekozen randdebielen waren, ik had werkelijk geen notie dat ze ook als zodanig behandeld worden. Hoe ik daar nu zo ineens achter kom? Via de website van de Gemeente Rheden zelf. Zoals ik al zei, ik kijk daar eigenlijk nooit op, maar na een paar verveelde klikken op een landerige zondagmiddag, belandde ik bij de stukken voor de Raadsvergadering van 30 september aanstaande. Je denkt zo gemakkelijk dat je er baat bij hebt je horizon te verbreden en nog een informatiebron aan je mediaconsumptie toe te voegen. Had ik het maar nooit gedaan! Een van de onderwerpen waarover de Rhedense volksvertegenwoordigers moeten beslissen eind september is de lieve som van 175.000 eurietjes voor wat ooit het Hart van Dieren heette. U weet wel, de plannen voor weg en spoor onder Dieren door waarvoor ze het geld in Den Haag inmiddels voor iets anders bestemd hebben. In een laatste roekeloze rit om de hete brei heen, is Rheden doende met het maken van voorstellen, waarvoor ze nog een paar stuivers hopen te vangen. Dat maken van die plannen kost blijkbaar ook al geld en de twee ton die inmiddels in de plannenmakerij zijn verdwenen, zijn nog niet genoeg. In het voorstel aan de Raad schrijven B&W onomwonden waar die twee ton gebleven zijn. "Hiervoor is externe deskundigheid ingehuurd op diverse terreinen en is door middel van diverse bijeenkomsten, waaronder de Tafel van 10, overleg gevoerd met de plaatselijke
belangenverenigingen en inwoners." Even waren de bestuurders bang dat ze op die twee ton nog een tonnetje tekort zouden komen, maar dat viel gelukkig mee. Het budget werd ‘maar’ met 30 mille overschreden. Nadere plannenmakerij is nodig en de rekening daarvoor bedraagt 145.000 euro. Of de Raad dus maar akkoord wil gaan met 175.000 euro belastinggeld voor externe deskundigheid en overleg! Zelf schoffeer ik graag een gemeenteraadslid van tijd tot tijd, maar de openlijke minachting die uit dit voorstel spreekt, gaat werkelijk alle perken te buiten. Dit zullen ze zich toch niet laten welgevallen, onze raadsdebielen? Omdat ik er niet gerust op ben lees ik vanaf 1 oktober geen krant meer en blokkeer ik de site van de Gemeente Rheden op mijn computer. Voor het behoud van een beetje eigenwaarde zit er niks anders op.
Nel Son
Amsterdam aan de IJssel
column Regiobode 17 september 2008
‘Amsterdam die mooie stad, met hoeveel letters schrijf je dat’, herinner ik me als een rijmend raadseltje uit mijn jeugd. De allerslimsten dachten dat het antwoord vier moest zijn, vanwege de gangbare afkorting ‘A’dam’, maar hadden het uiteraard mis. ‘Dat’, waar daar ging de vraag over, schrijf je namelijk gewoon met drie letters. Er is een tijd in onze ontwikkeling van kind tot volwassene dat we enorm verzot zijn op dit soort melige mopjes. Kinderen van een jaar of acht, negen kunnen zich dagenlang bescheuren over hoe ze op weg naar het strand een straatnaambordje Strandweg tegenkomen en dan maar weer omkeren omdat het strand er klaarblijkelijk niet meer is. Het format laat zich tot in eindeloze voorspelbaarheid herhalen met Kerkweg, Stationsweg, Beekweg, Schoolweg, Broekweg (pikant!), Straatweg en ga zo maar door. Als volwassenen zijn we inmiddels vergeten waaruit de aantrekkelijkheid van dit soort humor bestaat. We zien de schooljeugd dan ook met lede ogen hun meligheid over ons uitstorten en kunnen enkel hopen dat ze maar weer snel in een volgende ontwikkelingsfase terechtkomen. Gelukkig gaat dat vanzelf, al blijft het opmerkelijk dat het blijkbaar van alle generaties en tijden is, dat kinderen zich een poosje met dit soort ongein bezig moeten houden. Wat zou het bijdragen aan hun vorming die nodig is om zich later, als ze groot zijn, in de volwassen wereld staande te kunnen houden? Er moet een evolutionaire reden zijn, waarom we leren met flauwe smoesjes om te gaan, bedacht ik me, en die is er ook. Later als we groot zijn, zit het leven namelijk vol met smoezen. Als we al niet als jonge kinderen leren dat absurditeit een logisch bestanddeel van het leven is, redden we het nooit om de wereld om ons heen te verdragen. Kijk alleen maar eens even naar het gehannes met het graven van een nieuwe metrolijn in Amsterdam. Daar verzakken hele rijen huizen en het project zal vele malen duurder worden dan gepland. Iedereen weet dat die mooie stad Amsterdam gebouwd is op palen en dat je daar dus niet ongestraft tussendoor kan boren. Toch halen we onze schouders op en accepteren alles wat er uit de smoezenmachine van de Gemeente Amsterdam en de aannemers over ons uit wordt gestort. De Amsterdammers trekken gedwee hun portemonnee en betalen de verdubbeling of verdrievoudiging van de kosten. Het is als het mopje over de Strandweg, maar dan in de variatie Geldweg. Logisch dat het duurder wordt, zo hebben we in onze ontwikkeling van kind naar volwassene leren begrijpen. We denken niet: was maar nooit aan zoiets onmogelijks begonnen. Soortgelijk zullen de inwoners van de Gemeente Rheden reageren, nu de simpele loods waarin ze hun brandweerauto’s willen stallen, architectonisch wordt opgesmukt. Tuurlijk verdubbelen de bouwkosten van het project aan de Bloemersstraat. Tuurlijk dreigt de VVD dat ze erg boos annex verdrietig zal worden als de gemeentelijke belastingen op onroerend goed daardoor omhoog moeten. Tuurlijk is de wethouder die met dit bouwplan op de proppen kwam inmiddels vanwege een andere affaire opgestapt. Tuurlijk gaan we er dan maar wat meer dure huizen bouwen en komt er minder woonruimte voor starters rond de brandweerkazerne. Tuurlijk hadden we ook de gymzaal van Het Rhedens meteen een paar meter groter kunnen bouwen, zodat er geen sporthal meer nodig was geweest. Tuurlijk, joh; ik lach me een breuk, ik kom niet meer bij. Effe stoppen nu. Ik zak scheef van het lachen. Wat een humor!
Nel Son
‘Amsterdam die mooie stad, met hoeveel letters schrijf je dat’, herinner ik me als een rijmend raadseltje uit mijn jeugd. De allerslimsten dachten dat het antwoord vier moest zijn, vanwege de gangbare afkorting ‘A’dam’, maar hadden het uiteraard mis. ‘Dat’, waar daar ging de vraag over, schrijf je namelijk gewoon met drie letters. Er is een tijd in onze ontwikkeling van kind tot volwassene dat we enorm verzot zijn op dit soort melige mopjes. Kinderen van een jaar of acht, negen kunnen zich dagenlang bescheuren over hoe ze op weg naar het strand een straatnaambordje Strandweg tegenkomen en dan maar weer omkeren omdat het strand er klaarblijkelijk niet meer is. Het format laat zich tot in eindeloze voorspelbaarheid herhalen met Kerkweg, Stationsweg, Beekweg, Schoolweg, Broekweg (pikant!), Straatweg en ga zo maar door. Als volwassenen zijn we inmiddels vergeten waaruit de aantrekkelijkheid van dit soort humor bestaat. We zien de schooljeugd dan ook met lede ogen hun meligheid over ons uitstorten en kunnen enkel hopen dat ze maar weer snel in een volgende ontwikkelingsfase terechtkomen. Gelukkig gaat dat vanzelf, al blijft het opmerkelijk dat het blijkbaar van alle generaties en tijden is, dat kinderen zich een poosje met dit soort ongein bezig moeten houden. Wat zou het bijdragen aan hun vorming die nodig is om zich later, als ze groot zijn, in de volwassen wereld staande te kunnen houden? Er moet een evolutionaire reden zijn, waarom we leren met flauwe smoesjes om te gaan, bedacht ik me, en die is er ook. Later als we groot zijn, zit het leven namelijk vol met smoezen. Als we al niet als jonge kinderen leren dat absurditeit een logisch bestanddeel van het leven is, redden we het nooit om de wereld om ons heen te verdragen. Kijk alleen maar eens even naar het gehannes met het graven van een nieuwe metrolijn in Amsterdam. Daar verzakken hele rijen huizen en het project zal vele malen duurder worden dan gepland. Iedereen weet dat die mooie stad Amsterdam gebouwd is op palen en dat je daar dus niet ongestraft tussendoor kan boren. Toch halen we onze schouders op en accepteren alles wat er uit de smoezenmachine van de Gemeente Amsterdam en de aannemers over ons uit wordt gestort. De Amsterdammers trekken gedwee hun portemonnee en betalen de verdubbeling of verdrievoudiging van de kosten. Het is als het mopje over de Strandweg, maar dan in de variatie Geldweg. Logisch dat het duurder wordt, zo hebben we in onze ontwikkeling van kind naar volwassene leren begrijpen. We denken niet: was maar nooit aan zoiets onmogelijks begonnen. Soortgelijk zullen de inwoners van de Gemeente Rheden reageren, nu de simpele loods waarin ze hun brandweerauto’s willen stallen, architectonisch wordt opgesmukt. Tuurlijk verdubbelen de bouwkosten van het project aan de Bloemersstraat. Tuurlijk dreigt de VVD dat ze erg boos annex verdrietig zal worden als de gemeentelijke belastingen op onroerend goed daardoor omhoog moeten. Tuurlijk is de wethouder die met dit bouwplan op de proppen kwam inmiddels vanwege een andere affaire opgestapt. Tuurlijk gaan we er dan maar wat meer dure huizen bouwen en komt er minder woonruimte voor starters rond de brandweerkazerne. Tuurlijk hadden we ook de gymzaal van Het Rhedens meteen een paar meter groter kunnen bouwen, zodat er geen sporthal meer nodig was geweest. Tuurlijk, joh; ik lach me een breuk, ik kom niet meer bij. Effe stoppen nu. Ik zak scheef van het lachen. Wat een humor!
Nel Son
Aan de slag
column Regiobode 3 september 2008
Is het dan nu eindelijk allemaal voorbij. Jawel; het is over. Na nog een weekendje zomer kunnen we ons gaan focussen op de Kerstdagen en Oud en Nieuw. Vanaf nu gaat het razendsnel, is er geen houden meer aan. De rest van het jaar gaat in vliegende vaart, let op mijn woorden. In minder dan twaalf weken staan we weer met z’n allen bij de supermarkt in lange rijen voor de kassa met de ingrediënten voor het Kerstdiner in onze winkelwagentjes. Zelf denk ik aan iets lichts dit jaar. Geen wild meer, hoewel dat - met al die zwijnen in de bossen om ons heen - een goedkope aanschaf zal zijn. Dat ben ik dan weer ten voeten uit, hè ! Is er een keer een voordeeltje te behalen, laat ik het liggen. Geheel tegen de trend ingaan; ik leer het maar niet af. Zo kan het me ook nooit schelen wat de actuele mode is qua kleur van de kerstballen. Ik doe al jaren dezelfde ballen in de boom. Wie weet zit ik dit jaar een keertje helemaal goed, dat mag je nooit uitsluiten. We zullen het snel genoeg weten, want we gaan hard. Om te beginnen verbleken onze bruingebrande velletjes in hoog tempo. Daarna komen we langzaam de creditcardafschrijvingen van de vakantie te boven. De stamppottentijd is daar altijd een fijne periode voor, want die groenten kosten nooit zoveel. Voor we het weten staan we aan een tochtige kade te zwaaien naar de bisschop uit Myra en zetten we verwachtingsvol onze schoentjes bij de kachel. Ondertussen zijn we allemaal weer gewend aan hoe het is om naar het werk te gaan. Is het ritme hervonden van filerijden en oeverloos vergaderen en zijn de geuren van de Provence, de heuvels van de Toscane en de ontbijtbuffetten van het all-in arrangement in Turkije vage herinneringen geworden. Tuurlijk zijn we al wel bezig geweest met plannen voor de wintersport, moeten we kiezen waar het heengaat in de herfstvakantie en voelen we onze eerste najaarsdepressie opkomen met het steeds vroeger donker worden. De lichte spanning die er iedere herfst is, steekt ook nu de kop op in het vooruitzicht van het jaarlijkse functioneringsgesprek. Met Prinsjesdag nog vers in ons geheugen weten we ook wel dat die salarisverhoging er niet echt in zal zitten. Maar goed; proberen kan altijd en niet geschoten is altijd mis. Dan zijn er nog al die sociale verplichtingen. De bezoekjes aan goede vrienden en familie die we al die vakantiemaanden niet gezien hebben. Zij waren net weg of net terug toen jij net weg of terug was. Zoals ieder jaar zijn er zo weer veel te lange weken verstreken en moet er nodig eens worden bijgepraat. Daarmee vullen we, als we niet opletten, te veel weekenden op een rij en komt het doen van Kerstinkopen in het gedrang. Want dat zal dit jaar toch ook niet anders zijn dan andere jaren? Dat we èn met Sint èn met Kerst wat aan cadeautjes doen. Eigenlijk is de tijd er niet voor, maar het staat zo gezellig en dan doen we met Sint de wat kleinere dingetjes en met Kerst het meer luxe segment presentjes. Ik ben dit jaar weer toe aan wat eau de toilettes, moet ik tijdig laten doorschemeren. Ondertussen moeten al die digitale vakantiefoto’s die nog steeds op de computer staan, worden verwerkt in zo’n mooi maar o zo bewerkelijk on-line fotoalbum. O shit. Bedenk me ineens dat ik ook nog een ticket heb liggen voor zo’n fijne stedenreis om mijn najaarsgarderobe te gaan inkopen. Afijn, de conclusie is helder. Er is geen tijd te verliezen. We moeten als de gesmeerde bliksem aan de slag.
Nel Son
Is het dan nu eindelijk allemaal voorbij. Jawel; het is over. Na nog een weekendje zomer kunnen we ons gaan focussen op de Kerstdagen en Oud en Nieuw. Vanaf nu gaat het razendsnel, is er geen houden meer aan. De rest van het jaar gaat in vliegende vaart, let op mijn woorden. In minder dan twaalf weken staan we weer met z’n allen bij de supermarkt in lange rijen voor de kassa met de ingrediënten voor het Kerstdiner in onze winkelwagentjes. Zelf denk ik aan iets lichts dit jaar. Geen wild meer, hoewel dat - met al die zwijnen in de bossen om ons heen - een goedkope aanschaf zal zijn. Dat ben ik dan weer ten voeten uit, hè ! Is er een keer een voordeeltje te behalen, laat ik het liggen. Geheel tegen de trend ingaan; ik leer het maar niet af. Zo kan het me ook nooit schelen wat de actuele mode is qua kleur van de kerstballen. Ik doe al jaren dezelfde ballen in de boom. Wie weet zit ik dit jaar een keertje helemaal goed, dat mag je nooit uitsluiten. We zullen het snel genoeg weten, want we gaan hard. Om te beginnen verbleken onze bruingebrande velletjes in hoog tempo. Daarna komen we langzaam de creditcardafschrijvingen van de vakantie te boven. De stamppottentijd is daar altijd een fijne periode voor, want die groenten kosten nooit zoveel. Voor we het weten staan we aan een tochtige kade te zwaaien naar de bisschop uit Myra en zetten we verwachtingsvol onze schoentjes bij de kachel. Ondertussen zijn we allemaal weer gewend aan hoe het is om naar het werk te gaan. Is het ritme hervonden van filerijden en oeverloos vergaderen en zijn de geuren van de Provence, de heuvels van de Toscane en de ontbijtbuffetten van het all-in arrangement in Turkije vage herinneringen geworden. Tuurlijk zijn we al wel bezig geweest met plannen voor de wintersport, moeten we kiezen waar het heengaat in de herfstvakantie en voelen we onze eerste najaarsdepressie opkomen met het steeds vroeger donker worden. De lichte spanning die er iedere herfst is, steekt ook nu de kop op in het vooruitzicht van het jaarlijkse functioneringsgesprek. Met Prinsjesdag nog vers in ons geheugen weten we ook wel dat die salarisverhoging er niet echt in zal zitten. Maar goed; proberen kan altijd en niet geschoten is altijd mis. Dan zijn er nog al die sociale verplichtingen. De bezoekjes aan goede vrienden en familie die we al die vakantiemaanden niet gezien hebben. Zij waren net weg of net terug toen jij net weg of terug was. Zoals ieder jaar zijn er zo weer veel te lange weken verstreken en moet er nodig eens worden bijgepraat. Daarmee vullen we, als we niet opletten, te veel weekenden op een rij en komt het doen van Kerstinkopen in het gedrang. Want dat zal dit jaar toch ook niet anders zijn dan andere jaren? Dat we èn met Sint èn met Kerst wat aan cadeautjes doen. Eigenlijk is de tijd er niet voor, maar het staat zo gezellig en dan doen we met Sint de wat kleinere dingetjes en met Kerst het meer luxe segment presentjes. Ik ben dit jaar weer toe aan wat eau de toilettes, moet ik tijdig laten doorschemeren. Ondertussen moeten al die digitale vakantiefoto’s die nog steeds op de computer staan, worden verwerkt in zo’n mooi maar o zo bewerkelijk on-line fotoalbum. O shit. Bedenk me ineens dat ik ook nog een ticket heb liggen voor zo’n fijne stedenreis om mijn najaarsgarderobe te gaan inkopen. Afijn, de conclusie is helder. Er is geen tijd te verliezen. We moeten als de gesmeerde bliksem aan de slag.
Nel Son
Bevrijdende liefde
column Regobode 27 augustus 2008
Ik zou de wereld een huis willen bouwen en het meubileren met liefde. Appelbomen willen laten groeien en honingbijen en sneeuwwitte tortelduiven. Ik zou de wereld willen leren zingen in perfecte harmonie. Ik zou het in mijn armen willen bewaren en gezelschap houden. Ik zou de wereld wel eens voor een keer hand in hand willen zien staan en ze door de heuvels willen horen echoën ‘oh, vrede door het hele land’. Ja, beste Wijnand: ook ik had zo mijn geheime idealen. Nu jij met je revolutionaire verleden uit de kast komt, wil ik niet achterblijven. Je inbraak bij het ministerie in de jaren tachtig, steekt schril af bij de ontboezeming die ik hier vandaag wil doen. Ik heb het niet zo goed uitgezocht als jij, maar als jouw vergrijp inmiddels verjaard is, zal mijn misstap - die stamt uit 1972 - zeker niet meer tot vervolging leiden. Als ik zie wat het jou desondanks kost, ril ik toch even bij de gedachte het op deze plek open en bloot te vertellen. Jij hebt je geheim al die jaren gedragen als een verzetsheld. Het moet je een bezwaard hart hebben bezorgd, een schaduw over je leven zijn geweest die nooit van je zijde week. Waarom ik het zo precies onder woorden kan brengen? Omdat ook ik, dappere Wijnand, er nooit met iemand over heb kunnen spreken. En natuurlijk: het was de tijd ernaar. In jouw roerige jaren tachtig heerste dezelfde groepsdwang die je bepaalde eigen keuzen verbood. Dat gold voor mij in die vermaledijde seventies ook. Eigenlijk stond mijn vergrijp aan de wieg van de tijdgeest die jou uiteindelijk zo jammerlijk te grazen nam. Ja, zelfs je parlementaire carrière kostte. Ik moet maar afwachten wat de gevolgen voor mij zullen zijn, maar ik wil het verlossende gevoel dat jij nu ervaart. Tuurlijk gaan ze mij ook laten vallen. Komt er een Judas op mijn pad zoals Femke dat voor jou is geweest. Maar wil ik in het reine komen, moet ik bekennen dat ik gezondigd heb. Tegen de wil van de linkse kerk in die jaren, hield ik er een verfoeilijke smaak op na. Maar, en dat zeg ik hier en nu in alle openheid, ik vond (en vind!) het gewoon een heerlijk nummertje. Dat het ook nog in een CocaCola reclame van die jaren is gebruikt, maakte het dubbelfout. Grotere kapitalisten bestonden er in onze ogen toentertijd niet. Ik heb gezwegen en het liedje van de New Seekers in het diepste geheim en heel zachtjes op mijn meisjeskamer gedraaid als ik zeker wist dat er geen linkse vrindjes of vriendinnetjes binnen konden komen. Nooit heb ik het iemand verteld hoe lekker ik het vond klinken, hoe vrolijk, ongecompliceerd en optimistisch. Gelukkig heb jij de weg geëffend, moedige Wijnand Duyvendak, om schoon schip te maken en ben ook ik nu bevrijd van een geweldig links geheim. De band die ik met je voel, werd in 1972 al bezongen door diezelfde New Seekers als inzending voor het Eurovisie Songfestival (ook heel fout in die jaren, ik weet het). Daarom voor jou Wijnand: ik kijk naar jou en ik zie waar ik naar uitgekeken heb. Het is me volkomen helder: wij zouden samen moeten zijn. Jij geeft me het gevoel dat ik naar het onmogelijke zou kunnen reiken. Wetend hoeveel je om me geeft, zal ik er altijd zijn. Ik heb altijd geweten dat de wereld een fijnere plek zou kunnen zijn, dus wat maakt het uit als ik moet wachten: beter laat dan nooit. Jij, je bent als ik. Je gelooft dat liefde het allemaal de moeite waard maakt en hoewel we pas begonnen zijn, gaan we voor altijd verder. Ik zou bedelen, stelen of lenen om je zonnige dagen te bezorgen en op een honderd verschillende manieren bezorg ik je liefde. Ik zou bedelen, stelen of lenen om je tuin te laten groeien. Maar het meest van alles, weet je, ik zou je liefde brengen.
Nel Son
Ik zou de wereld een huis willen bouwen en het meubileren met liefde. Appelbomen willen laten groeien en honingbijen en sneeuwwitte tortelduiven. Ik zou de wereld willen leren zingen in perfecte harmonie. Ik zou het in mijn armen willen bewaren en gezelschap houden. Ik zou de wereld wel eens voor een keer hand in hand willen zien staan en ze door de heuvels willen horen echoën ‘oh, vrede door het hele land’. Ja, beste Wijnand: ook ik had zo mijn geheime idealen. Nu jij met je revolutionaire verleden uit de kast komt, wil ik niet achterblijven. Je inbraak bij het ministerie in de jaren tachtig, steekt schril af bij de ontboezeming die ik hier vandaag wil doen. Ik heb het niet zo goed uitgezocht als jij, maar als jouw vergrijp inmiddels verjaard is, zal mijn misstap - die stamt uit 1972 - zeker niet meer tot vervolging leiden. Als ik zie wat het jou desondanks kost, ril ik toch even bij de gedachte het op deze plek open en bloot te vertellen. Jij hebt je geheim al die jaren gedragen als een verzetsheld. Het moet je een bezwaard hart hebben bezorgd, een schaduw over je leven zijn geweest die nooit van je zijde week. Waarom ik het zo precies onder woorden kan brengen? Omdat ook ik, dappere Wijnand, er nooit met iemand over heb kunnen spreken. En natuurlijk: het was de tijd ernaar. In jouw roerige jaren tachtig heerste dezelfde groepsdwang die je bepaalde eigen keuzen verbood. Dat gold voor mij in die vermaledijde seventies ook. Eigenlijk stond mijn vergrijp aan de wieg van de tijdgeest die jou uiteindelijk zo jammerlijk te grazen nam. Ja, zelfs je parlementaire carrière kostte. Ik moet maar afwachten wat de gevolgen voor mij zullen zijn, maar ik wil het verlossende gevoel dat jij nu ervaart. Tuurlijk gaan ze mij ook laten vallen. Komt er een Judas op mijn pad zoals Femke dat voor jou is geweest. Maar wil ik in het reine komen, moet ik bekennen dat ik gezondigd heb. Tegen de wil van de linkse kerk in die jaren, hield ik er een verfoeilijke smaak op na. Maar, en dat zeg ik hier en nu in alle openheid, ik vond (en vind!) het gewoon een heerlijk nummertje. Dat het ook nog in een CocaCola reclame van die jaren is gebruikt, maakte het dubbelfout. Grotere kapitalisten bestonden er in onze ogen toentertijd niet. Ik heb gezwegen en het liedje van de New Seekers in het diepste geheim en heel zachtjes op mijn meisjeskamer gedraaid als ik zeker wist dat er geen linkse vrindjes of vriendinnetjes binnen konden komen. Nooit heb ik het iemand verteld hoe lekker ik het vond klinken, hoe vrolijk, ongecompliceerd en optimistisch. Gelukkig heb jij de weg geëffend, moedige Wijnand Duyvendak, om schoon schip te maken en ben ook ik nu bevrijd van een geweldig links geheim. De band die ik met je voel, werd in 1972 al bezongen door diezelfde New Seekers als inzending voor het Eurovisie Songfestival (ook heel fout in die jaren, ik weet het). Daarom voor jou Wijnand: ik kijk naar jou en ik zie waar ik naar uitgekeken heb. Het is me volkomen helder: wij zouden samen moeten zijn. Jij geeft me het gevoel dat ik naar het onmogelijke zou kunnen reiken. Wetend hoeveel je om me geeft, zal ik er altijd zijn. Ik heb altijd geweten dat de wereld een fijnere plek zou kunnen zijn, dus wat maakt het uit als ik moet wachten: beter laat dan nooit. Jij, je bent als ik. Je gelooft dat liefde het allemaal de moeite waard maakt en hoewel we pas begonnen zijn, gaan we voor altijd verder. Ik zou bedelen, stelen of lenen om je zonnige dagen te bezorgen en op een honderd verschillende manieren bezorg ik je liefde. Ik zou bedelen, stelen of lenen om je tuin te laten groeien. Maar het meest van alles, weet je, ik zou je liefde brengen.
Nel Son
Wims Waterloo
column Regiobode 20 augustus 2008
Alsof de duvel er mee speelt. Nog maar een kort nieuwsmoment geleden trof het de politieke gelederen in Rheden midden in het gezicht: Wim Pieper is terug! Hadden ze het daar in De Steeg net weer een beetje voor elkaar met een tweede coalitie na de Raadsverkiezingen, komt de volkse jongen doodgemoedereerd de politieke arena weer binnenstappen. In een lekker afgewogen verhaal vertelt hij dat hij zijn lesje wel geleerd heeft. Hij is er helemaal klaar mee en zal zich nimmer en nooit meer de ‘kunstjes laten flikken’ die hem - zo luidt de spannende analyse van zijn Werdegang - geflikt zijn. Nog net geen echt bloedbad of een afrekening in het politiek milieu, want Wim doet er verder discreet het zwijgen toe. Een beetje een halfslachtige come-back die hem door journalistiek Veluwezoom wordt toegestaan door niet om namen en rugnummers te vragen van degenen die hem zo deerlijk lieten struikelen. Ja, een beetje hand in eigen boezem doet het altijd goed en Wim beheerst zijn rol als underdog als geen ander. Tuurlijk was het ook zijn eigen onervarenheid, maar wat hebben die andere rotzakken daar misbruik van gemaakt. Hier spreekt een gelouterd politicus. Geëvolueerd tot het type dat voortaan te vrezen valt. Wim is terug en oogt als een bloedhond die bloed geroken heeft. Niemand die het gaat lukken zijn halsband strak vast te houden. Hier is een hellehond losgebroken. Ook binnen zijn eigen partij, die toch ook wel wat lieden met besmeurde handjes bevat, zal de terugkeer van Wim enige secretie van lichaamssappen hebben gekost. Het moet een vreemd soort verzoeningsbijeenkomst geweest zijn, waarop de stichter van Gemeentebelangen werd toegestaan terug te keren in zijn eigen moederschoot. Een omgekeerde bevalling; een bijltjesdag kan nooit lang op zich laten wachten. En wat gebeurt er aansluitend: de directie van het Ziekenhuis Velp brengt een bericht naar buiten over de aldaar gevestigde Huisartsenpost. Mij kun je veel wijsmaken, maar niet dat hier geen handig een-tweetje achter zit. De manier waarop Wim zijn politieke rentree op een presenteerblaadje krijgt aangereikt, is mij te doorzichtig. Het stokpaardje waarop hij ooit de lokale politiek kwam binnenrijden, wordt hem afgestoft en wel opnieuw aangeboden. Voor een nieuwe glorieuze zegetocht alsof het Napoleon betreft die uit ballingschap terugkeert. De geschiedenis leert echter dat de Franse keizer nog maar honderd dagen regeerde en verslagen werd bij Waterloo. Hoe steekt het complot precies in elkaar? Is het Wims eigen partij die het met de Alysiszorggroep op een akkoordje heeft gegooid? Wie goed leest, verneemt dat het huurcontract met de huisartsen pas over vijf jaar afloopt. Bepaald geen stukje actueel nieuws dat de ziekenhuisdirectie te melden heeft. Willen er sommige krachten binnen Gemeentebelangen voorgoed van Wim af en laten ze hem zich stukbijten op een dossier dat nog lang niet actueel is en misschien nooit wordt? Het is toch raar om dit balletje, dat over vijf jaar eens zou kunnen gaan spelen, zo kort na Wims terugkeer op het politieke speelveld te werpen? Of heeft de Alysisdirectie er baat bij dat Wims partij een meerderheid in de Rhedense raad gaat halen bij de volgende verkiezingen en geeft ze hem met het on-nieuws over de huisartsenpost een gouden vehikel voor een klinkende stembusoverwinning? Hoe het ook zit; duidelijk is in ieder geval dat er grote politieke kunstjes geflikt worden. Eens kijken of Wim aan zijn Waterloo weet te ontsnappen.
Nel Son
Alsof de duvel er mee speelt. Nog maar een kort nieuwsmoment geleden trof het de politieke gelederen in Rheden midden in het gezicht: Wim Pieper is terug! Hadden ze het daar in De Steeg net weer een beetje voor elkaar met een tweede coalitie na de Raadsverkiezingen, komt de volkse jongen doodgemoedereerd de politieke arena weer binnenstappen. In een lekker afgewogen verhaal vertelt hij dat hij zijn lesje wel geleerd heeft. Hij is er helemaal klaar mee en zal zich nimmer en nooit meer de ‘kunstjes laten flikken’ die hem - zo luidt de spannende analyse van zijn Werdegang - geflikt zijn. Nog net geen echt bloedbad of een afrekening in het politiek milieu, want Wim doet er verder discreet het zwijgen toe. Een beetje een halfslachtige come-back die hem door journalistiek Veluwezoom wordt toegestaan door niet om namen en rugnummers te vragen van degenen die hem zo deerlijk lieten struikelen. Ja, een beetje hand in eigen boezem doet het altijd goed en Wim beheerst zijn rol als underdog als geen ander. Tuurlijk was het ook zijn eigen onervarenheid, maar wat hebben die andere rotzakken daar misbruik van gemaakt. Hier spreekt een gelouterd politicus. Geëvolueerd tot het type dat voortaan te vrezen valt. Wim is terug en oogt als een bloedhond die bloed geroken heeft. Niemand die het gaat lukken zijn halsband strak vast te houden. Hier is een hellehond losgebroken. Ook binnen zijn eigen partij, die toch ook wel wat lieden met besmeurde handjes bevat, zal de terugkeer van Wim enige secretie van lichaamssappen hebben gekost. Het moet een vreemd soort verzoeningsbijeenkomst geweest zijn, waarop de stichter van Gemeentebelangen werd toegestaan terug te keren in zijn eigen moederschoot. Een omgekeerde bevalling; een bijltjesdag kan nooit lang op zich laten wachten. En wat gebeurt er aansluitend: de directie van het Ziekenhuis Velp brengt een bericht naar buiten over de aldaar gevestigde Huisartsenpost. Mij kun je veel wijsmaken, maar niet dat hier geen handig een-tweetje achter zit. De manier waarop Wim zijn politieke rentree op een presenteerblaadje krijgt aangereikt, is mij te doorzichtig. Het stokpaardje waarop hij ooit de lokale politiek kwam binnenrijden, wordt hem afgestoft en wel opnieuw aangeboden. Voor een nieuwe glorieuze zegetocht alsof het Napoleon betreft die uit ballingschap terugkeert. De geschiedenis leert echter dat de Franse keizer nog maar honderd dagen regeerde en verslagen werd bij Waterloo. Hoe steekt het complot precies in elkaar? Is het Wims eigen partij die het met de Alysiszorggroep op een akkoordje heeft gegooid? Wie goed leest, verneemt dat het huurcontract met de huisartsen pas over vijf jaar afloopt. Bepaald geen stukje actueel nieuws dat de ziekenhuisdirectie te melden heeft. Willen er sommige krachten binnen Gemeentebelangen voorgoed van Wim af en laten ze hem zich stukbijten op een dossier dat nog lang niet actueel is en misschien nooit wordt? Het is toch raar om dit balletje, dat over vijf jaar eens zou kunnen gaan spelen, zo kort na Wims terugkeer op het politieke speelveld te werpen? Of heeft de Alysisdirectie er baat bij dat Wims partij een meerderheid in de Rhedense raad gaat halen bij de volgende verkiezingen en geeft ze hem met het on-nieuws over de huisartsenpost een gouden vehikel voor een klinkende stembusoverwinning? Hoe het ook zit; duidelijk is in ieder geval dat er grote politieke kunstjes geflikt worden. Eens kijken of Wim aan zijn Waterloo weet te ontsnappen.
Nel Son
Extreme komkommer
column Regiobode 13 augustus 2008
Dit is de laatste week van de komkommertijd voor onze regio. Vanaf volgende week moet ik er weer ernstig rekening mee gaan houden dat er lezers zijn die kennis nemen van wat ik hier opschrijf. Komkommertijd is een heerlijke tijd voor wie er de volle lengte van kan meemaken. Ik plan al jaar en dag mijn vakanties in het voor- en najaar, zodat ik extreem kan genieten van deze periode. De wegen zijn leeg, de winkels worden bevolkt met campinggasten, je hoort eens een ander dialect of een vreemde taal om je heen. Op mijn werk kan ik lekker bezig blijven zonder steeds andere collega’s van dienst te moeten zijn. Een effect dat ik sterk uitbuiten moet, omdat er weer erg veel tijd gaat zitten in het aanhoren van alle vakantieverhalen als ze terugkomen. Komkommertijd voelt een beetje als alle dagen zondag. Er is een serene rust neergedaald, iedereen lijkt zich koest te houden. Ja, het bevalt me wel. Toch is het altijd weer sneller om dan je hoopt. Nog maar een paar dagen en het gejakker neemt weer een aanvang. Dat begint al meteen ‘s morgens als iedereen weer op ongeveer dezelfde tijd op het werk wil zijn. Donder eens op, hoor ik mezelf reeds roepen, als al die vakantiegasten ineens ook zo nodig op dat stukje weg moeten zijn waar ik rijd. Het was zo lekker toen jullie nog aan de costa’s verbleven in jullie kipcaravans en bungalowtenten. Nederland is een aangenaam landje als er een paar miljoen bewoners op vakantie zijn, stelde ik wel eens eerder vast. Ik snap ook wel dat we het moeilijk zo kunnen regelen dat het het hele jaar door vakantie is met bijpassend komkommereffect. Maar lekker lijkt me dat wel. Even een zijspoor als u me toestaat. Ik bedacht me zojuist bij de lunch dat het een rare gewoonte is om boter op het brood te smeren. Weet iemand waar dat vandaan komt? Dat we het brood dat we eten ‘boterhammen’ noemen, accepteer ik niet als verklaring. We hebben die naam er aan gegeven omdat we er boter op smeren, maar dat vertelt me nog niks over de reden dat we dat doen. En waarom is brood een boterham als er boter op zit en waar kom dat ‘ham’ nu ineens vandaan? Ja, kijk; voor dat soort vragen is ineens ruimte tijdens de komkommertijd. Ik meen me te herinneren dat er zelfs letterlijk tijd was voor nieuws over komkommers, deze afgelopen komkommertijd. In een onbegrijpelijke kronkel van regelzucht blijkt onze Europese Unie ooit besloten te hebben dat komkommers niet meer krom mogen zijn. Toch een behoorlijk staaltje bestuursdrift, neem me niet kwalijk. Er schijnt nu een tegenbeweging op gang te komen die wil dat er ook weer kromme komkommers gekweekt mogen worden. Gedurende de rest van het jaar zou ik dit nieuwtje weghonen naar de verste uithoeken van mijn aandachtsveld. Tijdens de komkommertijd ben ik er echter maar wat door geboeid. Is het vanwege het feit dat je rechte komkommers gemakkelijker in dozen kunt verpakken, vraag ik me af? Kan zo gauw geen andere reden bedenken. Als er meer rechte komkommers in een doos passen, zie ik enige logica van de maatregel nog wel in. Meer komkommers in één doos, betekent minder dozen en dat is een besparing op grondstoffen en cee-ooh-twee uitstoot waar je de laatste tijd zo enorm mee geplaagd wordt. Hoe dan ook; ik moet me de komende dagen maar eens gaan instellen op het schrijven van een stukje voor deze krant dat een minder komkommergehalte heeft. Maar voorlopig ga ik nog een paar dagen door met extreem genieten.
Nel Son
Dit is de laatste week van de komkommertijd voor onze regio. Vanaf volgende week moet ik er weer ernstig rekening mee gaan houden dat er lezers zijn die kennis nemen van wat ik hier opschrijf. Komkommertijd is een heerlijke tijd voor wie er de volle lengte van kan meemaken. Ik plan al jaar en dag mijn vakanties in het voor- en najaar, zodat ik extreem kan genieten van deze periode. De wegen zijn leeg, de winkels worden bevolkt met campinggasten, je hoort eens een ander dialect of een vreemde taal om je heen. Op mijn werk kan ik lekker bezig blijven zonder steeds andere collega’s van dienst te moeten zijn. Een effect dat ik sterk uitbuiten moet, omdat er weer erg veel tijd gaat zitten in het aanhoren van alle vakantieverhalen als ze terugkomen. Komkommertijd voelt een beetje als alle dagen zondag. Er is een serene rust neergedaald, iedereen lijkt zich koest te houden. Ja, het bevalt me wel. Toch is het altijd weer sneller om dan je hoopt. Nog maar een paar dagen en het gejakker neemt weer een aanvang. Dat begint al meteen ‘s morgens als iedereen weer op ongeveer dezelfde tijd op het werk wil zijn. Donder eens op, hoor ik mezelf reeds roepen, als al die vakantiegasten ineens ook zo nodig op dat stukje weg moeten zijn waar ik rijd. Het was zo lekker toen jullie nog aan de costa’s verbleven in jullie kipcaravans en bungalowtenten. Nederland is een aangenaam landje als er een paar miljoen bewoners op vakantie zijn, stelde ik wel eens eerder vast. Ik snap ook wel dat we het moeilijk zo kunnen regelen dat het het hele jaar door vakantie is met bijpassend komkommereffect. Maar lekker lijkt me dat wel. Even een zijspoor als u me toestaat. Ik bedacht me zojuist bij de lunch dat het een rare gewoonte is om boter op het brood te smeren. Weet iemand waar dat vandaan komt? Dat we het brood dat we eten ‘boterhammen’ noemen, accepteer ik niet als verklaring. We hebben die naam er aan gegeven omdat we er boter op smeren, maar dat vertelt me nog niks over de reden dat we dat doen. En waarom is brood een boterham als er boter op zit en waar kom dat ‘ham’ nu ineens vandaan? Ja, kijk; voor dat soort vragen is ineens ruimte tijdens de komkommertijd. Ik meen me te herinneren dat er zelfs letterlijk tijd was voor nieuws over komkommers, deze afgelopen komkommertijd. In een onbegrijpelijke kronkel van regelzucht blijkt onze Europese Unie ooit besloten te hebben dat komkommers niet meer krom mogen zijn. Toch een behoorlijk staaltje bestuursdrift, neem me niet kwalijk. Er schijnt nu een tegenbeweging op gang te komen die wil dat er ook weer kromme komkommers gekweekt mogen worden. Gedurende de rest van het jaar zou ik dit nieuwtje weghonen naar de verste uithoeken van mijn aandachtsveld. Tijdens de komkommertijd ben ik er echter maar wat door geboeid. Is het vanwege het feit dat je rechte komkommers gemakkelijker in dozen kunt verpakken, vraag ik me af? Kan zo gauw geen andere reden bedenken. Als er meer rechte komkommers in een doos passen, zie ik enige logica van de maatregel nog wel in. Meer komkommers in één doos, betekent minder dozen en dat is een besparing op grondstoffen en cee-ooh-twee uitstoot waar je de laatste tijd zo enorm mee geplaagd wordt. Hoe dan ook; ik moet me de komende dagen maar eens gaan instellen op het schrijven van een stukje voor deze krant dat een minder komkommergehalte heeft. Maar voorlopig ga ik nog een paar dagen door met extreem genieten.
Nel Son
Salomonsoordeel
column Regiobode 6 augustus 2008
Van onze rechtbankverslaggeeftster. Al bij aanvang van de zitting werd duidelijk dat de rechter er zin in had. Hij verwelkomde de strijdende partijen met een kwinkslag door de bijeenkomst een ‘streekderby’ te noemen. Dat er bij de vertegenwoordigingen uit Brummen en Rheden een zekere spanning heerste, was ook evident. Beide konden niet meer dan een beleefd glimlachje naar de rechter sturen over zijn schalkse opening. Een beetje boeren met kiespijn. De rechter verwees naar de vierentwintig karren met ordners die de bodes de rechtszaal hadden ingereden. "Twee vrachtwagenladingen vol dossiers over deze zaak," grinnikte hij nauwelijks verholen. "Vraag me af welke route het door Brummen ingebrachte deel heeft afgelegd?" Dat de Gemeenten Brummen en Rheden pas vandaag voor hem verschenen over de kwestie van het vrachtverkeer door Laag Soeren, bevreemdde de rechter. "Als u al zo lang in overleg bent met elkaar, had ik reeds eerder een spaak in de wielen verwacht." Hij gniffelde over zijn beeldspraak en wist zich met zekerheid de meest jolige van de aanwezigen. Twee buurgemeenten die hun burgers ruim twintig jaar in goede samenspraak aan het lijntje hadden weten te houden, stonden nu ineens voor de rechter. Het kon verkeren, betoogde de rechter die zich met moeite kon inhouden. Wat een dijenkletser, zag je hem denken. Je kreeg de indruk dat de jurist zich bij een groter aanbod van dit soort zaken direct tot cabaretier had laten omscholen. De kwestie waarin vandaag zijn oordeel werd gevraagd, zo was duidelijk te merken, amuseerde hem. Hij boog zich naar de delegatie van Brummen en vroeg zich af waarover zij precies zo chagrijnig deden. Vrachtauto’s uit hun gemeente waren ineens niet meer welkom op delen van het Rhedense grondgebied, stak men van die kant van wal. Een andere route gaf maar herrie in de eigen villawijk en dat zou tot lagere OZB-inkomsten leiden, klonk het. Voor de Rhedense zoekers naar recht, had de rechter ook een indringende vraag. Waarom ze pas na al die jaren met een verbod op vrachtverkeer waren gekomen op de smalle dreven van Laag Soeren. Waarom was die oplossing niet al jaren eerder bedacht, wilde hij weten. Dat was allemaal de schuld van Brummen, redeneerde men uit Rhedens perspectief. Daar wist een nieuwe Gemeenteraad niet wat ‘bestuurlijke continu teit’ inhield. "Alsof ze in Rheden niet eens van inzicht over verkeerszaken van gedachten veranderen," sloeg de rechter zich nu onbeheerst op de dijen. "Valt hier niks te schikken?" riep hij de strijdende partijen routinematig op. "Een Chinees compromis?" suggereerde hij voorzichtig. "Op even dagen wèl en op oneven dagen géén vrachtverkeer?" Of een ijscokar langs het Kanaal met gratis ijs voor vrachtwagenchauffeurs? Geen van de strijdende partijen zag hier echter iets in. Daarop deed de rechter uitspraak en veroordeelde hij beide gemeenten tot ruil van elkaars Colleges van B&W en Gemeenteraden. Hij deed zijn best er serieus bij te kijken, maar in zijn ogen blonk een schaterlach. Na afloop van de zitting was er opluchting bij beide partijen. De Burgemeester van Rheden opperde enthousiast: "Ik heb altijd al mijn groot rijbewijs willen halen. Dit lijkt me een prima gelegenheid." Burgervader van Brummen kon zich ook prima vinden in de uitspraak van de rechter: "Er zijn meer aanstaande honderdjarigen in Rheden dan in Brummen. Ik zit gebeiteld wat mijn koffie met appeltaart-quotum betreft."
Nel Son
Van onze rechtbankverslaggeeftster. Al bij aanvang van de zitting werd duidelijk dat de rechter er zin in had. Hij verwelkomde de strijdende partijen met een kwinkslag door de bijeenkomst een ‘streekderby’ te noemen. Dat er bij de vertegenwoordigingen uit Brummen en Rheden een zekere spanning heerste, was ook evident. Beide konden niet meer dan een beleefd glimlachje naar de rechter sturen over zijn schalkse opening. Een beetje boeren met kiespijn. De rechter verwees naar de vierentwintig karren met ordners die de bodes de rechtszaal hadden ingereden. "Twee vrachtwagenladingen vol dossiers over deze zaak," grinnikte hij nauwelijks verholen. "Vraag me af welke route het door Brummen ingebrachte deel heeft afgelegd?" Dat de Gemeenten Brummen en Rheden pas vandaag voor hem verschenen over de kwestie van het vrachtverkeer door Laag Soeren, bevreemdde de rechter. "Als u al zo lang in overleg bent met elkaar, had ik reeds eerder een spaak in de wielen verwacht." Hij gniffelde over zijn beeldspraak en wist zich met zekerheid de meest jolige van de aanwezigen. Twee buurgemeenten die hun burgers ruim twintig jaar in goede samenspraak aan het lijntje hadden weten te houden, stonden nu ineens voor de rechter. Het kon verkeren, betoogde de rechter die zich met moeite kon inhouden. Wat een dijenkletser, zag je hem denken. Je kreeg de indruk dat de jurist zich bij een groter aanbod van dit soort zaken direct tot cabaretier had laten omscholen. De kwestie waarin vandaag zijn oordeel werd gevraagd, zo was duidelijk te merken, amuseerde hem. Hij boog zich naar de delegatie van Brummen en vroeg zich af waarover zij precies zo chagrijnig deden. Vrachtauto’s uit hun gemeente waren ineens niet meer welkom op delen van het Rhedense grondgebied, stak men van die kant van wal. Een andere route gaf maar herrie in de eigen villawijk en dat zou tot lagere OZB-inkomsten leiden, klonk het. Voor de Rhedense zoekers naar recht, had de rechter ook een indringende vraag. Waarom ze pas na al die jaren met een verbod op vrachtverkeer waren gekomen op de smalle dreven van Laag Soeren. Waarom was die oplossing niet al jaren eerder bedacht, wilde hij weten. Dat was allemaal de schuld van Brummen, redeneerde men uit Rhedens perspectief. Daar wist een nieuwe Gemeenteraad niet wat ‘bestuurlijke continu teit’ inhield. "Alsof ze in Rheden niet eens van inzicht over verkeerszaken van gedachten veranderen," sloeg de rechter zich nu onbeheerst op de dijen. "Valt hier niks te schikken?" riep hij de strijdende partijen routinematig op. "Een Chinees compromis?" suggereerde hij voorzichtig. "Op even dagen wèl en op oneven dagen géén vrachtverkeer?" Of een ijscokar langs het Kanaal met gratis ijs voor vrachtwagenchauffeurs? Geen van de strijdende partijen zag hier echter iets in. Daarop deed de rechter uitspraak en veroordeelde hij beide gemeenten tot ruil van elkaars Colleges van B&W en Gemeenteraden. Hij deed zijn best er serieus bij te kijken, maar in zijn ogen blonk een schaterlach. Na afloop van de zitting was er opluchting bij beide partijen. De Burgemeester van Rheden opperde enthousiast: "Ik heb altijd al mijn groot rijbewijs willen halen. Dit lijkt me een prima gelegenheid." Burgervader van Brummen kon zich ook prima vinden in de uitspraak van de rechter: "Er zijn meer aanstaande honderdjarigen in Rheden dan in Brummen. Ik zit gebeiteld wat mijn koffie met appeltaart-quotum betreft."
Nel Son
Sterrenlicht
column Regiobode 30 juli 2008
De bonte kermis van emoties waarop je terecht komt na het verlies van een innig geliefde, kent vele attracties. Als ik terugkijk op de periode die nu verstreken is, kost het soms moeite me te herinneren hoe ik me over het kermisterrein heb voortgesleept. Eigenlijk werd ik, als in een nare droom, van carrousel naar ballentent, van reuzenrad naar kop van jut voortgestuwd en onwillig getrakteerd op alles wat dit wrede doolhof van gevoelens te bieden had. Ik heb nog klare beelden van de roes van ogenschijnlijke kalmte waarmee ik de rituelen vormgaf en regelde voor het afscheid. Er was maar één dag nog in mijn leven die van betekenis was; wat daarna kwam, bestond niet in mijn voorstellingsvermogen. De laatste herinnering aan een samenzijn op deze wereld, heb ik samen met anderen, tot een onuitwisbare kunnen maken. De zoete koestering daarvan is nog altijd troost. Het afscheid als eerbetoon aan zoveel goede jaren samen. Het gemarkeerde begin van een leven zonder die ander. Daarop volgde het zoeken van de talloze bewijzen dat de dood een absoluut einde is. Hoe vaak nog heb ik gekeken op de plaatsen waar ik mijn geliefde gewend was aan te treffen. De lege stoel aan de keukentafel, het onbeslapen deel van ons bed. De afscheids- en welkomstgroet die we naar elkaar riepen. Een zwaaiende hand, een gebaar, een streling, een kus. Wat heb ik er naar gezocht. En nog af en toe. De dromen waaruit ik wakker werd met het vaste voornemen mijn liefste zo dadelijk als eerste te vertellen wat ik te zien had gekregen. Het brute besef dat die er niet meer was. De paar keren dat ik zijn stem naar me hoorde roepen. De stem van altijd, zo gewoon en alledaags. Met de klank dat de koffie klaar was. Of ik iets van boven voor hem wilde meebrengen. Tergend langzaam leerde ik dat er geen weg terug is als de laatste afslag is genomen. Ik kwam uit een diepe vermoeidheid die, nu het zorgen voor de ander er niet meer was, zich ten volle aan me had kunnen vergrijpen. Traag herwon ik eerste sporen van energie tot het verdriet, als in een nieuw offensief, met ongekende diepte en dimensies bezit van me nam. "De verdoving is uitgewerkt", verklaarde een goed luisteraar me. De koude alledaagsheid van het alleen staan, deed me huiveren. Wankelen. Het houvast dat routine en werk kunnen zijn, werden tegelijk de vluchtwegen, wèg van het verdriet. Veel werken, veel afleiding. Maar altijd inclusief heb besef dat de leegte er niet door zou verdwijnen, dat dit ijle lucht was waarmee ik de ballon van mijn leven probeerde op te blazen. Want steeds was er het moment van de dag dat alles stil viel en het volle gewicht van het ontbreken van mijn geliefde zich op me wierp. Ik heb moeten leren die momenten te koesteren. Heb geleerd dat ik ze kan en wil opzoeken omdat er ook zoveel zoete en mooie herinneringen in liggen besloten. Het besef veel gekregen te hebben, een goed leven samen geleefd te hebben, geeft me heel voorzichtig kracht om er de opdracht uit te accepteren dat goede leven voor mezelf te willen leven. Ik ben erfgenaam van een prachtig verbond en mag me in het licht van de stalendste ster koesteren. De avondhemel waarin ze zich aan me toont, is het bewijs dat duisternis niet verbergt, maar juist onthult. Overdag, in het volle licht, is de ster er immers ook, maar zie ik haar niet. Te weten dat ze er toch is en nooit zal weggaan, maakt het schrale leven wat zachter. Heel voorzichtig, uiterst behoedzaam leer ik me de stilte toestaan waarin ik mijn geliefde zo onnoemlijk mis.
Nel Son
De bonte kermis van emoties waarop je terecht komt na het verlies van een innig geliefde, kent vele attracties. Als ik terugkijk op de periode die nu verstreken is, kost het soms moeite me te herinneren hoe ik me over het kermisterrein heb voortgesleept. Eigenlijk werd ik, als in een nare droom, van carrousel naar ballentent, van reuzenrad naar kop van jut voortgestuwd en onwillig getrakteerd op alles wat dit wrede doolhof van gevoelens te bieden had. Ik heb nog klare beelden van de roes van ogenschijnlijke kalmte waarmee ik de rituelen vormgaf en regelde voor het afscheid. Er was maar één dag nog in mijn leven die van betekenis was; wat daarna kwam, bestond niet in mijn voorstellingsvermogen. De laatste herinnering aan een samenzijn op deze wereld, heb ik samen met anderen, tot een onuitwisbare kunnen maken. De zoete koestering daarvan is nog altijd troost. Het afscheid als eerbetoon aan zoveel goede jaren samen. Het gemarkeerde begin van een leven zonder die ander. Daarop volgde het zoeken van de talloze bewijzen dat de dood een absoluut einde is. Hoe vaak nog heb ik gekeken op de plaatsen waar ik mijn geliefde gewend was aan te treffen. De lege stoel aan de keukentafel, het onbeslapen deel van ons bed. De afscheids- en welkomstgroet die we naar elkaar riepen. Een zwaaiende hand, een gebaar, een streling, een kus. Wat heb ik er naar gezocht. En nog af en toe. De dromen waaruit ik wakker werd met het vaste voornemen mijn liefste zo dadelijk als eerste te vertellen wat ik te zien had gekregen. Het brute besef dat die er niet meer was. De paar keren dat ik zijn stem naar me hoorde roepen. De stem van altijd, zo gewoon en alledaags. Met de klank dat de koffie klaar was. Of ik iets van boven voor hem wilde meebrengen. Tergend langzaam leerde ik dat er geen weg terug is als de laatste afslag is genomen. Ik kwam uit een diepe vermoeidheid die, nu het zorgen voor de ander er niet meer was, zich ten volle aan me had kunnen vergrijpen. Traag herwon ik eerste sporen van energie tot het verdriet, als in een nieuw offensief, met ongekende diepte en dimensies bezit van me nam. "De verdoving is uitgewerkt", verklaarde een goed luisteraar me. De koude alledaagsheid van het alleen staan, deed me huiveren. Wankelen. Het houvast dat routine en werk kunnen zijn, werden tegelijk de vluchtwegen, wèg van het verdriet. Veel werken, veel afleiding. Maar altijd inclusief heb besef dat de leegte er niet door zou verdwijnen, dat dit ijle lucht was waarmee ik de ballon van mijn leven probeerde op te blazen. Want steeds was er het moment van de dag dat alles stil viel en het volle gewicht van het ontbreken van mijn geliefde zich op me wierp. Ik heb moeten leren die momenten te koesteren. Heb geleerd dat ik ze kan en wil opzoeken omdat er ook zoveel zoete en mooie herinneringen in liggen besloten. Het besef veel gekregen te hebben, een goed leven samen geleefd te hebben, geeft me heel voorzichtig kracht om er de opdracht uit te accepteren dat goede leven voor mezelf te willen leven. Ik ben erfgenaam van een prachtig verbond en mag me in het licht van de stalendste ster koesteren. De avondhemel waarin ze zich aan me toont, is het bewijs dat duisternis niet verbergt, maar juist onthult. Overdag, in het volle licht, is de ster er immers ook, maar zie ik haar niet. Te weten dat ze er toch is en nooit zal weggaan, maakt het schrale leven wat zachter. Heel voorzichtig, uiterst behoedzaam leer ik me de stilte toestaan waarin ik mijn geliefde zo onnoemlijk mis.
Nel Son
Erratum
column Regiobode 23 juli 2008
Teneinde vervolging te voorkomen wegens smadelijke belediging, zure satire en spot, roddel en achterklap, misselijk makend misbruik van de vrijheid van meningsuiting, het hekelen van personen die zich belangrijker voordoen dan ze zijn, het aan de kaak stellen van de imbeciliteit van lokale, provinciale en landelijke bestuurders, het leegschudden van vuilnisbakken over stinkend goede reputaties, het hinderlijk volgen van personen die zelf de publiciteit zoeken, het op een komisch bedoelde wijze verdraaien van feiten, het ronduit uit de duim zuigen van personen, feiten en gebeurtenissen en het in de mond leggen van verzonnen citaten, het verkeerd citeren van willekeurige gezagsdragers, het suggereren van stupiditeit en dekmantels, het doen van aanhoudende pogingen tot karaktermoord (met als verzachtende omstandigheid dat het veelal zwakke karakters zijn), het toewuiven van lof aan hen die dat geenszins verdienen, het volharden in standpunten die anderen onwelgevallig zijn, het schoppen tegen zere benen en omver wensen te gooien van heilige huisjes, het ingooien van eigen ruiten en die van anderen en mijn wekelijkse aanwezigheid in dit advertentieblaadjes, heb ik in goed overleg met juridische adviseurs van de directie die mij vorstelijk betaalt om dit al bijna twaalf jaar te doen besloten om enkele correcties aan te brengen in de van mijn hand verschenen schrijfsels over de afgelopen twee jaar, aangezien hierop nog geen verjaringstermijn van toepassing is en een en ander door iedereen in mijn weblog is na te lezen (http://nelsonregiobode.blogspot.com) publiceer ik hier derhalve, geheel uit eigen vrij wil een erratum aangaande het drinkgedrag van Petra van Wingerden (rosé moet zijn Berenburg), de plannen voor weg en spoor onder Dieren door (gaan w l door!), de insprekers op de vele kletsmajooravondjes die door de Gemeente worden georganiseerd (zijn allemaal erg deskundig, onpartijdig en hebben stuk voor stuk het gelijk aan hun zijde), de briljante beleidsmanoeuvres van wethouder Elsenaar van Rheden (gewoon niet waar), het Zomerfeest aan de IJssel en het verbod op alcohol op het horecapleintje na negen uur ‘s avonds (goed plan; komt toch maar rottigheid van), het sherry drinken van de vrouw van ex-wethouder Wim Pieper (moet zijn venkelthee), het cijferfetisjisme van de burgemeester van Rheden (kan geen drie getallen uit het hoofd bij elkaar optellen), het mislukte verjaardagsfeest van veertig jaar winkelcentrum Calluna (nog nooit zo uit mijn dak gegaan), de krenterigheid van de winkeliers aldaar (kan altijd een gratis plastic tasje krijgen; in de meeste winkels althans), de orde in mijn ladekast met sokjes en panty’s (is een regelrecht zooitje), dat Rozendaal een nieuwe burgemeester verdient (opheffen die hap!), dat ik een voorjaarsdip gehad zou hebben (duurt de hele zomer nog door), de faillissementen van een integer ondernemer (was er maar één), dat Jan-Bart Wilschut veertig miljoen heeft wegvergaderd (was eigenlijk de schuld van Marijke van Haarten), dat meer stuifzand maken op het Rozendaalse veld een van de pot gerukt idee is van Harriët Tiemens (zand schuurt de maag), dat inspraak schadelijk is voor de voortgang van projecten die al lang af hadden moeten zijn (haastige spoed is zelden goed), dat Ap Lammers vaker in de krant staat dan welke Rhedense wethouder dan ook (nou, èn?) en dat dit stukje zou bestaan uit één hele lange zin en daarom compleet onleesbaar is. Kom op zeg: het zijn twee zinnen.
Nel Son
Teneinde vervolging te voorkomen wegens smadelijke belediging, zure satire en spot, roddel en achterklap, misselijk makend misbruik van de vrijheid van meningsuiting, het hekelen van personen die zich belangrijker voordoen dan ze zijn, het aan de kaak stellen van de imbeciliteit van lokale, provinciale en landelijke bestuurders, het leegschudden van vuilnisbakken over stinkend goede reputaties, het hinderlijk volgen van personen die zelf de publiciteit zoeken, het op een komisch bedoelde wijze verdraaien van feiten, het ronduit uit de duim zuigen van personen, feiten en gebeurtenissen en het in de mond leggen van verzonnen citaten, het verkeerd citeren van willekeurige gezagsdragers, het suggereren van stupiditeit en dekmantels, het doen van aanhoudende pogingen tot karaktermoord (met als verzachtende omstandigheid dat het veelal zwakke karakters zijn), het toewuiven van lof aan hen die dat geenszins verdienen, het volharden in standpunten die anderen onwelgevallig zijn, het schoppen tegen zere benen en omver wensen te gooien van heilige huisjes, het ingooien van eigen ruiten en die van anderen en mijn wekelijkse aanwezigheid in dit advertentieblaadjes, heb ik in goed overleg met juridische adviseurs van de directie die mij vorstelijk betaalt om dit al bijna twaalf jaar te doen besloten om enkele correcties aan te brengen in de van mijn hand verschenen schrijfsels over de afgelopen twee jaar, aangezien hierop nog geen verjaringstermijn van toepassing is en een en ander door iedereen in mijn weblog is na te lezen (http://nelsonregiobode.blogspot.com) publiceer ik hier derhalve, geheel uit eigen vrij wil een erratum aangaande het drinkgedrag van Petra van Wingerden (rosé moet zijn Berenburg), de plannen voor weg en spoor onder Dieren door (gaan w l door!), de insprekers op de vele kletsmajooravondjes die door de Gemeente worden georganiseerd (zijn allemaal erg deskundig, onpartijdig en hebben stuk voor stuk het gelijk aan hun zijde), de briljante beleidsmanoeuvres van wethouder Elsenaar van Rheden (gewoon niet waar), het Zomerfeest aan de IJssel en het verbod op alcohol op het horecapleintje na negen uur ‘s avonds (goed plan; komt toch maar rottigheid van), het sherry drinken van de vrouw van ex-wethouder Wim Pieper (moet zijn venkelthee), het cijferfetisjisme van de burgemeester van Rheden (kan geen drie getallen uit het hoofd bij elkaar optellen), het mislukte verjaardagsfeest van veertig jaar winkelcentrum Calluna (nog nooit zo uit mijn dak gegaan), de krenterigheid van de winkeliers aldaar (kan altijd een gratis plastic tasje krijgen; in de meeste winkels althans), de orde in mijn ladekast met sokjes en panty’s (is een regelrecht zooitje), dat Rozendaal een nieuwe burgemeester verdient (opheffen die hap!), dat ik een voorjaarsdip gehad zou hebben (duurt de hele zomer nog door), de faillissementen van een integer ondernemer (was er maar één), dat Jan-Bart Wilschut veertig miljoen heeft wegvergaderd (was eigenlijk de schuld van Marijke van Haarten), dat meer stuifzand maken op het Rozendaalse veld een van de pot gerukt idee is van Harriët Tiemens (zand schuurt de maag), dat inspraak schadelijk is voor de voortgang van projecten die al lang af hadden moeten zijn (haastige spoed is zelden goed), dat Ap Lammers vaker in de krant staat dan welke Rhedense wethouder dan ook (nou, èn?) en dat dit stukje zou bestaan uit één hele lange zin en daarom compleet onleesbaar is. Kom op zeg: het zijn twee zinnen.
Nel Son
Knip en p(l)ak
column Regiobode 16 juli 2008
Soms sta ik versteld van de vindingrijkheid van politici. Is het veelal voorspelbare volksverlakkerij die ze uitdragen en tocht het enorm vanwege de open deuren die ze met hun beleidsvoorstellen intrappen, af en toe heeft er eentje een superieur idee te pakken. Deel van het geniale plan bestaat er uit, dat wij het als gewone burgers niet meteen als zodanig herkennen. In een subtiele verpakking waarop niks bijzonder te lezen lijkt, blijkt dan een prachtig staaltje staatsmanskunst opgeborgen waar je met recht u tegen zegt. Vast onderdeel van de politieke levenscyclus is het constateren dat er te weinig geld is. Het omgekeerde komt ook voorbij, maar daar weten onze besluitvaardigen altoos wel raad mee. Het vraagt geen bijzondere bestuurlijke gaven om te regeren als de kas overstroomt. De echte grote politieke geesten kunnen zich pas uitleven als de bodem van de kist met onze belastingcenten in zicht komt. In de Gemeente Rheden is kort geleden het financiële sein weer eens op rood gegaan. Simpele zielen vragen zich af hoe het kan. Nog maar kort geleden wist de financiële opperdoes aldaar zich geen raad met de overschotten. Nu ineens blijkt dat het riool naar poep ruikt, moet er gereserveerd worden voor toiletverfrisser en dreigt er een lelijk gat in de begroting. Allemaal kletskoek, uiteraard. De Gemeente Rheden kan alleen al van de rente van de Hart van Dierencenten een nieuw rioleringsstelsel aanleggen van koperen leidingen. Nee, het hoort weer eens een tijdje zwaar weer te worden, opdat de bokken van de schapen gescheiden kunnen worden. Moge de enige echte ware politicus in Rheden nu maar opstaan. En zie daar: hij staat er ook. Cultuurwethouder Elsenaar is er klaar voor. Wat hem betreft is het volledige budget voor toneelvoorstellingen in de Dierense schouwburg vanaf maandagmorgen half negen beschikbaar voor de algemene reserve. En niet omdat hij dat op zondagavond laat met een kwaaie kop zo heeft bedacht. Nee: dat zat al ingebakken in de manier waarop hij dat cultuurgeld in hapklare brokjes van 500 euro ter beschikking had gesteld. Wie een voorstelling in de schouwburg wilde organiseren, kon bij Elsenaar tien briefjes van vijftig euro komen ophalen. Schandalig te weinig om de kosten van een professionele schouwburg - want dat is het, ook al heet het tegenwoordig Sprookjestheater - te dekken. De afgelopen twee jaar hebben dan ook maar dertig groepen zich aan dit financiële debacle gewaagd. Grond genoeg voor Elsenaar om het beleid failliet te verklaren en het overgebleven en gereserveerde geld voor iets anders te bestemmen. Dat zal geen culturele bestemming worden. Reden daarvoor is, dat de enige andere gegadigde de stichting Rhederart is. Daarvan weet de wethouder dat het een dekmantel is van het artiestenbureau van Henk Steinvoort. Deze sympathieke en creatieve ondernemer is nog vaker failliet gegaan dan het gemeentelijke cultuurbeleid. Bij een volgende doorstart van zijn bedrijf moet Steinvoort terugvallen op zijn voornaam als bedrijfsnaam. Het bureau heet nu Stein, eerder voluit Steinvoort en dan is het bij nog een faillissement wel zo’n beetje op. Het in stukken knippen van de cultuursubsidie leidde tot een schitterende bezuinigingmogelijkheid. Daar kunnen we Elsenaar alleen maar mee complimenteren. Dat hij er Henk Steinvoort eigenlijk mee matst is een van die wonderlijke paradoxale effecten die geniale politici weten te behalen. Hulde!
Nel Son
Soms sta ik versteld van de vindingrijkheid van politici. Is het veelal voorspelbare volksverlakkerij die ze uitdragen en tocht het enorm vanwege de open deuren die ze met hun beleidsvoorstellen intrappen, af en toe heeft er eentje een superieur idee te pakken. Deel van het geniale plan bestaat er uit, dat wij het als gewone burgers niet meteen als zodanig herkennen. In een subtiele verpakking waarop niks bijzonder te lezen lijkt, blijkt dan een prachtig staaltje staatsmanskunst opgeborgen waar je met recht u tegen zegt. Vast onderdeel van de politieke levenscyclus is het constateren dat er te weinig geld is. Het omgekeerde komt ook voorbij, maar daar weten onze besluitvaardigen altoos wel raad mee. Het vraagt geen bijzondere bestuurlijke gaven om te regeren als de kas overstroomt. De echte grote politieke geesten kunnen zich pas uitleven als de bodem van de kist met onze belastingcenten in zicht komt. In de Gemeente Rheden is kort geleden het financiële sein weer eens op rood gegaan. Simpele zielen vragen zich af hoe het kan. Nog maar kort geleden wist de financiële opperdoes aldaar zich geen raad met de overschotten. Nu ineens blijkt dat het riool naar poep ruikt, moet er gereserveerd worden voor toiletverfrisser en dreigt er een lelijk gat in de begroting. Allemaal kletskoek, uiteraard. De Gemeente Rheden kan alleen al van de rente van de Hart van Dierencenten een nieuw rioleringsstelsel aanleggen van koperen leidingen. Nee, het hoort weer eens een tijdje zwaar weer te worden, opdat de bokken van de schapen gescheiden kunnen worden. Moge de enige echte ware politicus in Rheden nu maar opstaan. En zie daar: hij staat er ook. Cultuurwethouder Elsenaar is er klaar voor. Wat hem betreft is het volledige budget voor toneelvoorstellingen in de Dierense schouwburg vanaf maandagmorgen half negen beschikbaar voor de algemene reserve. En niet omdat hij dat op zondagavond laat met een kwaaie kop zo heeft bedacht. Nee: dat zat al ingebakken in de manier waarop hij dat cultuurgeld in hapklare brokjes van 500 euro ter beschikking had gesteld. Wie een voorstelling in de schouwburg wilde organiseren, kon bij Elsenaar tien briefjes van vijftig euro komen ophalen. Schandalig te weinig om de kosten van een professionele schouwburg - want dat is het, ook al heet het tegenwoordig Sprookjestheater - te dekken. De afgelopen twee jaar hebben dan ook maar dertig groepen zich aan dit financiële debacle gewaagd. Grond genoeg voor Elsenaar om het beleid failliet te verklaren en het overgebleven en gereserveerde geld voor iets anders te bestemmen. Dat zal geen culturele bestemming worden. Reden daarvoor is, dat de enige andere gegadigde de stichting Rhederart is. Daarvan weet de wethouder dat het een dekmantel is van het artiestenbureau van Henk Steinvoort. Deze sympathieke en creatieve ondernemer is nog vaker failliet gegaan dan het gemeentelijke cultuurbeleid. Bij een volgende doorstart van zijn bedrijf moet Steinvoort terugvallen op zijn voornaam als bedrijfsnaam. Het bureau heet nu Stein, eerder voluit Steinvoort en dan is het bij nog een faillissement wel zo’n beetje op. Het in stukken knippen van de cultuursubsidie leidde tot een schitterende bezuinigingmogelijkheid. Daar kunnen we Elsenaar alleen maar mee complimenteren. Dat hij er Henk Steinvoort eigenlijk mee matst is een van die wonderlijke paradoxale effecten die geniale politici weten te behalen. Hulde!
Nel Son
Vrijwilligers gezocht
column Regiobode 9 juli 2008
Een communicatiegoeroe orakelde ooit: ‘het maakt niet uit wat ze over je schrijven, als ze je naam maar goed spellen’. Ik moet daar al een week of twee aan denken als ik de dure reclamecampagne volg van de Adtent Zorg Groep. Voor ruim één miljoen kopen ze toch maar een mooi stukje publiciteit. Twee directeuren (ieder goed voor en tonnetje of vierenhalf) en een onderknuppel uit het lagere management (tonnetje!) krijgen van de kantonrechter gelijk dat hun werkgever niet zo attent is als de naam doet vermoeden. Vanuit het bestuur van de organisatie die verpleeg- en verzorgingshuizen beheert, kwam een uiterst relaxte reactie. De reserves lieten het ruimschoots toe om op deze manier afscheid te nemen van drie personeelsleden. Met name deze ontspannen houding naar de hoogte van het banksaldo van de organisatie, deed menigeen verontwaardigd in de pen klimmen. Een van de eerste was Oege Feitsma, ex-bestuurder van alles wat los en vast te besturen valt. Wat hem betreft zijn reserves er om appelmoes van te kopen en zou het bestuur van de Adtent Zorg Groep maar beter kunnen opstappen. Sollicitatiebriefje Oege? Ook dominee Plasman deed even later een duit in het zakje door de vele vrijwilligers te beklagen die de hand- en spandiensten verrichten die de betaalde krachten niet meer aankunnen. Voor een miljoen kun je heel wat personeel in dienst nemen en het was toch godslasterlijk dat dit bedrag nu zo maar bij de weggebonjourde managers werd bijgeschreven. Eerwaarde, is het niet altoos uw taak te bemoedigen? Dit klinkt als een oproep tot oproer onder de vrijwilligers. Straks is er noch personeel voldoende, noch een contingent vrijwilligers voorhanden om de pyjamadagen te begeleiden in de zorgcentra. De verontwaardigde toon was inmiddels gezet en sindsdien schrijft iedereen zich de vingers blauw om ach en wee te roepen en te pleiten voor een betere wereld, in casu het niet laten doorgaan van dit onheil. Ook de Gemeenteraad van Rheden dook diep in haar rol van wereldverbeteraar en kwam met een motie, gericht op de bestuurderen van de Adtent Zorg Groep. Ze zouden potverdikkeme in de gaten gehouden worden. Hun eigenste wethouder kreeg er hoogstpersoonlijk de opdracht toe Adtent voortaan op iedere uitgave te controleren. Al met al kregen we een even obligate als machteloze verontwaardiging over ons uitgestort de afgelopen dagen. Want wat zijn de feiten: een kantonrechter toetst de wet en doet een onherroepelijke uitspraak. Niemand kan er tegen in beroep. De Adtent Zorg Groep niet en ook de ontslagen managers niet. Verder gaat de Raad van de Gemeente Rheden voor nog geen procent over de budgetten waarmee de Adtent Zorg Groep werkt. Hun subsidiestromen hebben nauwelijks oorsprong in De Steeg. Dus wat doen we nu ‘lekker belangrijk’ met elkaar. Organisaties als de Adtent Zorg Groep zijn er legio en ze hebben allemaal een stichtingsvorm. Dat is - zoals algemeen bekend veronderstelt mag worden - de meest ondemocratische bestuursvorm die Nederland kent. We mogen er als belastingbetalers onze dure euro’s afstorten en we moeten de controle overlaten aan een ondoorzichtig circuitje bestuursleden dat niet gehinderd door enig maatschappelijk draagvlak, kan beschikken over reserves waarin een miljoentje minder, geen pijn doet. Stop toch met deze klaagzang! Laten we allemaal vrijwilliger worden bij Adtent; heeft de campagne een positieve effect en is het iedere cent waard geweest.
Nel Son
Een communicatiegoeroe orakelde ooit: ‘het maakt niet uit wat ze over je schrijven, als ze je naam maar goed spellen’. Ik moet daar al een week of twee aan denken als ik de dure reclamecampagne volg van de Adtent Zorg Groep. Voor ruim één miljoen kopen ze toch maar een mooi stukje publiciteit. Twee directeuren (ieder goed voor en tonnetje of vierenhalf) en een onderknuppel uit het lagere management (tonnetje!) krijgen van de kantonrechter gelijk dat hun werkgever niet zo attent is als de naam doet vermoeden. Vanuit het bestuur van de organisatie die verpleeg- en verzorgingshuizen beheert, kwam een uiterst relaxte reactie. De reserves lieten het ruimschoots toe om op deze manier afscheid te nemen van drie personeelsleden. Met name deze ontspannen houding naar de hoogte van het banksaldo van de organisatie, deed menigeen verontwaardigd in de pen klimmen. Een van de eerste was Oege Feitsma, ex-bestuurder van alles wat los en vast te besturen valt. Wat hem betreft zijn reserves er om appelmoes van te kopen en zou het bestuur van de Adtent Zorg Groep maar beter kunnen opstappen. Sollicitatiebriefje Oege? Ook dominee Plasman deed even later een duit in het zakje door de vele vrijwilligers te beklagen die de hand- en spandiensten verrichten die de betaalde krachten niet meer aankunnen. Voor een miljoen kun je heel wat personeel in dienst nemen en het was toch godslasterlijk dat dit bedrag nu zo maar bij de weggebonjourde managers werd bijgeschreven. Eerwaarde, is het niet altoos uw taak te bemoedigen? Dit klinkt als een oproep tot oproer onder de vrijwilligers. Straks is er noch personeel voldoende, noch een contingent vrijwilligers voorhanden om de pyjamadagen te begeleiden in de zorgcentra. De verontwaardigde toon was inmiddels gezet en sindsdien schrijft iedereen zich de vingers blauw om ach en wee te roepen en te pleiten voor een betere wereld, in casu het niet laten doorgaan van dit onheil. Ook de Gemeenteraad van Rheden dook diep in haar rol van wereldverbeteraar en kwam met een motie, gericht op de bestuurderen van de Adtent Zorg Groep. Ze zouden potverdikkeme in de gaten gehouden worden. Hun eigenste wethouder kreeg er hoogstpersoonlijk de opdracht toe Adtent voortaan op iedere uitgave te controleren. Al met al kregen we een even obligate als machteloze verontwaardiging over ons uitgestort de afgelopen dagen. Want wat zijn de feiten: een kantonrechter toetst de wet en doet een onherroepelijke uitspraak. Niemand kan er tegen in beroep. De Adtent Zorg Groep niet en ook de ontslagen managers niet. Verder gaat de Raad van de Gemeente Rheden voor nog geen procent over de budgetten waarmee de Adtent Zorg Groep werkt. Hun subsidiestromen hebben nauwelijks oorsprong in De Steeg. Dus wat doen we nu ‘lekker belangrijk’ met elkaar. Organisaties als de Adtent Zorg Groep zijn er legio en ze hebben allemaal een stichtingsvorm. Dat is - zoals algemeen bekend veronderstelt mag worden - de meest ondemocratische bestuursvorm die Nederland kent. We mogen er als belastingbetalers onze dure euro’s afstorten en we moeten de controle overlaten aan een ondoorzichtig circuitje bestuursleden dat niet gehinderd door enig maatschappelijk draagvlak, kan beschikken over reserves waarin een miljoentje minder, geen pijn doet. Stop toch met deze klaagzang! Laten we allemaal vrijwilliger worden bij Adtent; heeft de campagne een positieve effect en is het iedere cent waard geweest.
Nel Son
Crimineel
column Regiobode 2 juli 2008
Cijfers! Wat was ze altijd al blij geweest met cijfers. Ze prees zich gelukkig nog in de jaren onderwijs genoten te hebben dat je voor alles een cijfer kreeg. Wist je waar je aan toe was. Dat geleuter later met ‘kan heel goed vingerverven en maakt mooie bloemen van raffiatouw’, daar kocht je niks voor. Nee, gewoon een acht voor vlijt en netheid. Daar kon je wat mee! Ze ging er dan ook eens goed voor zitten, toen de jaarcijfers van de Politie Gelderland Midden op haar bureau ploften. Wat hadden ‘haar dienders’ het vorig jaar allemaal uitgespookt. Ze wist ook wel dat het eigenlijk de dienders van Krikke waren, maar diep in haar hart had ze en speciaal plekje voor mannen in uniformen en dat liet ze zich door die blonde troel in Arnhem niet afnemen. Het deed haar al zeer genoeg dat ze voor haar eigen gemeente altoos moest concurreren met de voetbalwedstrijden in Gelredoom en het opstandige gepeupel in de Arnhemse Vogelaarwijken. Er zat voor haar niks anders op dan met strakke hand haar boerenpopulatie van te veel drank af te houden. ‘Ook een vorm van repressie’ bemoedigde ze zichzelf ter compensatie van de minuscule politiemacht die zij over haar zeven dorpen moest versnipperen. Aha, kijk aan: veertig geweldsdelicten meer! Ook nog drankgerelateerd voor een deel. Daar kon ze wat mee. Dat cijfer veertig zou ze overigens niet gebruiken. Procentueel betrof het een toename van achttien procent. ‘Bijna twintig’ zou ze daar in haar toespraken van maken. Klonk goed! Zie daar: ook het aantal inbraken was met ‘bijna twintig procent’ gestegen. Zou interessant zijn om te weten of die geweldplegers en die inbrekers familie van elkaar waren. Of misschien wel dezelfde personen? De omgang met cijfers inspireerde haar tot machtige inzichten. Hier dan: logisch dat het aantal autodiefstallen in haar gemeente was gedaald. Je ervoer de fraaie groene omgeving van haar Veluwezoom ook zoveel intenser als je op de bromfiets zat. De 209 inbrekers en 262 geweldplegers hadden samen maar liefst 356 tweewielers met hulpmotor gestolen. Hier moest ze even over nadenken. Vierhonderdeenenzeventig criminelen op driehonderdzesenvijftig scooters? Zou dat op een vorm van wederrechtelijk ‘car’poolen duiden? Ging ze een werkgroepje op zetten, besloot ze. Haar euforische stemming maakte een sprongetje toen ze onder het kopje ‘Grote Uitwassen’ las over De Vechtpartij tijdens het Zomerfeest aan de IJssel vorig jaar. Daar had ze toch maar mooi met strakke hand op gereageerd. De kroegen in dat zuipdorp gingen door haar toedoen de bierpomp om negen uur ‘s avonds op slot doen. ‘Goeie bal, Petra’, complimenteerde ze zichzelf hardop in haar burgemeesterskamer. ‘Die pet past ons allemaal’ dacht ze er zacht kreunend achteraan. Met een schok werd ze uit haar zoete mijmering weggerukt. Was las ze daar?! Hadden er tijdens het Carnaval twee groepen met elkaar geknokt in Rheden? Dat moest tijdens haar wintersport gebeurd zijn, want daar wist ze niks van. Carnavalvierders die met elkaar op de vuist gingen; het moest potverdikkeme niet gekker worden. Hier zat maar één ding op. Nog voor het seizoen der matteklappen in november weer los zou barsten, had zij er een nieuwe verordening door. Voortaan werd het Carnaval in haar gemeente alcoholvrij gevierd! Ze voelde zich beleidskrachtiger dan ooit. Ze keek op haar horloge. Zou het al tijd zijn voor een rosé-tje vroeg ze zich opgewonden af.
Nel Son
Cijfers! Wat was ze altijd al blij geweest met cijfers. Ze prees zich gelukkig nog in de jaren onderwijs genoten te hebben dat je voor alles een cijfer kreeg. Wist je waar je aan toe was. Dat geleuter later met ‘kan heel goed vingerverven en maakt mooie bloemen van raffiatouw’, daar kocht je niks voor. Nee, gewoon een acht voor vlijt en netheid. Daar kon je wat mee! Ze ging er dan ook eens goed voor zitten, toen de jaarcijfers van de Politie Gelderland Midden op haar bureau ploften. Wat hadden ‘haar dienders’ het vorig jaar allemaal uitgespookt. Ze wist ook wel dat het eigenlijk de dienders van Krikke waren, maar diep in haar hart had ze en speciaal plekje voor mannen in uniformen en dat liet ze zich door die blonde troel in Arnhem niet afnemen. Het deed haar al zeer genoeg dat ze voor haar eigen gemeente altoos moest concurreren met de voetbalwedstrijden in Gelredoom en het opstandige gepeupel in de Arnhemse Vogelaarwijken. Er zat voor haar niks anders op dan met strakke hand haar boerenpopulatie van te veel drank af te houden. ‘Ook een vorm van repressie’ bemoedigde ze zichzelf ter compensatie van de minuscule politiemacht die zij over haar zeven dorpen moest versnipperen. Aha, kijk aan: veertig geweldsdelicten meer! Ook nog drankgerelateerd voor een deel. Daar kon ze wat mee. Dat cijfer veertig zou ze overigens niet gebruiken. Procentueel betrof het een toename van achttien procent. ‘Bijna twintig’ zou ze daar in haar toespraken van maken. Klonk goed! Zie daar: ook het aantal inbraken was met ‘bijna twintig procent’ gestegen. Zou interessant zijn om te weten of die geweldplegers en die inbrekers familie van elkaar waren. Of misschien wel dezelfde personen? De omgang met cijfers inspireerde haar tot machtige inzichten. Hier dan: logisch dat het aantal autodiefstallen in haar gemeente was gedaald. Je ervoer de fraaie groene omgeving van haar Veluwezoom ook zoveel intenser als je op de bromfiets zat. De 209 inbrekers en 262 geweldplegers hadden samen maar liefst 356 tweewielers met hulpmotor gestolen. Hier moest ze even over nadenken. Vierhonderdeenenzeventig criminelen op driehonderdzesenvijftig scooters? Zou dat op een vorm van wederrechtelijk ‘car’poolen duiden? Ging ze een werkgroepje op zetten, besloot ze. Haar euforische stemming maakte een sprongetje toen ze onder het kopje ‘Grote Uitwassen’ las over De Vechtpartij tijdens het Zomerfeest aan de IJssel vorig jaar. Daar had ze toch maar mooi met strakke hand op gereageerd. De kroegen in dat zuipdorp gingen door haar toedoen de bierpomp om negen uur ‘s avonds op slot doen. ‘Goeie bal, Petra’, complimenteerde ze zichzelf hardop in haar burgemeesterskamer. ‘Die pet past ons allemaal’ dacht ze er zacht kreunend achteraan. Met een schok werd ze uit haar zoete mijmering weggerukt. Was las ze daar?! Hadden er tijdens het Carnaval twee groepen met elkaar geknokt in Rheden? Dat moest tijdens haar wintersport gebeurd zijn, want daar wist ze niks van. Carnavalvierders die met elkaar op de vuist gingen; het moest potverdikkeme niet gekker worden. Hier zat maar één ding op. Nog voor het seizoen der matteklappen in november weer los zou barsten, had zij er een nieuwe verordening door. Voortaan werd het Carnaval in haar gemeente alcoholvrij gevierd! Ze voelde zich beleidskrachtiger dan ooit. Ze keek op haar horloge. Zou het al tijd zijn voor een rosé-tje vroeg ze zich opgewonden af.
Nel Son
Het leven begint bij...
column Regiobode 25 juni 2008
Toen ik veertig werd heb ik een groot feest gegeven. Een feest om het begin te vieren, want de volksmond zegt immers dat je leven pas begint als je veertig bent. Daar zit wel iets in, is mijn beleving. Zo rond mijn veertigste begon ik wat meer rust te ervaren. Niet dat ik alle grote levensvragen van een passend antwoord had voorzien. Verre van dat. Wel was het zo dat ik besefte, dat alle andere mensen er net zo veel en zo weinig van snapten als ik. Mijn vragen, mijn onzekerheden, mijn twijfels en aarzelingen; als ik goed om me heen keek, zag ik iedereen daar op een soortgelijke wijze mee worstelen. Daar moet je blijkbaar veertig voor worden. De afstand die je met het vorderen der jaren wint op de waan van de dag, biedt kansen op wat meer overzicht over de dingen die er meer toe doen. Je leert wat spaarzamer met je energie om te gaan en die in te zetten op zaken waarvan je de waarde hebt leren kennen. De morgen na een zeer energiek feest, stond ik het toilet uit te soppen met een lichtelijk verdoofd hoofd en probeerde ik de flarden te rangschikken die me van de vorige avond door het hoofd tolden. Mijn leven was begonnen, voelde ik mezelf denken en het had niet veel glamour zoals ik daar in de wc-pot stond te boenen. Of de middenstanders op het winkelcentrum Calluna zich afgelopen zaterdag bij het opmaken van de kassa ook zo hebben gevoeld, laat zich raden. Ze vierden die dag gezamenlijk de veertigste verjaardag van hun koopslurf. Veertig jaar Calluna werd groots gevierd. Ik heb één springkussen gezien, maar dat komt omdat ik doelgericht als altijd de kortste weg naar de bakker kies voor mijn grofvolkoren. Boze tongen beweren dat er maar liefst drie opstellingen waren waarin kinderen zich konden uitleven. Slim van die middenstanders. Als de kinderen lekker bezig zijn, hebben papa en mama even de tijd om wat extra omzet te genereren, is de sluwe marketingstrategie die daar achter zit. Jammer genoeg laten ouders hun kinderen tegenwoordig geen seconde meer uit het oog. De taferelen bij de schoolpleinen, waar de leerplichtige kroost dagelijks onder strikt toezicht en alle bijbehorende verkeerschaos wordt afgeleverd, hadden het de kruideniers kunnen voorspellen. Zet je een paar clowns bij de springkussens dan weet je zeker dat een beetje Ouder van Nu zijn kostbare kid in het oog wil houden. Kinderloos als ik ben, wil het me nog wel eens ontschieten of het nu Oude of Nieuw Pekela was, maar clowns en kinderen staan garant voor uiterst waakzame - en dus minder koopgrage - ouders. Dat zal dus wel weer als weggegooid geld worden geëvalueerd op de volgende vergadering van de Callunawinkeliers. Het is me ook een monter clubje veertigers als je ze bezig hoort in De Gelderlander van vorige week. Het Hiep-hiep-hoera straalt er niet bepaald vanaf en ook qua feestplanning mag het bestuur wel eens wat breder kijken. Op amper steenworp afstand vierde Rheden namelijk het schaapscheerdersfeest waardoor hele horden het verjaarspartijtje op Calluna vergaten. Kommer en kwel verkondigen over het slechte onderhoud en de hoge gemiddelde leeftijd van de winkeliers, doen gemakkelijk de rest. Ik herinner me dat mijn wc-pot even later weer glom en het duffe gevoel in mijn hoofd was ‘s middags om drie uur helemaal verdwenen. Ik wens Calluna ook alle frisheid en monterheid toe die ze zo graag zou willen uitstralen. Volgens mij moeten ze gewoon eens beginnen met leven.
Nel Son
Toen ik veertig werd heb ik een groot feest gegeven. Een feest om het begin te vieren, want de volksmond zegt immers dat je leven pas begint als je veertig bent. Daar zit wel iets in, is mijn beleving. Zo rond mijn veertigste begon ik wat meer rust te ervaren. Niet dat ik alle grote levensvragen van een passend antwoord had voorzien. Verre van dat. Wel was het zo dat ik besefte, dat alle andere mensen er net zo veel en zo weinig van snapten als ik. Mijn vragen, mijn onzekerheden, mijn twijfels en aarzelingen; als ik goed om me heen keek, zag ik iedereen daar op een soortgelijke wijze mee worstelen. Daar moet je blijkbaar veertig voor worden. De afstand die je met het vorderen der jaren wint op de waan van de dag, biedt kansen op wat meer overzicht over de dingen die er meer toe doen. Je leert wat spaarzamer met je energie om te gaan en die in te zetten op zaken waarvan je de waarde hebt leren kennen. De morgen na een zeer energiek feest, stond ik het toilet uit te soppen met een lichtelijk verdoofd hoofd en probeerde ik de flarden te rangschikken die me van de vorige avond door het hoofd tolden. Mijn leven was begonnen, voelde ik mezelf denken en het had niet veel glamour zoals ik daar in de wc-pot stond te boenen. Of de middenstanders op het winkelcentrum Calluna zich afgelopen zaterdag bij het opmaken van de kassa ook zo hebben gevoeld, laat zich raden. Ze vierden die dag gezamenlijk de veertigste verjaardag van hun koopslurf. Veertig jaar Calluna werd groots gevierd. Ik heb één springkussen gezien, maar dat komt omdat ik doelgericht als altijd de kortste weg naar de bakker kies voor mijn grofvolkoren. Boze tongen beweren dat er maar liefst drie opstellingen waren waarin kinderen zich konden uitleven. Slim van die middenstanders. Als de kinderen lekker bezig zijn, hebben papa en mama even de tijd om wat extra omzet te genereren, is de sluwe marketingstrategie die daar achter zit. Jammer genoeg laten ouders hun kinderen tegenwoordig geen seconde meer uit het oog. De taferelen bij de schoolpleinen, waar de leerplichtige kroost dagelijks onder strikt toezicht en alle bijbehorende verkeerschaos wordt afgeleverd, hadden het de kruideniers kunnen voorspellen. Zet je een paar clowns bij de springkussens dan weet je zeker dat een beetje Ouder van Nu zijn kostbare kid in het oog wil houden. Kinderloos als ik ben, wil het me nog wel eens ontschieten of het nu Oude of Nieuw Pekela was, maar clowns en kinderen staan garant voor uiterst waakzame - en dus minder koopgrage - ouders. Dat zal dus wel weer als weggegooid geld worden geëvalueerd op de volgende vergadering van de Callunawinkeliers. Het is me ook een monter clubje veertigers als je ze bezig hoort in De Gelderlander van vorige week. Het Hiep-hiep-hoera straalt er niet bepaald vanaf en ook qua feestplanning mag het bestuur wel eens wat breder kijken. Op amper steenworp afstand vierde Rheden namelijk het schaapscheerdersfeest waardoor hele horden het verjaarspartijtje op Calluna vergaten. Kommer en kwel verkondigen over het slechte onderhoud en de hoge gemiddelde leeftijd van de winkeliers, doen gemakkelijk de rest. Ik herinner me dat mijn wc-pot even later weer glom en het duffe gevoel in mijn hoofd was ‘s middags om drie uur helemaal verdwenen. Ik wens Calluna ook alle frisheid en monterheid toe die ze zo graag zou willen uitstralen. Volgens mij moeten ze gewoon eens beginnen met leven.
Nel Son
Goedgeefs
column Regiobode 18 juni 2008
We zijn als Nederlanders een goedgeefs volkje. Sinds Open Het Dorp kan ons imago wat dat aangaat niet meer stuk. Er hoeft zich maar een nooddruftige situatie op de wereld aan te dienen of wij staan in de rij om onze spaarpotten leeg te storten. Ook in het klein willen we niet kleingeestig zijn. Een snelle blik door de kranten van de afgelopen weken, toont het beeld van een vrijgevige Veluwezoom. Het is goedertieren wat de klok slaat. De komst van het nieuwe zilte zeevisje inspireert inmiddels al een paar jaar twee groepen tot het organiseren van een Haringparty. Onder het motto ‘haring in het land; ondernemers in de krant’ laten de Dierense entrepreneurs en de genodigden van de ziekenfonds Rotary Kiwanisclub zich met of zonder uitje wat geld uit de zak kloppen. Steevast overtreft het bedrag dat wordt opgehaald ruimschoots de verwachtingen en geeft de overhandiging van de ge mproviseerde cheque een leuk plaatje voor de lokale bladen. Het goede doel is veelal ontroerd annex onder de indruk en uiteraard hartstikke blij met het bijeen gelopen, gezongen, gedronken en gehapte geld. Het goedgeefse zit niet alleen in het materiële. Ook het schenken van waardering lijkt een nieuwe trend te worden. We zijn daar wat minder goed in met elkaar; zowel aan de gevende kant als aan de ontvangende kant. Het gaat ons niet zo gemakkelijk af om een ander een complimentje te geven. Laat staan dat het ons zonder al te veel (valse) bescheidenheid lukt om te accepteren dat een ander iets goed van ons vindt. Het eerste wordt ons ingegeven door het vermoeden dat mensen die we loven voor hun goede werk ‘naast hun schoenen gaan lopen’. Verdenken we de ander van zweterige voeten met de bijbehorende odeur? Nee, het heeft te maken met onze nationale basisinstelling ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. Het enige moment dat we deze grondhouding totaal en massaal loslaten is als het Nederlands elftal een goede prestatie neerzet op een internationaal toernooi. Dan toont dit ingetogen volk zich op een uitbundige manier aan de verzamelde naties en krijgen wedstrijdregisseurs er geen genoeg van om de oranjegekte in de stadions in beeld te brengen. Samen met de uit alle uithoeken van het stadion gefilmde herhalingen van hoekschoppen, tackles, guitige keepers, fronsende trainers en doelpunten zie je nog maar amper iets van de wedstrijd die aan de gang is. De moeite die we hebben bij het ontvangen van een compliment zegt iets over een andere insteek van hetzelfde egaliteitsverlangen in onze volksaard. ‘Een ander zou toch ook doen wat ik doe? Zo bijzonder is dat toch niet?’ Een heerlijke uitnodiging aan de compliment-gevende partij om er nog eens een schepje bovenop te doen. ‘Nou het is b st wel apart wat u presteert hoor!’ Dat sfeertje moet geheerst hebben in de oranjerie van kasteel Middachten waar Rhedens burgermoeder Petra van Wingerden kortgeleden vrijwilligers in het zonnetje zette. Ze zon scheen op dat moment mee, dus dat hielp een beetje. Wat ook hielp was de het nieuwe mantelpakje van de Rhedense first lady. Dat verdient een compliment waarvan ik hoop dat Petra het ‘gewoon’ kan aannemen. En nu niet bij de Raad om een verhoging van het kleedgeld gaan zeuren. Er komen nog genoeg gelegenheden waarbij haar spijkerbroek passend is. Zelf is mij erg veel gegeven in mijn leven. Daarvan raakte ik tijdens mijn korte afwezigheid hernieuwd doordrongen. Het goede te behouden voor mezelf en tegelijkertijd veel ervan door te geven lijkt me een goed (levens)doel.
Nel Son
We zijn als Nederlanders een goedgeefs volkje. Sinds Open Het Dorp kan ons imago wat dat aangaat niet meer stuk. Er hoeft zich maar een nooddruftige situatie op de wereld aan te dienen of wij staan in de rij om onze spaarpotten leeg te storten. Ook in het klein willen we niet kleingeestig zijn. Een snelle blik door de kranten van de afgelopen weken, toont het beeld van een vrijgevige Veluwezoom. Het is goedertieren wat de klok slaat. De komst van het nieuwe zilte zeevisje inspireert inmiddels al een paar jaar twee groepen tot het organiseren van een Haringparty. Onder het motto ‘haring in het land; ondernemers in de krant’ laten de Dierense entrepreneurs en de genodigden van de ziekenfonds Rotary Kiwanisclub zich met of zonder uitje wat geld uit de zak kloppen. Steevast overtreft het bedrag dat wordt opgehaald ruimschoots de verwachtingen en geeft de overhandiging van de ge mproviseerde cheque een leuk plaatje voor de lokale bladen. Het goede doel is veelal ontroerd annex onder de indruk en uiteraard hartstikke blij met het bijeen gelopen, gezongen, gedronken en gehapte geld. Het goedgeefse zit niet alleen in het materiële. Ook het schenken van waardering lijkt een nieuwe trend te worden. We zijn daar wat minder goed in met elkaar; zowel aan de gevende kant als aan de ontvangende kant. Het gaat ons niet zo gemakkelijk af om een ander een complimentje te geven. Laat staan dat het ons zonder al te veel (valse) bescheidenheid lukt om te accepteren dat een ander iets goed van ons vindt. Het eerste wordt ons ingegeven door het vermoeden dat mensen die we loven voor hun goede werk ‘naast hun schoenen gaan lopen’. Verdenken we de ander van zweterige voeten met de bijbehorende odeur? Nee, het heeft te maken met onze nationale basisinstelling ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. Het enige moment dat we deze grondhouding totaal en massaal loslaten is als het Nederlands elftal een goede prestatie neerzet op een internationaal toernooi. Dan toont dit ingetogen volk zich op een uitbundige manier aan de verzamelde naties en krijgen wedstrijdregisseurs er geen genoeg van om de oranjegekte in de stadions in beeld te brengen. Samen met de uit alle uithoeken van het stadion gefilmde herhalingen van hoekschoppen, tackles, guitige keepers, fronsende trainers en doelpunten zie je nog maar amper iets van de wedstrijd die aan de gang is. De moeite die we hebben bij het ontvangen van een compliment zegt iets over een andere insteek van hetzelfde egaliteitsverlangen in onze volksaard. ‘Een ander zou toch ook doen wat ik doe? Zo bijzonder is dat toch niet?’ Een heerlijke uitnodiging aan de compliment-gevende partij om er nog eens een schepje bovenop te doen. ‘Nou het is b st wel apart wat u presteert hoor!’ Dat sfeertje moet geheerst hebben in de oranjerie van kasteel Middachten waar Rhedens burgermoeder Petra van Wingerden kortgeleden vrijwilligers in het zonnetje zette. Ze zon scheen op dat moment mee, dus dat hielp een beetje. Wat ook hielp was de het nieuwe mantelpakje van de Rhedense first lady. Dat verdient een compliment waarvan ik hoop dat Petra het ‘gewoon’ kan aannemen. En nu niet bij de Raad om een verhoging van het kleedgeld gaan zeuren. Er komen nog genoeg gelegenheden waarbij haar spijkerbroek passend is. Zelf is mij erg veel gegeven in mijn leven. Daarvan raakte ik tijdens mijn korte afwezigheid hernieuwd doordrongen. Het goede te behouden voor mezelf en tegelijkertijd veel ervan door te geven lijkt me een goed (levens)doel.
Nel Son
Wit glas
column Regiobode 28 mei 2008
Ik heb graag mijn dingetjes op orde. Daar bedoel ik dan bijvoorbeeld mijn ladenkast met sokjes en panty’s mee. Daar moet orde heersen. ‘s Morgens voor ik naar het werk ga moet ik er met de ogen dicht de juiste kleur en uitvoering voor die dag uit kunnen pakken. Bij mij ook geen losse bankafschriften of ongeopende enveloppen. Nee, alles netjes op nummer in de daarvoor door de bank verstrekte map. Soms denk ik wel eens dat ik doordraaf, maar ik ga ook altijd met drie tassen naar de glasbak. Eentje met groene flessen, eentje met bruine flessen en een tas met de witte flessen, jampotjes en afgedankte vaasjes (van wit glas!). Ach, zo erg is het allemaal niet, houd ik mezelf voor. Andere mensen hebben hier geen last van. Ook in het openbaar ben ik erg op orde gesteld. U zult mij hoogstzelden uit de toon zien vallen. Dat is allemaal niet zo moeilijk, hoor. Ik hoef alleen maar op mezelf te letten. Hoe anders wordt het als je voor de openbare orde van iedereen verantwoordelijk bent. Petra van Wingerden, de burgermoeder van de Gemeente Rheden, kan daarover meepraten. Uit hoofde van haar functie is zij degene die over de openbare orde in haar gemeente gaat. Nu is Petra er niet de vrouw naar om deze taak licht te nemen. Blijkt ook wel uit haar ingrijpen in de organisatie van het aanstaande Zomerfeest aan de IJssel in Dieren. Al tientallen jaren zetten de Dierenaren het een avond of twee op een vrolijk zuipen aan de boorden van de IJssel bij het Veer en laten de goede gesprekken die ze daarbij voeren overstemmen door muziek. Een traditie het dorp waardig, zou ik willen zeggen. De plaatselijke horeca haakt jaar en dag op deze gewoonte in, door op de stoep voor hun kroegen het bier rijkelijk te laten vloeien. Altoos is het er na het verstommen van de muziek aan de IJssel nog een paar uurtjes een gezellig samenzijn van je welste. Er heerste een gemoedelijke orde waarbij iedereen in het openbaar net boven zijn of haar theewater raakt. Er loopt een plaatselijke koddebeier een oogje in het zeil te houden en ook de uitbaters van de café’s is er alles aan gelegen dat het gemoedelijke sfeertje zo blijft. Voor Petra is dit echter over en voorbij. Vorig jaar schijnen wat jongelui, op het anderhalve kilometer verder gelegen Callunaplein, elkaar op onordelijke wijze in het openbaar de kleding te hebben afgestoft. Matten! Toen Petra daar van hoorde was de maat vol. De horeca-ondernemers op het gezelligste pleintje van het dorp, moeten tijdens het komende Zomerfeest om negen uur ‘s avonds hun zaken sluiten. Stel je voor, moet Petra gedacht hebben, dat ze om te knokken dit jaar niet naar het Callunaplein lopen. Bovendien is Petra van de alcoholmatiging (nou nog één rosé-tje dan!) en weet ze als geen ander hoe laag ze in de regio in de pikorde staat voor politie-inzet. Trekt grote zus Krikke in Arnhem met gemak een blik agenten open als er weer eens iets in Gelredome te doen is, Petra kan amper zestien veldwachters op de been brengen. Wat haar - met een verwijzing naar de openbare orde die Wij Petra te verdedigen hebben - wèl lukt is de uiterst vreemde maatregel af te kondigen dat er geen biertje meer te krijgen is als iedereen na twaalf uur met een schorre en droge keel van de IJssel het dorp in trekt. Voor de verstoring van de openbare orde die ze daarmee bewerkstelligt, houdt menigeen het horecahart vast. Petra doet hiermee een heel contraproductieve ingreep in de natuurlijk orde van een Dierense traditie. En dat voor een liberaal. Petra moet eens wat vaker naar de glasbak. Roséflessen moeten bij het witte glas.
Nel Son
Ik heb graag mijn dingetjes op orde. Daar bedoel ik dan bijvoorbeeld mijn ladenkast met sokjes en panty’s mee. Daar moet orde heersen. ‘s Morgens voor ik naar het werk ga moet ik er met de ogen dicht de juiste kleur en uitvoering voor die dag uit kunnen pakken. Bij mij ook geen losse bankafschriften of ongeopende enveloppen. Nee, alles netjes op nummer in de daarvoor door de bank verstrekte map. Soms denk ik wel eens dat ik doordraaf, maar ik ga ook altijd met drie tassen naar de glasbak. Eentje met groene flessen, eentje met bruine flessen en een tas met de witte flessen, jampotjes en afgedankte vaasjes (van wit glas!). Ach, zo erg is het allemaal niet, houd ik mezelf voor. Andere mensen hebben hier geen last van. Ook in het openbaar ben ik erg op orde gesteld. U zult mij hoogstzelden uit de toon zien vallen. Dat is allemaal niet zo moeilijk, hoor. Ik hoef alleen maar op mezelf te letten. Hoe anders wordt het als je voor de openbare orde van iedereen verantwoordelijk bent. Petra van Wingerden, de burgermoeder van de Gemeente Rheden, kan daarover meepraten. Uit hoofde van haar functie is zij degene die over de openbare orde in haar gemeente gaat. Nu is Petra er niet de vrouw naar om deze taak licht te nemen. Blijkt ook wel uit haar ingrijpen in de organisatie van het aanstaande Zomerfeest aan de IJssel in Dieren. Al tientallen jaren zetten de Dierenaren het een avond of twee op een vrolijk zuipen aan de boorden van de IJssel bij het Veer en laten de goede gesprekken die ze daarbij voeren overstemmen door muziek. Een traditie het dorp waardig, zou ik willen zeggen. De plaatselijke horeca haakt jaar en dag op deze gewoonte in, door op de stoep voor hun kroegen het bier rijkelijk te laten vloeien. Altoos is het er na het verstommen van de muziek aan de IJssel nog een paar uurtjes een gezellig samenzijn van je welste. Er heerste een gemoedelijke orde waarbij iedereen in het openbaar net boven zijn of haar theewater raakt. Er loopt een plaatselijke koddebeier een oogje in het zeil te houden en ook de uitbaters van de café’s is er alles aan gelegen dat het gemoedelijke sfeertje zo blijft. Voor Petra is dit echter over en voorbij. Vorig jaar schijnen wat jongelui, op het anderhalve kilometer verder gelegen Callunaplein, elkaar op onordelijke wijze in het openbaar de kleding te hebben afgestoft. Matten! Toen Petra daar van hoorde was de maat vol. De horeca-ondernemers op het gezelligste pleintje van het dorp, moeten tijdens het komende Zomerfeest om negen uur ‘s avonds hun zaken sluiten. Stel je voor, moet Petra gedacht hebben, dat ze om te knokken dit jaar niet naar het Callunaplein lopen. Bovendien is Petra van de alcoholmatiging (nou nog één rosé-tje dan!) en weet ze als geen ander hoe laag ze in de regio in de pikorde staat voor politie-inzet. Trekt grote zus Krikke in Arnhem met gemak een blik agenten open als er weer eens iets in Gelredome te doen is, Petra kan amper zestien veldwachters op de been brengen. Wat haar - met een verwijzing naar de openbare orde die Wij Petra te verdedigen hebben - wèl lukt is de uiterst vreemde maatregel af te kondigen dat er geen biertje meer te krijgen is als iedereen na twaalf uur met een schorre en droge keel van de IJssel het dorp in trekt. Voor de verstoring van de openbare orde die ze daarmee bewerkstelligt, houdt menigeen het horecahart vast. Petra doet hiermee een heel contraproductieve ingreep in de natuurlijk orde van een Dierense traditie. En dat voor een liberaal. Petra moet eens wat vaker naar de glasbak. Roséflessen moeten bij het witte glas.
Nel Son
Zomerse profetieën
column Regiobode 21 mei 2008
Goed nieuws voor de tegenstanders van de plannen voor weg en spoor onder Dieren door: Hart van Dieren is in alle varianten van de baan. Niets gaat meer! Rien ne vas plus, klonk het vorige week in de werkkamer van Luuk Kuiper. Hij gaat het de komende vijf weken niet redden een goed plan neer te leggen dat èn draagvlak heeft èn de ministeriële miljoenen veilig stelt. Hoofdschuldige voor een rustig zomerreces van de kersverse projectwethouder is Scandinavisch ondernemer Albert Lentink. Deze rasdemocraat trok fijntjes alle inspraakinspanningen van de Gemeente in twijfel en zette daarmee de bijl aan de laatste poging iets te doen aan de verkeersproblemen in zijn fraaie IJsseldorpje. Lentink, beroepsnöler en verkoper van fysiotherapeutische hulpmiddelen en gehaakte gordijnen, maakte gehakt van de plannen van de Gemeente. Zuur orakelde hij tot op het voetnotenniveau alle hoop de grond in dat het ooit nog goed zou komen met Dieren en de extra afrit van de A348 naar zijn design-interieurwinkel waar je nooit een klant ziet, hoe wagenwijd hij zijn deuren ook open heeft staan. Dat de Rhedense politiek het allemaal al van verre zag aankomen, is de laatste tijd duidelijk te merken. Alle partijen doen hun best het gewone politieke gekeuvel te hervatten nu ze het majeure Hart-project wordt afgenomen. De Steegse liberalen lopen daarbij voorop. Die strijken hun rode coalitiegenoten al maanden tegen de haren met hun gepruttel over wolkenkrabbers aan de Veluwezoom. Alsof ze zelf aan een te hoge dakgoot bungelen, kermen ze ach en wee over een vierde bouwlaag op een appartementencomplexje hier en daar. De Partij van de Arbeid, altijd al bevolkt met strategen van het hoogste kaliber, laat de voorzitter van de Rhedense huurdervereniging de kooltjes uit het vuur halen. Internetbestuurder Henk Kok van het belangenclubje van niet-huizenbezitters, analyseerde de enquête op de VVD-site. Daar hadden maar liefst 200 van de 300 deelnemers aan een meningspeiling aangegeven van hoogbouw te gruwen. Wat zijn nu 300 meningen, vroeg Kok zich schamper af. Zelf schermt hij graag met enige trots met de 2.100 leden die zijn huurdersvereniging telt. Wèl mooi de grootste vereniging van Rheden, kwijlt hij daarbij, alsof het getalsargument er wel toe doet als het in zijn voordeel uitvalt. Bovendien: hoeveel makke schapen krijgt je in een hok - annex hoeveel armoedzaaiers in een koffieschenkend vergadercircuitje - met een contributie van vijfendertig (!) eurocent per maand. Maar goed, de VVD vond het spoor terug naar wat politieke commotie ter compensatie van het wegvallen van de spoor- en wegplannen. Dat ze de smaak te pakken hebben, blijkt uit de manier waarop ze recentelijk aan het doordraven zijn over veiligheid. Hoe populistisch willen de liberalen het hebben, vraag je je af. De overval op juwelier Aalbers in Velp, geeft de burger een gevoel van onveiligheid en daar wil de VVD iets aan doen?! De enige beleidsmaatregel die ik me in dat kader kan voorstellen is een verbod op de vestiging van juweliers in je gemeente. Een soortgelijke open deur trapte burgermoeder Petra van Wingerden - ook niks bijzonders meer om handen - in over de alcoholproblemen bij jongeren. Blij dat er nog iemand op dit soort obligate overheidsbemoeienis wil reageren, is ze zelfs bereid een gemeentelijk onderzoek te laten doen, hoewel voor Rheden een normale afspiegeling zal gelden van de - beschikbare! - landelijke cijfers. Over haar eigen rosé-consumptie zal het onderzoek niet gaan. Daarvoor is haar voortuin te diep en is ze - in spijkerbroek gehuld - te onherkenbaar voor de onderzoekers. Maar wie weet? Bij gebrek aan bestuurlijke processen die het College toch niet aankan, zal het komende zomer hooguit nog keuteliger worden dan het nu al aan het worden is. Nog even en het gerucht, dat al maanden rondzingt, dat Wim Pieper de leiding bij Gemeentebelangen weer op zich gaat nemen, blijkt op waarheid te berusten en we kunnen weer overgaan tot de orde van de dag.
Nel Son
Goed nieuws voor de tegenstanders van de plannen voor weg en spoor onder Dieren door: Hart van Dieren is in alle varianten van de baan. Niets gaat meer! Rien ne vas plus, klonk het vorige week in de werkkamer van Luuk Kuiper. Hij gaat het de komende vijf weken niet redden een goed plan neer te leggen dat èn draagvlak heeft èn de ministeriële miljoenen veilig stelt. Hoofdschuldige voor een rustig zomerreces van de kersverse projectwethouder is Scandinavisch ondernemer Albert Lentink. Deze rasdemocraat trok fijntjes alle inspraakinspanningen van de Gemeente in twijfel en zette daarmee de bijl aan de laatste poging iets te doen aan de verkeersproblemen in zijn fraaie IJsseldorpje. Lentink, beroepsnöler en verkoper van fysiotherapeutische hulpmiddelen en gehaakte gordijnen, maakte gehakt van de plannen van de Gemeente. Zuur orakelde hij tot op het voetnotenniveau alle hoop de grond in dat het ooit nog goed zou komen met Dieren en de extra afrit van de A348 naar zijn design-interieurwinkel waar je nooit een klant ziet, hoe wagenwijd hij zijn deuren ook open heeft staan. Dat de Rhedense politiek het allemaal al van verre zag aankomen, is de laatste tijd duidelijk te merken. Alle partijen doen hun best het gewone politieke gekeuvel te hervatten nu ze het majeure Hart-project wordt afgenomen. De Steegse liberalen lopen daarbij voorop. Die strijken hun rode coalitiegenoten al maanden tegen de haren met hun gepruttel over wolkenkrabbers aan de Veluwezoom. Alsof ze zelf aan een te hoge dakgoot bungelen, kermen ze ach en wee over een vierde bouwlaag op een appartementencomplexje hier en daar. De Partij van de Arbeid, altijd al bevolkt met strategen van het hoogste kaliber, laat de voorzitter van de Rhedense huurdervereniging de kooltjes uit het vuur halen. Internetbestuurder Henk Kok van het belangenclubje van niet-huizenbezitters, analyseerde de enquête op de VVD-site. Daar hadden maar liefst 200 van de 300 deelnemers aan een meningspeiling aangegeven van hoogbouw te gruwen. Wat zijn nu 300 meningen, vroeg Kok zich schamper af. Zelf schermt hij graag met enige trots met de 2.100 leden die zijn huurdersvereniging telt. Wèl mooi de grootste vereniging van Rheden, kwijlt hij daarbij, alsof het getalsargument er wel toe doet als het in zijn voordeel uitvalt. Bovendien: hoeveel makke schapen krijgt je in een hok - annex hoeveel armoedzaaiers in een koffieschenkend vergadercircuitje - met een contributie van vijfendertig (!) eurocent per maand. Maar goed, de VVD vond het spoor terug naar wat politieke commotie ter compensatie van het wegvallen van de spoor- en wegplannen. Dat ze de smaak te pakken hebben, blijkt uit de manier waarop ze recentelijk aan het doordraven zijn over veiligheid. Hoe populistisch willen de liberalen het hebben, vraag je je af. De overval op juwelier Aalbers in Velp, geeft de burger een gevoel van onveiligheid en daar wil de VVD iets aan doen?! De enige beleidsmaatregel die ik me in dat kader kan voorstellen is een verbod op de vestiging van juweliers in je gemeente. Een soortgelijke open deur trapte burgermoeder Petra van Wingerden - ook niks bijzonders meer om handen - in over de alcoholproblemen bij jongeren. Blij dat er nog iemand op dit soort obligate overheidsbemoeienis wil reageren, is ze zelfs bereid een gemeentelijk onderzoek te laten doen, hoewel voor Rheden een normale afspiegeling zal gelden van de - beschikbare! - landelijke cijfers. Over haar eigen rosé-consumptie zal het onderzoek niet gaan. Daarvoor is haar voortuin te diep en is ze - in spijkerbroek gehuld - te onherkenbaar voor de onderzoekers. Maar wie weet? Bij gebrek aan bestuurlijke processen die het College toch niet aankan, zal het komende zomer hooguit nog keuteliger worden dan het nu al aan het worden is. Nog even en het gerucht, dat al maanden rondzingt, dat Wim Pieper de leiding bij Gemeentebelangen weer op zich gaat nemen, blijkt op waarheid te berusten en we kunnen weer overgaan tot de orde van de dag.
Nel Son
Abonneren op:
Posts (Atom)